Aart Bouter

Persoonsgegevens

VoornaamAart
InitialenA.
AchternaamBouter
GeslachtMan
Leeftijd21
BeroepGroenteboer/melkboer
WoonplaatsNootdorp
Geboren30 september 1920 in Delft.

Reden arrestatieJehovah's getuige
Gearresteerd inVoorschoten
Gearresteerd op15 februari 1942

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel15 februari 1942
Oranjehotel verlaten10 maart 1942
Vonnis

VervolgAmersfoort
14-15 april: terug in Scheveningen
In april 1942 naar Sachsenhausen/Oranienburg
Februari 1944 naar Schloss Jungfern Breschan (Tsjecho-Slowakije), het landgoed van de familie Heydrich
BijzonderhedenBinnen in Oranjehotel op last van IVB 3 Engelsman.

Categorieën

Jehova's getuige
 
Bron(nen):
Vonniskaarten NRK

Reports from the commander of the Security Police Scheveningen to the commander of the Security Police in The Hague concerning the detainment of prisoners in the police prison in Scheveningen 2. January - 10. September 1943

Ingezonden verhalen over Aart Bouter

Ingestuurd door Benjamin op 14 december 2022

Het verhaal van zijn arrestatie en alles wat daar op volgde is te lezen in de roman ‘De schoenen van Heydrich’.

Een recensent van De Leestafel schreef over het boek: “Een boek dat enorme indruk maakt. Het verhaal is verbijsterend en adembenemend.”

Een andere recensent schreef: “Een 21-jarige Bijbelonderzoeker verlaat de twee-onder-een-kap en wordt meteen gearresteerd. In 1944 stuurt Himmler hem, samen met veertien geloofsgenoten, vanuit concentratiekamp Sachsenhausen naar het landgoed van Lina Heydrich. Haar man is vermoord, ze heeft hulp nodig. Tussen haar en de Bijbelonderzoekers ontstaat een opmerkelijke symbiose.”

Het boek is bij de Nederlandse bibliotheken te leen. En natuurlijk te koop bij de (internet)boekhandel.

Ingestuurd door Oranjehotel op 06 februari 2025

Verslag over Aart Bouter, ingestuurd door Meinard Tydeman op 27-11-2024.
Gebaseerd op een video interview door het Holocaust Memorial Museum in Washington, bij Aart thuis in Maassluis (Van Beethovenlaan 475) op 4 september 1990, toen Aart 70 jaar oud was.


Aart werd in Delft geboren op 30 september 1920 en trouwde met Johanna Visser. Samen kregen ze 4 kinderen; 3 jongens en 1 meisje die samen 7 kleinkinderen ter wereld brachten. Aarts’ vader - Willem Bouter - overleed op 1 september 1930. Zijn moeder overleed in 1980 op 82-jarige leeftijd. Aart had een jongere broer genaamd Cornelis die inmiddels is overleden, en 2 zusters; Maaike en Marie. Marie woont in Zuid-Afrika. Aarts’ vader was fabrieksarbeider bij Calvé. Aart is groenteboer en melkboer geweest en daarna hoofdvertegenwoordiger bij de Melkunie. Aart was tijdens het interview al 17 jaar met buitengewoon pensioen.


Aart dacht dat men in Nederland geen last had van het feit dat Hitler in Duitsland aan de macht kwam. Het was toen economisch in Nederland crisistijd. Aangezien Aart toen nog jong was, had hij altijd werk, want jonge mannen kostten een ondernemer toen veel minder.


In mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen en in juli 1940 kwamen Jehovah’s Getuigen bij Aarts’ moeder aan de deur. In augustus las Aart in de krant dat het werk van Jehovah’s Getuigen verboden werd. Aarts’ moeder, zijn verkering en andere familieleden waren toch geïnteresseerd in hun boodschap. In april 1941 zijn Aart en Johanna gedoopt in een bad bij iemand thuis in Alphen aan de Rijn. Al gauw hoorden Aart en Johanna dat veel Jehovah’s Getuigen werden opgepakt en gearresteerd.


Wat Aart tot de Getuigen aantrok was het feit dat de hele wereld als het ware in brand stond, terwijl de Getuigen zich hiervan distantieerden. Bij de invasie waren veel Nederlandse jongens gesneuveld en ook Aart had in juli 1940 in militaire dienst moeten gaan, maar door de capitulatie ging dat niet door. Nu hoorde Aart dat niet één Getuige deel had genomen aan het bombardement van Rotterdam.


