Persoonsgegevens
Voornaam | Klaas |
Initialen | N. |
Achternaam | Zweere |
Geslacht | Man |
Leeftijd | 33 |
Beroep | Kolenhandelaar |
Woonplaats | Waddinxveen |
Geboren | 5 mei 1908 in Waddinxveen. |
Overleden | 29 augustus 1993 in Gouda. |
Reden arrestatie | Jehovah's getuige |
Oranjehotel
Datum in Oranjehotel | 23 maart 1942 |
Vervolg | Amersfoort, Sachsenhausen |
Bijzonderheden | Naar eigen zeggen (zie verhaal) werd hij van Amersfoort naar het Oranjehotel teruggebracht waar hij een tweede keer verbleef gedurende zes weken. |
Categorieën
Vervolgden Jehova's getuigenNIOD
Arolsen Politieregister 1942
Ingezonden verhalen over Nicolaas Zweere
Verslag over Nicolaas Zweere, ingestuurd door Meinard Tydeman op 26-12-2024. Het is gebaseerd op een interview door het Holocaust Memorial Museum op 29 mei 1991 op zijn 83-jarige leeftijd.
Nicolaas Zweere werd geboren op 5 april 1908 in Waddinxveen. Zijn vader, Abraham Zweere werd geboren in Zevenhuizen. Zijn moeder heette Lanie Tol en werd geboren in Waddinxveen. Zijn 3 broers heetten Frederik, Arie en Huibert. Vader Abraham werkte eerst als boerenknecht en later bij een brandstofhandelaar.
Klaas bezocht de lagere school en vanaf z’n 12e werkte hij op een boerderij. Zijn vader was niet kerks maar zijn moeder des te meer; zij was streng gereformeerd. Klaas meende dat, op een enkeling na, de Nederlanders geen supporters van het nazisme waren toen dat in 1933 in Duitsland opkwam.
In 1938 kreeg Klaas contact met Jehovah’s Getuigen via een klant die bij hem kolen kwam halen. Klaas runde toen een kolenhandel. Eigenlijk had hij door zijn streng religieuze opvoeding een hekel gekregen aan religie maar wat Klaas las in de lectuur van de Getuigen was voor hem als een bevrijding. Toch was hij ook op de hoogte van de vervolging en gevangenzetting van de Getuigen in Duitsland, vanwege een artikel over Arthur Winkler in het tijdschrift Vertroosting.
Klaas leerde dat de Getuigen geen fysieke- maar een geestelijke strijd voerden.
Op een gegeven moment werd er een grotere bijeenkomst van één dag voor Getuigen in Utrecht georganiseerd waar zo’n 500 deelnemers werden verwacht, maar op die bewuste dag viel Duitsland Nederland binnen, dus die vergadering ging uiteindelijk niet door. De Nederlanders werden door de invasie onaangenaam verrast maar de weerzin tegen Duitsers was al voor die tijd onder de bevolking toegenomen.
Het openbare predikingswerk van de Getuigen werd toen verboden en men deed vanaf die dag dat werk ‘ondergronds’, dat wil zeggen dat men niet meer met een lectuurtas op stap ging maar gewoon gesprekken met mensen ging voeren. Eventueel werd bij geïnteresseerden op een later tijdstip Wachttorenlectuur bezorgd.
Klaas was getrouwd en had 2 kinderen. Zijn vrouw was ook een Getuige van Jehovah. Klaas had de leiding over de groep Getuigen rondom Waddinxveen en had op een gegeven moment al een week lang met een bezoekende ouderling van het landelijke bijkantoor samengewerkt. Klaas werd door hem uitgenodigd voor een laatste vergadering op zondagavond, maar Klaas moest dringend voor zijn kolenhandel bij klanten op pad om gelden te incasseren. Hij beloofde toch te komen als hij eerder met zijn werk klaar zou zijn en zo gebeurde. Op die samenkomst werd Klaas gearresteerd samen met geloofsbroeder Ary Bakker.
Klaas werd met alle anderen naar de gevangenis in Scheveningen getransporteerd. Hij heeft daar enkele weken doorgebracht. Hij mocht per brief om schone kleding vragen en omdat er schone kleding voor hem werd bezorgd begreep hij dat zijn vrouw nog thuis was. Eén keer heeft zijn vrouw Klaas zelfs kunnen bezoeken.
Vandaar is hij met ongeveer 10 andere gevangenen per personentrein naar kamp Amersfoort gebracht. De voedselvoorziening was daar heel slecht. Er werd honger en ellende geleden. De meesten daar - Klaas incluis - waren terneergeslagen en dachten er alleen maar aan hoe ze tot de volgende dag konden overleven. Je lichamelijke en geestelijke toestand ging hard achteruit.
