Persoonsgegevens
Voornaam | Berrie |
Initialen | G. J. |
Achternaam | van den Eikhoff |
Geslacht | Man |
Leeftijd | 28 |
Beroep | Kantoorbediende |
Woonplaats | Den Haag |
Geboren | 17 februari 1914 in Haarlem. |
Reden arrestatie | Jehovah's getuige |
Gearresteerd in | Den Haag |
Oranjehotel
Datum in Oranjehotel | 22 augustus 1942 |
Oranjehotel verlaten | 18 september 1942 |
Cel(len) | 678 | Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden |
Vervolg | Amersfoort, Buchenwald, Ravensbrück/Rügen |
Bijzonderheden | Gaf leiding aan vijf groepen Jehovah's getuigen t.b.v, ondergronds werk. Ook onder de namen 'Eikhoff' en 'van den Eijkhoff' vermeld in officiële documenten. |
NIOD
Vonniskaarten Nederlands Rode Kruis
NRK ABC-kaarten
Ingezonden verhalen over Gijsbertus Johannes van den Eikhoff
Verslag over Berrie van den Eijkhoff, gebaseerd op een video interview door het Holocaust Memorial Museum van Washington, op 13 december1991. Ingestuurd dppr Meinard Tydeman op 13-12-2024.
Berrie werd op 17 februari 1914 in Haarlem geboren. Zijn vader heette Hubertus van den Eijkhoff, en zijn moeder heette van haar meisjesnaam Toepoel. Beide waren gereformeerd. Zijn vader was treinmachinist en daarvoor werkte hij in 1900 bij de Ford autofabrieken in Amerika. Berrie had 2 zussen; Cor en Marie. Berrie doorliep de basisschool en een avondschool en werkte bij de Postcheque en Girodienst. Als hobby had hij atletiek, maar meestal werd hij in zijn vrije tijd door zijn ouders aan het werk gezet. Berrie verhuisde naar Den Haag.
In 1938 trouwde Berrie. In Den Haag hoorde men wel bedreigingen uit het buitenland maar men dacht niet dat die ook naar Nederland zouden komen. Minister president Colijn kalmeerde het volk met de gedachte dat er niets aan de hand was totdat op 10 mei 1945 plotseling toch de invasie van het Duitse leger plaatsvond.
In 1939 was Berrie sergeant in militaire dienst. Hij moest een Jehovah’s Getuige bewaken die militaire dienst weigerde. Door die situatie en de gesprekken die erop volgden, is Berrie later zelf een Getuige geworden, en korte tijd nadat Berrie als Getuige werd gedoopt, werd zijn vrouw ook een Getuige van Jehovah. Tijdens de algehele mobilisatie kreeg Berrie een groot zakenverlof. In de kranten verscheen het bericht dat de activiteiten van Jehovah’s Getuigen, zoals het openbaar prediken, verboden waren.
De Nederlandse Getuigen stuurden brieven naar de nazi regering in Duitsland waarin stond dat God hun politieke partij zou vernietigen als zij onschuldige mensen nog langer zouden vervolgen, gevangen zetten en doden. Berrie moest met het openbaar prediken omzichtig te werk gaan vanwege de vele vijandige huisbewoners. Hier en daar bezocht hij mensen aan huis om dan weer een paar straten verder zijn prediking voort te zetten. Berrie had alleen een Bijbel bij zich en predikte ook veel door gebruik te maken van een toevallige ontmoeting.
Met alleen een Bijbel op zak werd je nog niet gearresteerd. Als een huisbewoner echt belangstelling toonde, ging je naar dat adres terug om Wachttoren lectuur te brengen. Natuurlijk had Berrie angst om gearresteerd te worden maar om dat te voorkomen hadden de leidinggevende broeders instructies gegeven om bijvoorbeeld al je Wachttorenlectuur op één plaats te verstoppen en niet op verschillende plekken, zodat in geval van een huiszoeking niets zou worden gevonden.
Zolang Berrie niet wist wat ging gebeuren had hij weinig of geen angst, totdat het wél gebeurd en men gaat nadenken over wat je hebt gedaan. Op zijn werkplek was nog een geloofsbroeder met wie hij wel gesprekken had maar over het algemeen was daar niet bekend dat hij een Getuige van Jehovah was. Toch is Berrie op zijn werk door de Gestapo gearresteerd. Hij probeerde nog te vluchten maar dacht dat het te risicovol was aangezien de Gestapo met een getrokken revolver liep midden tussen Berries’ collega’s.