De nazi’s dachten een duizendjarig rijk te stichten in Europa, terwijl de Getuigen beweerden dat geen enkele menselijk macht dit kon bewerkstelligen en dat alleen Gods koninkrijk dit wereldwijd zou gaan doen. Duitsland had na de eerste wereldoorlog erg geleden, en nu kwam daar een man die elke Duitser een Volkswagen beloofde, die overal snelwegen bouwde en iedereen aan werk hielp. De Getuigen predikten dat alleen Gods koninkrijk vrede zou brengen. Dat Jezus de beste koning zou worden in een rechtvaardig koninkrijk waar de mensheid voor eeuwig in geluk zou kunnen leven. Daarvoor was de mens immers oorspronkelijk geschapen. De meeste mederegeerders van Jezus waren al uitgekozen, de onderdanen van dat koninkrijk stonden klaar. Ziekte en dood zou dan verleden tijd zijn. Die boodschap maakte de Getuigen volgens Aart buij de nazi’s staatsvijand nummer 2. De communisten waren vijand nummer 1 maar omdat de Getuigen geweld afzwoeren waren zij vijand nummer 2.


Op een zondagmiddag in Voorschoten, 15 februari 1942 werd Aart gearresteerd. Hij was met een ervaren Getuige meegegaan naar een adres van geïnteresseerde mensen, maar hier waren ze in de val gelokt. Het bleken nazi-gezinde personen te zijn. Ze hadden belangstelling in de boodschap van de Getuigen geveinsd. Zij waren lid van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB).


Rond een uur of 6 in de namiddag verlieten Aart en zijn partner dat huis en werden ze op de Oranjelaan aangehouden door een Nederlander in burger met grote laarzen aan. De man waarschuwde Aart en zijn geloofsbroeder om geen gekke dingen uit te halen anders zou hij ze neerschieten, en dat ze gearresteerd waren. Hij kende zelfs de naam van Aarts’ partner, zijnde André Schöpfer, een Duitser die als reizende ouderling diende. Later is André in het kamp omgekomen. Met de blauwe tram gingen ze naar het Binnenhof in Den Haag en vandaar naar de gevangenis in Scheveningen.


Aart was bang dat ze nu z’n hele familie zouden vervolgen, zoals zijn jongste broer, maar toen hij eenmaal in het doorgangskamp Amersfoort zat, kreeg hij post van de familie, met de boodschap dat het hen goed ging. Dat was weer een zorg minder.


Toch zakte hem de moed wel in de schoenen. Aart was de oudste zoon van een weduwe. Hij kwam als het ware net achter moeders pappot vandaan en was net getrouwd. Hij was verwend door z’n vrouw en z’n moeder. Hij had net de Bijbelse boodschap van de Getuigen leren kennen en ineens zat hij in een cel waar je alleen maar heen en weer kon lopen, waar je geen schone was kreeg en je je niet kon baden. Aart moest denken aan apostel Petrus die ook in het gevang zat en plotseling werd bevrijd. Hij hoopte misschien ook zoiets mee te maken.


Op het Binnenhof zat Engelsmann van de Gestapo, die het speciaal op de Getuigen had gemunt. André Schöpfer werd hier streng ondervraagd. Niet zo bij Aart omdat hij niet zo belangrijk scheen. André daarentegen had op het landelijke bijkantoor van de Getuigen aan de Camplaan 28 in Heemstede gewerkt. Diezelfde avond werden Aart en André naar de gevangenis in Scheveningen gebracht.


Aart werd alleen in een cel gestopt. De volgende dag zat hij samen met een communist die stratenmaker was; een aardige man genaamd Willemse. De eerste dagen had Aart geen interesse in het voedsel van het gevang maar later kreeg hij honger en nam hij alles aan als 21-jarige jongeman. Aart verbleef 6 maanden in Scheveningen in vleugel F. Plesman zat daar overigens ook maar dan als gijzelaar en zo had hij meer vrijheid om rond te lopen. Aart ontmoette hem tijdens het luchten als hij daar liep met z’n kalotje op.