Klaas moest z’n eigen kleding afgeven en kreeg in plaats daarvan oude gebruikte militaire kleding. Klaas is in Amersfoort niet mishandeld en werd net als anderen behandeld. Toen hij weer naar Scheveningen werd teruggestuurd kreeg hij weer z’n burgerkleding terug maar die was toen veel te groot geworden, zó slecht was hij intussen gevoed. Z’n hoed zakte bijvoorbeeld tot ver over z’n oren over z’n hoofd. Ze zagen er allenmaal uit als levende lijken.
Toen Klaas voor dat transport van het kamp Amersfoort naar het treinstation in Amersfoort moest lopen, samen met andere gevangenen en enkele geloofsbroeders, moesten ze hun eigen koffer dragen. Eén man kon dat niet meer en zo kwam het dat Klaas met 2 koffers in de hand liep, terwijl hij niet eens wist van wie die koffer was. Eén van de gevangenen was zó zwak dat hij niet meer kon lopen. Een vrachtwagen werd aangehouden om deze man naar het treinstation te brengen. Toen de kolonne zich weer in beweging zette, raakte Klaas op den duur wel 20 tot 25 meter achterop. De SS bewaking had hem helemaal niet meer in de gaten en Klaas dacht erover na om een zijstraat in te schieten en te vluchten, maar hij deed het niet omdat hij wist dat ze hem direct weer zouden achterhalen.
Nu kwam Klaas voor 6 weken in de Scheveningen gevangenis terecht. Daarna is Klaas samen met geloofsbroeder Van de Berg uit Waddinxveen en enkele politieke gevangenen per personentrein naar Sachsenhausen gedeporteerd. Dit was een lange trein met enkele honderden gevangenen.
Klaas zag bij binnenkomst in Sachsenhausen mannen een kar trekken, anderen marcheerden, en weer anderen moesten schoenen inlopen over grind, over keien, en zo moesten ze de hele dag rondlopen. Het gaf een onrustige aanblik om te zien hoe men steeds moest draven en nooit gewoon mocht lopen.
Bij binnenkomst moest de groep van 20 gevangenen waartoe Klaas behoorde, door een ingang die veel te nauw was, om daar te douchen en te verkleden. De SS bewakers, die links en rechts van de doorgang stonden opgesteld, sloegen iedereen met een knuppel op het lichaam om de vaart erin te houden. Klaas kreeg een harde klap op z’n hoofd waardoor hij later een vuistdikke bult op z’n hoofd kreeg. Toch voelde hij er weinig pijn van. Hier ontving Klaas zijn kampkleding.
Klaas sprak geen Frans, Duits of Engels. Hij had geen hogere opleiding genoten. Bij het uitreiken van kleding kon de broek te lang zijn en dan moest je maar zien door ruiling met andere gevangenen, de gepaste kleding te vinden. Klaas had daarbij per ongeluk ‘okay’ gezegd. Dat zou voor de bewakers genoeg zijn om Klaas een pakslaag te geven maar een geloofsbroeder verdedigde hem door uit te leggen dat Klaas niet eens wist dat dat een Engels woord was. Zo voorkwam hij dat Klaas slaag kreeg voor het uitspreken van een Engels woordje.
Klaas werd ingedeeld bij de andere Getuigen in de twee barakken Block 13 en Blok 14 van een geïsoleerde afdeling. Terwijl andere gevangenen buiten hun barak in het kamp vrij konden rondlopen, moesten de Getuigen binnen de omheining van hun isolering blijven.
Klaas werd door de andere Getuigen hartelijk ontvangen en hij had al na 2 of 3 dagen werk. Klaas herkende de Nederlandse Getuigen aan een ‘H’ naast hun gekleurde driehoek en kampnummer. Hij was blij met hen te kunnen spreken. Klaas werd tewerk gesteld in het bos in het ‘Waldcommando’. Na het appèlstaan moest hij even terug naar de barak en rond 7.30 uur marcheerde het commando naar hun werkplek. In de zomer begon men eerder met het werk, tot een uur of 17.00. Na 2 uur appèlstaan was de werkdag om 19.00 uur voorbij.
In het begin werkte Klaas met 20 á 30 man waarbij de SS wachtposten om hen heen stonden. Dan moest je de hele dag doorwerken en als je dat niet deed werd je uitgescholden een aangevuurd om door te werken. Later werd het werkgebied zó groot dat de wachtposten wel 100 meter uit elkaar stonden. Dat was een hele verbetering want nu stond de SS niet direct op je vingers te kijken.