Zijn vrouw was hier wel op voorbereid en wist dat dat kon gebeuren. Zij werd als gijzelaarster gevangen genomen om Berrie onder druk te kunnen zetten. Hun kind dat in 1941 was geboren, werd alleen in de kinderstoel achtergelaten om op de moeder druk uit te oefenen en geloofsgenoten te verraden. Maar de politie is niets te weten gekomen. Berrie had duidelijke afspraken met haar gemaakt. Ook de gebiedskaarten voor de prediking, van Den Haag tot Leiden, hadden Berrie en zijn vrouw op een veilige plaats verborgen en kwamen de verhoorders van zijn vrouw niet te weten. Berries’ vrouw is daarna weer vrijgelaten en zo kon zij weer voor haar kind zorgen.
Allereerst werd Berrie naar het hoofdkantoor van de Gestapo gebracht op het Binnenhof waarna hij gevangen werd gezet. Toen Berrie werd verhoord moest hij in het scherpe licht van een grote lamp kijken waardoor hij vermoeid werd. Engelsmann beval dat Berrie zich tot op z’n nakie moest uitkleden voor dat hij met zijn vraagstelling begon. Naast Engelsmann stond Claus Barbie. Als het antwoord van Berrie hen niet beviel, werd hij door 2 grote kerels met boksbeugels geslagen. Berrie ervoer het als meest vernederend dat er ook 2 vrouwen aanwezig waren terwijl hij werd geslagen en niets terug kon doen. Als Berrie z’n armen ophief om zich tegen de slagen te beschermen, werd hij nóg harder geslagen, waarbij Engelsmann met z’n pistool klaar stond om te schieten.
Onder die omstandigheden moest Berrie vragen beantwoorden. Engelsmann had het speciaal op de Getuigen van Jehovah voorzien. Berrie’s neusbeen, z’n ribben en z’n tanden werden met die boksringen kapotgeslagen en hij werd op z’n lies en op z’n benen geschopt. Daarna verontschuldigde Engelmann zich dat hij dit wel moest laten doen, omdat Berrie anders niet wilde praten.
Berrie gaf in Den Haag leiding aan 5 Bijbelstudiegroepen. Toen er foto’s werden voorgelegd herkende hij vele van de Getuigen uit die groepen. Er werd een doek over de foto’s gelegd en Engelsmann beval Berrie om direct te zeggen of hij de Getuige kende die hij zou aanwijzen als de doek werd weggehaald. Berrie nam zich voor niet één Getuige te herkennen.
Daarna werd hij 24 uur in een hokje opgesloten waar hij alleen met opgetrokken benen kon zitten. De dag erna werd hij eruit gehaald maar hij kon niet meer op z’n benen staan of lopen dus hij viel op de grond. Berrie werd weer geschopt en weer verhoord, keer na keer om te weten te komen wie de leiders waren onder de Getuigen. Berrie verzon toen een list om onder die druk vandaan te komen, door te zeggen dat zij de leiders nooit bij naam kenden maar alleen met een nummer. Toen werd gevraagd welk nummer Berrie dan wel had antwoordde hij: “1043”. Toen werden de verhoorders razend en zeiden tegen elkaar dat ze die leiders dan nooit te pakken zouden krijgen. Vreemd genoeg vroegen ze Berrie tijdens de verhoren op het Binnenhof niet wat hij tegen Hitler had, maar wat hij tegen de katholieke kerk had.
Toen het hen niet lukte om een bekentenis van Berrie te verkrijgen, werd hem een formulier voorgelegd waarop stond dat hij God en Jezus Christus moest verloochenen en nooit een Getuige in huis mocht nemen. Door dat te ondertekenen zou Berrie weer naar huis mogen keren.
De dag daarop moest Berrie bij een dame komen die een schrijfmachine en een stoel voor hem had neergezet. Berrie moest naast haar komen zitten wat hij ook deed, maar hij trok de stoel wat verder van haar vandaan, waarop ze zei dat hij de stoel moest laten staan. Terwijl ze met hem sprak ging ze met haar knie tegen Berries’ knie aan rijen, kennelijk met een bepaald bedoeling. Ze beweerde medelijden te hebben met Berrie vanwege de slaag die hij had gekregen. Ze stelde hem voor om bij hen te komen werken. Vanwege zijn militaire opleiding kon hij bij de SS komen werken in het Oosten van het land voor een salaris van f400,- per maand. Het zou spionagewerk betreffen. Op dat moment verdiende Berrie maar f60,- per maand dus het klonk verleidelijk. Toen Berrie dat toch weigerde begon de dame te schelden en werd zijn protocol op gemaakt en werd hij weggestuurd.