In de winter van 1941/1942 was het extreem koud en werd overgeplaatst naar kamp Amersfoort. Hij moest zich bij binnenkomst tot op z’n nakie uitkleden. Er is toen veel kou geleden omdat je lang moest wachten totdat je kleding kreeg. In Amersfoort was het heel slecht. Er was een open riolering en de honger was er zó erg, dat mensen uienschillen, die daar in de ontlasting dreven, eruit haalden om op te eten. Men liep daar rond in oude Nederlandse versleten soldatenpakjes.


Een zekere Berg was daar de beul, een dikke kerel. Hij had de gewoonte om een peukje weg te gooien waarop alle gevangenen erachteraan gingen, behalve Jehovah’s Getuigen. Aart realiseerde zich toen hoe goed het was om niet aan roken verslaafd te zijn en je zo te laten vernederen. Berg had dan de grootste lol terwijl de gevangenen om een peukje vochten.


Aart zag daar ook hoe een pastoor een dode muis opat toen een barak werd leeggemaakt. Sommige gevangenen ruilden hun broodrantsoen voor rokerij. Sommigen van hen zijn later gestorven. Aart wist dat door te roken het hongergevoel verdween. Normaalgesproken zou dat

geen probleem zijn als je maar genoeg te eten hebt. Maar hier kon je rookverslaving je dood betekenen als je steeds voedsel voor rokerij ging ruilen.


Als de Getuigen in hun gebed God dankten voor het voedsel, dan vroegen ze God of dat weinige voedsel dat ze hadden, hen de kracht mocht geven om een redelijke conditie te behouden. Aart vroeg zich af hoe andere gelovigen daar, een gebed konden opzenden terwijl ze verslaafd waren aan roken.


Sommige gevangenen gingen op den duur met hun eten spelen. Ze gingen hun brood kneden, dan weer opwarmen, dan weer bewaren en ’s nachts een stukje opeten en dan weer spelen met het resterende deel. Ze waren constant bezig met de gedachte aan eten. De Getuigen daarentegen hadden onder elkaar afgesproken om op te eten wat je kreeg en andere gedachten van je af te zetten. Zo sterkten ze elkaar.


Aart maakte ook mee dat veel Russische of Mongoolse gevangenen in vrachtwagens werden afgevoerd en dat alleen hun kleding schoeisel terugkeerde. Ze waren geëindigd in massagraven.


Na 6 weken ging Aart weer met de trein terug naar de gevangenis in Scheveningen. Toen hij een keer z’n ton met ontlasting ging legen, ontmoette hij André Schöpfer weer. Aart kreeg een stukje papier en schrijfgerei te pakken en schreef toen aan André hoe hij in kamp Amersfoort Klaas Zweere en Theo van Leeuwen en andere bekende Getuigen had ontmoet. De volgende dag tijdens het luchten deed Aart alsof hij even z’n veters vast moest maken zodat André aan hem voorbij zou komen, en zo heeft hij André het smokkelbriefje kunnen toespelen.


Op een dag werd Aart samen met André naar het Binnenhof vervoerd om verhoord te worden door Engelsmann. De chauffeur was misschien van de Wehrmacht en verder niet in hen geïnteresseerd, zodat ze elkaar flink moed konden inspreken voor het komende verhoor. Aart had honger en zag onderweg een bakkerskar voorbij komen wat de honger alleen maar erger maakte.


Aart werd bevolen om de bekende afzweringsverklaring voor Jehovah’s Getuigen te ondertekenen. Daar stond in dat de leer van Jehovah’s Getuigen een dwaalleer was, dat je geen Getuige van Jehovah meer wilde zijn, en dat je, eenmaal in vrijheid, elke Getuige van Jehovah bij de Gestapo zou aanbrengen. Toen Aart dat weigerde werd hij in alle 4 hoeken van de kamer geslagen. Het was op een zondag dat Aart gearresteerd werd en daarom had hij nog steeds z’n trouwpak aan toen hij bij dat verhoor zo’n pakslaag kreeg. Al die tijd was er een Nederlandse typiste bij die alles lachend noteerde op haar schrijfmachine. Het viel Aart zwaar en hij had moeite om het allemaal te verwerken.


Engelsmann vroeg ook om namen van andere Getuigen. Aart noemde toen namen van Getuigen die al bij een arrestatie van november 1941 gearresteerd waren in de omgeving van Gouda, zoals Klaas Zweere die inmiddels in kamp Amersfoort zat, en nog veel anderen. Toen Aart later weer in Amersfoort terugkeerde zei hij de Getuigen van die groep voor de grap dat hij ze nog had ‘verraden’ ook.