De eerste 3 maanden waren het ergst. Klaas kwam zó onder de zweren te zitten dat hij wel op de arme Job leek. Toen hij dat te boven kwam ging het beter.
Mishandelingen zoals het slaan en schoppen liet de SS uitvoeren door gevangenen die als Kapo’s of voormannen waren aangesteld. Voormannen over 100, voormannen over 50 enz. Zo hebben gevangenen elkaar het leven zuur gemaakt. Het was ondraaglijk. De Kapo die over de barak van Jehovah’s Getuigen was aangesteld, was een politieke gevangene.
In die tijd hielden de Getuigen Bijbelse bijeenkomsten, ze maakten muziek en zongen ‘koninkrijksliederen’ (religieuze hymnen) en ze werden door de Kapo van hun barakken goed behandeld. Hij stond al dat zingen en vergaderen toe, maar als er een SS’er in de buurt kwam moest alles snel gestopt worden. Later werden de Getuigen over alle Blocks van het kamp verspreid. Klaas kwam met 4 of 5 andere Getuigen terecht in Block 68. Daar zaten politieke gevangenen en die behandelden Klaas ook goed.
Bij het opstaan in de ochtend kreeg men een kop koffie of thee en moest men per Block buiten appèlstaan. Er waren in die tijd 68 Blocks en zo’n 10.000 gevangenen maar later waren er wel 30.000. Daarna moest je aantreden bij je werkcommando om naar je werk te vertrekken. De jongste Getuige was Herbert Zwarts uit Eindhoven. Hij zal toen net z’n tienerjaren zijn ontgroeid.
Elke dag kreeg Klaas een uitgeschreven Bijbeltekst mee die hij met de andere Getuigen in zijn werkcommando moest bespreken. Men was het dan niet altijd over de uitleg ervan met elkaar eens, maar het bleef toch altijd een gemoedelijk gesprek. Eenmaal terug op het kamp werd over het onderwerp navraag gedaan bij de leidinggevende en ervaren geloofsbroeders, en kon het begrip over dat onderwerp worden opgehelderd.
Als de Getuigen door de SS betrapt waren op Bijbelbezit of iets dergelijks wat hen verboden was, dan moesten bij binnenkomst in het kamp ‘Austreten’ (zich in een aparte groep opstellen) en moesten ze zich geheel ontkleden en werd iedereen gecontroleerd op binnengesmokkelde zaken. Klaas had zijn papiertje met de dag(Bijbel)tekst in zijn manchet gefrommeld maar dat werd gevonden. Lange tijd hoorde hij er niets over maar uiteindelijk werd hij toch opgehaald om extra verhoord te worden in de Kommandantur (Commandocentrum). Leidinggevende geloofsbroeders hadden Klaas en de andere Getuigen geïnstrueerd om te zeggen dat zij het briefje hadden gekregen van ‘broeder Peters’. Enkele Getuigen bij wie ook zo’n briefje was gevonden werden ook verhoord en één van hen kreeg als straf daarvoor 25 stokslagen. Klaas werd in dit geval niet gestraft.
Bij de evacuatie van Sachsenhausen gingen de Getuigen als laatsten het kamp uit in de duisternis van de nacht terwijl ze links en rechts hoorden schieten. Ze begrepen niet wat dat betekende. Toen het dag werd zagen ze langs de weg allemaal lijken liggen. Eerst om de 100 meter, later 2 om de 100 meter en zo steeds meer. Er liepen 4 SS bewakers rond een groep van 200 gevangenen en zo gauw als iemand het tempo niet meer bij kon houden werd hij aan de zijkant opgesteld en doodgeschoten. Misschien liep er 25 meter achter hen een volgende kolonne maar daar mocht zo iemand zich niet bij aansluiten.
Klaas verbaasde zich over de groep Getuigen die marcheerden want die leek veel talrijker dan ze in werkelijkheid waren. Het bleek dat Russische en Poolse sympathisanten zich op het laatst bij hen hadden gevoegd. Op een of andere manier hadden ze zelfs paarse driehoeken, als uiterlijke kenmerk van de categorie ‘Jehovah’s Getuigen’ geregeld, om zich als zodanig te identificeren. Zieke Getuigen zoals Arthur Winkler werden op een kar meegevoerd. Geen enkele Getuige is onderweg verloren gegaan.