Berrie had altijd een hekel gehad aan verraders, maar toen ondervond hij hoe moeilijk het was om onder druk standvastig te blijven. Hij kreeg bewondering voor mensen die anderen uit hun groep niet verraden, over welke groep het dan ook gaat.
Daarna werd Berrie afgevoerd naar de gevangenis in Scheveningen, het Oranjehotel. Berrie kwam in een cel waar al 5 personen waren, hij was de 6e. Er was maar één kribbe, dus er was maar één persoon die in bed kon slapen, de rest sliep op de grond. Toen Engelsmann een keer kwam kijken in de cel, werd hij woedend op de bewakers en vroeg hoe ze het in hun hoofd haalden om een Getuige van Jehovah bij 5 anderen te stoppen. Volgens hem zou die Getuige de andere 5 ook tot het geloof bekeren. Alle 5 moesten eruit zodat Berrie alleen in de cel achterbleef. Het gevolg was dat er met etenstijd 5 etensketeltjes werden binnen geslingerd, met 5 broodjes en 5 zakjes met suiker. Berrie wist zich geen raad met al dat eten. Ze hadden vergeten de 5 namen aan de celdeur weg te nemen.
Berrie maakte een zak vol eten van al die boterhammen met boter en suiker. Een dag later werden alle Getuigen van Jehovah per trein op transport gesteld naar kamp Amersfoort. Onderweg zagen de andere Getuigen Berrie een boterham eten en ze vroegen hem of hij nog wat meer te eten had. Ze hadden erge honger geleden en nu kon Berrie van zijn overvloed delen met zijn broeders.
Bij aankomst in kamp Amersfoort werd naar je beroep gevraagd en zo kwam Berrie terecht in een magazijn. Een andere Getuige werkte daar als Sanitäter (verpleger) en vroeg Berrie om wat verband. Er lagen in dat magazijn hemden en bretels voor de SS, klompen voor de gevangenen, lepels enz. Berrie heeft van die hemden verband gemaakt en de Stachels (lijsten) vervalst om de verscheurde hemden te kunnen verantwoorden. De verpleger was erg blij met het ‘verband’. Gelukkig kon Berrie Amersfoort snel genoeg verlaten voordat iemand z’n geweer kon pakken om hem te straffen voor zijn bedrog.
Berrie kreeg ook opdracht van de SS om de bezittingen van de binnenkomende gevangenen in te zamelen. Het was een kantoor van de SS waar de SS al het goud en kostbaarheden innam. Berrie moest zorgen voor de inname van de rest, zoals voor zakdoeken enz. Hieronder bevonden zich ook Bijbeltjes, zakmessen en dergelijke. Onder de nieuwkomers waren ook Getuigen van Jehovah die hem vroegen of ze hun bijbeltje mochten behouden. Berrie antwoordde dan bars dat ze dat uit hun hoofd konden zetten, maar ’s avonds zocht hij ze op en bracht hun bijbeltje alsnog bij hen.
In gesprek met de SS mocht men hen nooit aankijken want dat zou al neerkomen op insubordinatie. Je moest naar beneden kijken, bijvoorbeeld naar hun laarzen, als je met hen sprak. Je kon hooguit ja of nee antwoorden, maar geen gesprek voeren, en al helemaal niet over je geloofsovertuiging.
Wat Berrie wel deed was tijdens werkzaamheden, bijvoorbeeld tijdens graafwerk waar een SS’er bij stond voor bewaking, met andere Getuigen over zijn geloof praten. Na een poosje zei de SS’er dan dat ze hun mond moesten houden want hij begreep wel wat de bedoeling was. Een keer pakte een SS’er Berrie bij de keel en zei hem dat hij hem zo de keel kon smoren. Hij legde uit dat hij vroeger een hekel had aan jongens die diertjes als kikkers doodden. Toen hij hoorde over de gruweldaden in Rusland, had hij zich gemeld bij de SS en toen hadden ze van hem een moordenaar gemaakt en zou hij Berrie zo kunnen doden. Maar hij deed het niet.