Daarna is Aart naar Duitsland gedeporteerd samen met enkele geloofsbroeders uit kamp Amersfoort. Op 20 april 1942 was Hitler jarig. Op die dag reed hun trein Duitsland binnen.

Bovenin de veewagons waren kleine openingen en zagen de gevangenen hoe van alle huizen het hakenkruis werd gevlagd. Aart heeft tijdens dat transport overnacht in gevangenissen van Keulen, Hannover en Berlijn. Onderweg stierven heel wat mensen, ook in de gevangenissen. Er was veel honger.


Op die trein waren ook politieke gevangenen, communisten, zwarthandelaren, verzetsstrijders, veel joden, vrouwen enz. Aart herinnerde zich een oude joodse man die veel verdriet had. Hij had z’n vader kunnen zijn. De Getuigen hebben toen met hem gesproken.


Toen Aart arriveerde in Sachsenhausen.moesten de gevangenen meteen aantreden. Ze werden ze door een hoge SS’er geïnspecteerd alsof ze vee waren op de veemarkt. Hij wilde weten waarvoor ieder van hen was gearresteerd. Af en toe werd er een klap uitgedeeld. Iedereen moest een barak binnen gaan door een deur. Aan beide zijden van die ingang stond een SS’er die erop los sloeg. Maar je moest daar toch naar binnen. Klaas Zweere, die kolenhandelaar in Waddinxveen was, kreeg een harde klap op z’n hoofd.


Soms kozen ze één persoon uit een barak. In dit geval was het een Duitse Getuige die al 5 jaar in de gevangenis had gezeten. Ook nadat hij die 5 jaar had gezeten, werd hij niet vrijgelaten. Hij kreeg nu dus extra gevangenisstraf. Hij werd ontzettend op z’n hoofd geslagen, maar later verklaarde hij dat het was alsof de klappen werden opgevangen. Voor Aart, die uit een huiselijke omgeving kwam, was het moeilijk te geloven dat mensen elkaar zoiets aan konden doen. Het waren echt sadisten.


Sommige Getuigen die al jaren gevangenzaten, werkten in de kampkeuken. Aart werkte bij ‘Bauhof’ waar hij wagons moest laden met bijvoorbeeld deuren voor barakken. In de tuinderij had hij prettig werk. Dan at je tussendoor weleens rauwe sla. Hij deed soms ook graafwerk. Sommige commando’s moesten schoenen lopen door steeds over de appèlplaats met nieuwe schoenen rond te lopen. Dat was een verschrikkelijk strafcommando. Het commando waarin je werd aangesteld bepaalde of je het er levend vanaf zou brengen of niet.


In die dagen dacht Aart vaak aan het verhaal van de verloren zoon. Die kon, toen hij aan lager wal was geraakt, met de varkens mee eten. Aart dacht soms: “Ik wou dat ik met de varkens kon mee eten”. Zo’n honger was er. Maar het was niet mogelijk om daar je eigen keuzes te maken. Je kon je werktoewijzing niet uitkiezen, dat moest je aan de hoge heren overlaten.


Toen Aart in Sachsenhausen binnenkwam zaten alle Getuigen in de ‘Isolerung’. Dat waren geïsoleerde barakken. De blokoudste was een beroepsmisdadiger genaamd Anton. Hij was een geschikte kerel en had een groene driehoek, terwijl de Getuigen een lila (Duits voor paars) driehoek hadden.


Er was net een Wachttoren uitgekomen met de profetie uit het boek Daniël, over de koning van het Noorden en de koning van het Zuiden. De leidinggevende broeders zoals Erich Frost, Konrad Franke, Herman Peters en August, bespraken die onderwerpen uit binnengesmokkelde lectuur die zusters uit een naburig buitencommando hadden doorgegeven, met alle 300 Getuigen die in een barak bijeengekomen waren. De blokoudste wist daarvan en een paar broeders hielden wacht. Er was een alarm signaal afgesproken voor eventueel onraad. Er werden zelfs religieuze liederen gezongen die de wachtposten verderop gehoord moeten

hebben. Een geheime vergadering op zondagmiddag met 300 personen midden in het hol van de leeuw!


Er zijn toen wel geschriften en Bijbels gevonden in die barakken, waarvoor de Getuigen ook gestraft werden. Een Poolse Getuige van 67 jaar kreeg bijvoorbeeld 25 stokslagen. Hij werd op een houten bok gebonden zodat het zitvlak strak stond en dan sloeg de beul erop los. Die beul kreeg daar extra eten voor.