Op een gegeven moment nam de voorman van de SS een Getuige mee achterop een fiets. Klaas vond dat heel vreemd maar toen ze een half uur later terug kwamen, zei hij de Getuigen om vol te houden want ze konden overnachten op een boerderij, op een hooizolder ofzo, en ook dat er nog een verassing stond te wachten. Eenmaal aangekomen bleek dat de boer in een groot vat bij een waterput, een grote hoeveelheid aardappelen had gekookt. Elke Getuige kreeg een paar gekookte aardappelen en menigeen hield er buikpijn van over, net als Klaas, want zoiets konden ze eigenlijk niet meer verdragen. Klaas ervaarde de hulp van de SS’er en de boer als een verhoring van hun gebeden aan Jehovah.
Op het laatste stuk van de dodenmars was het een grote bende want het Duitse leger ondernamd niets meer. De oorlog was voorbij en de gevangenen waren nu vrij. De groep Getuigen liep over grasland al die chaotische toestanden voorbij totdat ze op een kruising kwamen en daar ontmoette Klaas de eerste geallieerde soldaat. Een Afro-Amerikaanse Canadees die z’n revolver in z’n hand ronddraaide. Hij maande de Getuigen rechtsaf te gaan, en hij stuurde de Duitse soldaten rechtdoor. De andere gevangenen werden linksaf gestuurd. De Getuigen kwamen op een boerenland terecht en even later kwamen ook hun Russische en Oekraïense vrienden bij hen.
De rollen waren nu omgekeerd en de gevangenen lieten nu de Duitse soldaten opstaan, neerliggen en weer opstaan. Precies zoals zij in het kamp door de Duitsers waren gekoeioneerd. De Duitse soldaten die inmiddels ontwapend waren, moesten hier wel aan meedoen want anders zouden de gevangenen zo over een hekje kunnen springen om hen mores te leren. De Getuigen wilden aan die vergelding niet meedoen. Na een kwartier ofzo werd bevel gegeven hiermee te stoppen. Een SS’er herkende een Getuige onder de groep gevangenen en keek hem aan. De Getuige zei hem dat het ‘jetzt umgekehrt war’.
De Getuigen werd toegestaan om voedsel van het leger te gaan halen en veel van hen stormden erop af maar de leidinggevende broeders maanden hen om het nog even vol te houden en zich te beheersen. Ze raadden aan om al het voedsel om één plek te brengen en nog niet te gaan eten. Ze vonden een complete veldkeuken die ze met wel 20 man moesten versjouwen. Ze hebben daar gekookt en in eerste instantie kreeg ieder een heel klein beetje te eten. Klaas zou het anders naar hun hoofd hebben teruggegooid, zó weinig was het, maar hij begreep dat dit juist heel verstandig was.
Andere gevangenen aten bijvoorbeeld een hele worst op omdat ze zich niet konden beheersen en ook omdat daar geen leidinggevenden waren die hen konden begeleiden. Die stierven korte tijd later alsnog aan overeten.
Vandaar werd Klaas en z’n bevrijde geloofsbroeders met vrachtwagens naar een kazerne in Schwerin gebracht. Op 10 juni zag Klaas z’n vrouw weer. Hij had al een kaart via het Rode Kruis naar huis gestuurd vanuit Ommen waar hij nog 10 dagen verpleegd is geweest. Vanuit Ommen bracht hij nog één nacht door in hst voormalig doorgangskamp Amersfoort, maar nu in keurige bedden. Vandaar ging het per trein naar Gouda.
Het werd een emotioneel weerzien. Zijn oudste dochter herkende haar vader nog wel maar de jongste niet. De kinderen uit de buurt hadden de thuiskomst van Klaas al luidruchtig aangekondigd, en Klaas moest zoeken wie van al die kinderen nu eigenlijk zijn jongste dochter was.
Klaas was in mei 1945 bevrijd en kwam in juni pas thuis. In al die jaren van gevangenschap had hij zijn God Jehovah dagelijks gebeden of Hij zijn vrouw en kinderen de ellende die hij zelf meemaakte zou willen besparen, en dat hij ze eens weer terug zou mogen zien.
Klaas zette na zijn bevrijding zijn kolenhandel weer voort om in het onderhoud van zijn gezin te voorzien en ging ook weer door met het geven van Bijbels onderwijs. Klaas bezocht zijn vrouw elke dag in een verzorgingshuis en hij besteedde nog zo’n 30 uur per maand aan de prediking van het Goede Nieuws. Hij genoot op zijn 83e nog een goede gezondheid.
Verhaal insturen
U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.
Account / aanmelden
Foto insturen
U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.
Account / aanmelden
Wijzigingen doorgeven
U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.
Account / aanmelden