Vanuit Amersfoort was er steeds weer een transport. De gevangenen werden dan in groepen verdeeld en zo werd Berrie met zo’n 30 geloofsgenoten gedeporteerd naar Buchenwald. Daar werd Berrie toegevoegd aan een strafcompagnie. Getuigen werden allemaal in dat commando ingedeeld. Net als iedere andere gevangene kreeg Berrie een driehoek. Homofielen kregen een roze driehoek. Misdadigers een groene- en beroepsverbrekers een zwarte- en Jehovah’s Getuigen een paarse-.
De Getuigen kregen ook nog een rode bal als merkteken, zodat je als het ware een mikpunt was en iedereen met je kon doen wat hij wilde. Misdadigers, zoals gevangenen die hadden gestolen, kwamen ook in de strafcompagnie terecht en daar zaten de Getuigen dan voor 3 maanden tussen. Dat was bijzonder zwaar. Weinigen kwamen daar weer uit. Berrie moest in Buchenwald werken in de steengroeve.
Na die 3 maanden kwam Berrie in contact met Duitse Getuigen die daar al jarenlang zaten. Ze vroegen hem hoe hij dacht over roken en over bloedworst. Er bleken namelijk 2 groepen Getuigen te zijn. Berrie antwoordde dat hij daar geen gebruik van zou maken. Zo kwam hij in de A-vleugel. Daar zaten de Getuigen die probeerden zich zo goed mogelijk te houden aan Bijbelse geboden.
De SS merkte dat de Getuigen geen pogingen deden om werkzaamheden te saboteren, waardoor hun productie positief verschilde van andere groepen gevangenen. Als ze met de Getuigen het veld ingingen voor werk, wisten ze ook dat ze geen poging zouden doen om te vluchten. Daarom nam de SS graag arbeiders uit de groep Getuigen. De Getuigen op hun beurt zagen de SS als tijdelijke overheid zoals beschreven in het Bijbelboek ‘Romeinen’ hoofdstuk 13.
De kwestie van sigaretten en bloedworst kwam ter sprake omdat de arbeiders voor hun werk - als ze dat naar behoren hadden gedaan - door de SS eens per week werden beloond met sigaretten en bloedworst. De groep waar Berrie toe behoorde weigerde dat aan te nemen maar een andere groep Getuigen nam het wel aan. Zij werden dan ook gevraagd voor munitieproductie en oorlogsindustrie, werkzaamheden die de groep van Berrie weigerde. Het was niet eenvoudig om werk te weigeren omdat de consequenties verstrekkend konden zijn.
Vanwege de consequente houding van de groep Getuigen waar Berrie toe behoorde, werden zowel mannelijke als vrouwelijke Getuigen op den duur te werk gesteld tot in de hoogste regionen van de SS, zoals bijvoorbeeld in de huishouding.
Russische gevangenen hadden het erg moeilijk omdat zij tegen de SS op stonden en ermee dreigden dat Stalin hen zou wreken. Ook andere gevangenen konden zonder reden geschopt en geslagen worden, ook al deed je je werk goed. Alleen al een bewaker aankijken kon reden zijn tot slaag.
Sommige gevangenen wilden een eind aan hun leven maken omdat ze het niet langer konden aanzien of begrijpen. Degenen die hadden geprobeerd te vluchten moesten een uur voor- en een uur na zonsopgang appèlstaan. Dat was vooral in de zomer doodvermoeiend.
Degenen die tijdens de werkzaamheden waren overleden moesten door de anderen meegesleept worden naar het kamp omdat het aantal gevangenen bij het avondappèl moest kloppen met dat van het ochtendappèl. Als een vluchteling nog niet was gepakt moesten de overigen net zolang in de houding appèlstaan - soms tot diep in de nacht – tot de vluchteling terecht was. Daarna was men zó vermoeid dat men geen zin meer had in eten.
Daarna kwam de nacht-SS in dienst en dan mocht je een kwartiertje slapen, dan weer opstaan voor 5 minuten, dan weer slapen voor een kwartiertje, dan weer opstaan. Dat was zó vermoeiend dat de volgende dag bleek dat verschillende gevangenen daardoor waren overleden. Er vielen niet alleen doden door geweld maar ook door uitputting.
Vluchtelingen die gepakt waren werden aan de galg gehangen. Er stonden 3 galgen en de andere gevangenen moesten er langs lopen en ernaar kijken, want als je niet keek werd je tegen je benen geschopt. Alles om te voorkomen dat men zou proberen te vluchten.