Alle Getuigen werden hierna in barakken over het hele kamp verspreid. Aart en broeder Bootsman kwamen terecht in een barak met Poolse politieke gevangenen. Nu hadden ze juist gelegenheid om aan al die gevangenen getuigenis te geven over de Bijbelse boodschap. De Getuigen die in de barak van de homoseksuelen terecht kwamen hadden het minder makkelijk.


Er waren onder de Getuigen vaste tijden voor prediking zoals op zondagmiddag. De Nederlandse Getuigen zochten dan Nederlandse gevangenen op. Er was ook een verdeling van verantwoordelijkheden waarbij sommige ouderlingen van barak tot barak rondgingen om instructies uit te wisselen. Alles was goed georganiseerd. Sindsdien leest Aart elke dag trouw een Bijbeltekst voor die dag om er dan over na te denken. Dat heeft hij daar in Sachsenhausen geleerd.


In de winter van februari 1944 werd Aart overgeplaatst naar Tsjechoslowakije. Er lag veel sneeuw in Jungfrau Breschau in het dorpje Panenske Brezany. Met 15 geloofsbroeders kwam Aart te logeren in een paardenstal van een kasteel. Ze zaten onder de paardenvlooien. Eén broeder telde op één nacht 96 vlooien op z’n lichaam. Ze hebben toen om carboleum gevraagd waar ze houten blokken mee hebben ingesmeerd, en dat heeft de vlooien weggejaagd.


Heydrich was adjudant van Himmler, een echte Gestapo man. Hij was in 1942 door de Tsjechen vermoord. Toen heeft zijn weduwe, Frau Heydrich, in Sachsenhausen 15 Jehovah’s Getuigen besteld omdat zij wist dat die nooit wraak zouden nemen en de wraak altijd zouden overlaten aan God. Aart moest vanwege zijn beroep als melkboer in de koestal werken. Ieder werd afhankelijk van zijn beroep in een werktoewijzing ingedeeld. Uiteindelijk moesten ze hout versjouwen in de bossen. Ze vroegen om beter schoeisel en beter eten voor dat zware werk.


De plaatselijke Tsjechische bevolking zag de Getuigen in hun gestreepte gevangen kleding hout versjouwen. Hen was toegestaan om takjes uit het bos te halen voor brandstof, terwijl Frau Heydrich haar kelder vol kolen had. De Getuigen gaven de mensen dan takjes die ze op hun karretjes legden, maar daaronder verstopten ze stukken hout met hars erop dat lekker brand. In ruil namen die Tsjechen dan brood, koek, en soms en warme hap mee voor de gevangenen. De Getuigen kregen zo goed contact met de bevolking want er was maar één SS’er die hen bewaakte en die was meestal dronken. Er was ook een Getuige onder hen die van Tsjechoslowakije kwam en die kon goed als tolk dienen.


Op een gegeven moment verscheen er een hoge militair met veel onderscheidingen. Hij eiste van de Getuigen om van houten balken een barricade te maken op de weg van Praag naar Dresden om de Russen of de Amerikanen tegen te houden. De Getuigen waren al die tijd

neutraal geweest en wilden geen deel hebben aan oorlogshandelingen. Hun weigering kon verregaande consequenties hebben en de militair dreigde dat hij hen zou dwingen deze klus te klaren.


Onder de groep Getuigen was een comité gevormd uit een Duitse-, een Poolse- en een Nederlandse broeder, om in zulke zaken beslissingen te nemen. In overleg met de hele groep werd besloten om ook op dit laatste moment vlak voor de bevrijding, hun neutraliteit niet te schenden. Wonder boven wonder hebben ze de militair nooit meer terug gezien.


Frau Heydrich was goed voor de Getuigen ook al waren ze gevangenen. Als een SS’er iets tegen hen had, nam zij ze in bescherming. Zij stelde de Getuigen voor om voor haar vlucht huifkarren te laten besturen door de Getuigen, die dan vrij zouden zijn, terwijl zij zich zou verstoppen, achterin zo’n huifkar. De broeders overlegden dat voorstel en besloten daar niet aan mee te werken omdat zij zich in hun gevangen kleding niet als koetsier wilden laten gebruiken zodat zij en haar staf kon ontsnappen. Maar ze spraken onderling onder gebed ook af om dat besluit niet meteen bekend te maken, maar dit pas te doen wanneer het echt zover was dat ze moesten vluchten. Eén broeder die goed Duits sprak was aangesteld als woordvoerder.