Met de ontluizing moest men zich geheel ontkleden zodat je naakt in de barak stond, terwijl alle ramen werden geopend bij 25˚ vorst. Zo stond men stevig tegen elkaar de hele nacht zodat je de volgende ochtend bevroren was. Dan werd iedereen bevolen naar buiten te komen en een badruimte binnen te gaan. Daar werd men onder de hete douche geslagen waar je bijna verbrandde en er als een rode kreeft weer uit kwam. Men werd - zonder zich te mogen afdrogen - naar buiten gejaagd bij 25˚ vorst. Doordat velen daardoor stierven aan longontsteking waren de verbrandingsovens overvol.
Er werden willekeurig gevangenen aangesteld om de doden naar de verbrandingsovens te transporteren. Berrie vertelde dat er tijdens een zomer zó veel lichamen verbrand moesten worden dat veel dode lichamen lagen te stinken in de warme zon. SS’ers liepen er vanwege de stank en besmettelijke ziektes met een grote boog omheen. Berrie en anderen moesten dan zo’n transport verzorgen met gevaar door lijkengif besmet te worden.
Op het landgoed van Himmler bij Prenzlau werkten mannelijke en vrouwelijke Getuigen van Jehovah. Er vond in de villa van Himmler een vergadering plaats waarbij veel hooggeplaatste officieren van de SS aanwezig waren, onder andere Von Papen die later kamerheer van de paus is geworden. De lijfarts van Himmler - dokter Kersten - kwam naar buiten en riep een vrouwelijke Getuige naar binnen. Zij werd op een stoel geplaatst tussen al die hoge heren en gevraagd hoe zij dacht over de katholieke hiërarchie, waarop zij haar verhaal deed.
Na haar commentaar werd ze weer weggestuurd waarna een mannelijke Getuige werd binnengehaald. Berrie kende deze geloofsbroeder goed omdat Berrie zijn assistent was. De broeder was lectuurdienaar wat berekende dat ín het kamp, binnengesmokkelde lectuur ’s nachts werd gekopieerd en naar andere kampen werd gesmokkeld voor de geloofsbroeders en -zusters daar. Dat was heel gevaarlijk werk wanneer het door de kampleiding ontdekt zou worden.
De Getuige die binnen werd genodigd, was erg goed op de hoogte met geschiedenis in het algemeen maar ook met die van de van de katholieke kerk. Ook hij werd in de stoel gezet en dezelfde vraag gesteld. De Getuige ging staan en begon te vertellen. Er werden hem allerlei vragen gesteld en hij beantwoordde die met aanhaling van alle betreffende concordaten over die geschiedenis. Ook hij werd weer weggestuurd.
Geruime tijd later in december 1944 werd dezelfde Getuige weer binnengeroepen door dokter Kersten. Kersten vertelde de Getuige heimelijk dat op dat moment alle oorlogvoerende kopstukken op het Vaticaan vergaderd waren om te besluiten de oorlog in mei 1945 te beëindigen. De Getuige vertelde het aan Berrie omdat Berrie als zijn assistent met hem samenwerkte. Zo wisten de Getuigen al in december 1944 dat de oorlog eind mei, begin juni 1945 zou eindigen. Berrie en andere Getuigen hielden deze informatie geheim om dokter Kersten niet in gevaar te brengen.
Later werd Berrie als hulparbeider overgeplaatst naar het eiland Rügen aan de Oostzee, samen met 8 uitgekozen Getuigen die hoveniers waren. De kampleiding lag in handen van ene Waldschmidt met het doel om onderzoek te doen naar voedselveredeling. Berrie vermoedde al dat het niet lang meer zou duren want in de verte hoorden ze al het ‘Stalinorgeltje’ vuren. In de nacht werden ze vooruit geplaatst en in de morgen schoten ze de projectielen over hen heen. Dat was in mei 1945. Na een verwoede strijd zijn de Russen binnen gevallen.
Op het laatst lieten de SS officieren alle gevangenen aantreden en Berrie merkte op dat ze nu in burgerkleding waren gekleed en koffers bij zich hadden. Ze zeiden de gevangenen dat ze niet moesten denken dat de Russen hen zouden bevrijden maar dat de Russen hen zouden afmaken.
Eén van de SS’ers stapte naar voor en zei de gevangenen dat ze altijd voor hen hadden gezorgd en dat ze van nu af aan maar voor zichzelf moesten zorgen. Daarna verlieten de SS’ers het kleine kamp. Het duurde wel een half uur voordat de gevangenen beseften dat ze waren bevrijd. Berrie herhaalde meermaals dat ze nu vrij waren en dat de SS verdwenen was. Het drong niet door bij de geloofsbroeders van Berrie die al 8 jaar gevangen hadden gezeten.
De Russen waren hartelijk jegens de gevangenen. Zij mochten meteen de barak verlaten en werden in een hotel geplaatst. Berrie was als een geraamte en woog nog maar 41 kilo, net als alle anderen. Berrie maakte nu kennis met andere plaatselijke Getuigen en ze gingen erop uit, op zoek naar voedsel, brood, worst en dergelijke. Maar één geloofsbroeder was daar niet bij, dat was Gustaf Fürst. Toen hij terugkwam zeiden Berrie en de anderen trots dat ze 16 broden en 16 worsten hadden verzameld. Toen maakte Gustaf de kist open op zijn karretje en toonde al de Wachttorenlectuur die hij bij plaatselijke Getuigen had opgehaald om weer een begin te maken met het prediken. Berrie was onder de indruk van zijn geloofsijver.
Een spoorbrug verbond het eiland Rügen met het vasteland bij Stralsund. De brug was kapotgeschoten en gerepareerd dus er zou een trein kunnen rijden. Berrie had gehoord dat een Russisch bataljon per trein naar het vasteland zou gaan en nodigde een Hollander met wie hij kennis had gemaakt uit met hem mee te gaan. Maar de Hollander had bezwaar, bang wat de Russen hen iets zouden kunnen aandoen. Berrie verzekerde hem dat er niets zou gebeuren omdat zijn God hen zou beschermen.
Berrie bedacht dat het beter zou zijn om in de achterste wagon te gaan zitten omdat men eerst de voorste wagons zou vullen, wat inderdaad zo gebeurde. Zo bleven de achterste 2 wagons leeg op Berrie en zijn maat na. De Hollander vond Berrie een rare kerel maar hij kreeg toch wat meer vertrouwen in hem.
Op het vasteland aangekomen kon Berrie zijn ogen niet geloven. Toen hij uit de trein was uitgestapt zag hij om zich heen een zee van mensen tot aan de horizon, onder dekens, met matrassen, keteltjes en dergelijke. De Hollander zei dat ze maar een plek tussen al die mensen moesten zoeken maar Berrie vond dat geen goed idee. Hij meende dat het beter was om groepen mensen te vermijden en te blijven lopen totdat ze uit die menigte zouden geraken.
In de verte zag Berrie een rookpluim en hij besloot daar naartoe te gaan. Daar aangekomen stond er een locomotief met één wagon. De machinist verzuchtte dat ze er eindelijk aankwamen en had verwacht dat er duizenden zouden komen. Berrie antwoordde dat die verderop lagen, waarna ze werden uitgenodigd om in te stappen. Zo kwam Berrie en zijn maat aan in Rostock waar ze werden opgevangen in een Russisch kamp waar ze ook weer goed werden verzorgd.
Berrie heeft er moeite mee wanneer hij ziet dat mensen voedsel verspillen, denkend aan de honger die hij in het kamp heeft geleden. In de maanden oktober en november, wanneer het sneeuwt en regent moet hij terugdenken aan hoe hij in het kamp in die weersomstandigheden moest werken, hoe hij zijn natte kleding te drogen hing en de volgende morgen dezelfde natte kleding weer aan moest trekken. Ook als hij ja-knikkers in het land ziet met brandstof die wordt afgefakkeld, dan denkt hij aan de tijd in het kamp toen hij naar die vuren keek en dacht dat hij de volgende dag wel in zo’n vuur zou kunnen belanden.
Bij thuiskomst was de ontmoeting met zijn vrouw en zijn zoon, die nu opgegroeid was, een emotioneel en onbeschrijfelijk moment. Hij had zijn familie al die jaren niet mogen schrijven.
Berrie realiseerde zich dat hij in die jaren 3 maal ter dood werd veroordeeld, maar dat hij nog leefde en dat degenen die hem hadden veroordeeld, niet meer leefden.
Berrie heeft er wel moeite mee dat de generatie die na hem kwam, niet kon begrijpen wat er was gebeurd. Ze geloofden wel dat hij dit allemaal had meegemaakt, maar ze het niet bevatten. Dat gold ook voor de Getuigen met wie hij omgang had. Als men het wél zou hebben begrepen, zou men veel serieuzer de geschiedenis bestuderen zoals die 2 geloofsgenoten die bij Himmler in huis werd uitgenodigd, hadden gedaan.
Verhaal insturen
U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.
Account / aanmelden
Foto insturen
U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.
Account / aanmelden
Wijzigingen doorgeven
U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.
Account / aanmelden