Plotseling kregen de broeders opdracht om 6 varkens te slachten. Enkele Duitse broeders konden goed varkens slachten. Terwijl ze daarmee bezig waren kwam ineens het bericht dat de Russen vlakbij in aantocht waren. Frau Heydrich en haar staf was al met de noorderzon verdwenen. Zo bleven de 15 Getuigen gevangenen alleen over met 6 geslachte varkens en een stel huifkarren met paarden en zo kwam het dat Aart met spek en vet thuiskwam.


Op een eerder moment was een SS’er dronken binnengekomen in de kamer waar de Getuigen hun voedsel nuttigden. Ze waren gewoon om om beurten een gebed uit te spreken voor de maaltijd. De SS’r smaalde dat hij verantwoordelijk was voor hun voedsel en niet God. De broeders legden hem uit dat God het was die alles liet groeien en dat ze hem zouden blijven danken voor hun voedsel. Nogmaals benadrukte de SS’r dat er een moment zou komen dat ze zouden erkennen dat hij voor hun voedsel zorgde en niet God. Nu moest de SS’r vluchten en hadden de broeders een overvloed van voedsel.


Toen de oorlog was afgelopen moesten alle Nederlanders zich verzamelen in Praag om daar op transport te wachten, richting Nederland. Er bleek ook een groep kinderen van Nederlandse nazi’s te zijn die om gezondheidsredenen naar Duitsland waren gestuurd en door de chaos van de oorlog in Tsjechoslowakije terecht waren gekomen. Zij liepen daar nogal verloren rond. Niemand wilde iets voor die kinderen doen omdat hun ouders met de nazi’s hadden gecollaboreerd.


De 4 Nederlandse Getuigen besloten toen dat wat die ouders hebben gedaan, geen reden was om die kinderen aan hun lot over te laten. Ze moesten nog weken wachten en toen zijn ze voor die kinderen gaan zorgen met behulp van het Rode Kruis. Ze zijn gaan wandelen met die kinderen, ze hebben in een leegstaand klooster gebivakkeerd. Na het transport naar Nederland zijn de kinderen uiteindelijk na een maand bij Roermond aan de betreffende autoriteiten overgedragen. De kinderen hebben hun dankbaarheid geuit voor de zorg die hen is betoond.


Heydrich had veel kleding en schoeisel in zijn kledingkast die na zijn dood door niemand werd gebruikt. Zijn weduwe schonk het aan de Getuigen die voor haar hadden gewerkt. Zo droeg hij schoenen van maat 45 die Aart goed pasten omdat hij dezelfde schoenmaat had. Maar bij de broeders die maat 42 droegen gingen op den duur de neuzen van de schoenen omhoog staan, zodat ze onderweg naar huis een liedje zongen: “Schep vreugde in het leven, met de neuzen omhoog!”


Aart droeg een hoed van Heydrich, kousen van Heydrich en een smoking van Heydrich. Anderen droegen een plus-four van hem enz. Ieder had wat van hem aan, gezien de grote voorraad kleding van hem. Een vriendelijke bewaker van der Sicherheitsdienst had de Getuigen de kleedkamer van Heydrich ingestuurd en gezegd dat ze maar wat moesten uitzoeken. Veel kleding hadden ze ingepakt omdat ze in hun gevangen kleding onderweg overal voorrang zouden kunnen krijgen.


Omdat Aart een heel ander leven achter de rug had, moest hij weer helemaal wennen aan het gehuwde leven met zijn vrouw. Hij kwam op 12 juni 1945 thuis en in april 1946 werd hun zoon John geboren. Een jaar later werd Pepco geboren, genoemd naar een Tsjechische geloofsbroeder, een jaar later in juli werd Ben geboren en 13 jaar later werd hun dochter Louise geboren. Aart zei dat hij zijn vrouw de laatste 20 jaar pas goed heeft leren kennen. Meteen na de bevrijding had Aart als ouderling 26 jaar lang in de gemeente Loosduinen veel werk verzet.


Vele jaren later heeft Aart, samen met een Duitse geloofsbroeder, Frau Heydrich nog een keer opgezocht. Zij dreef toen een restaurant op het eiland Venmark in Denemarken.

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken