Persoonsgegevens
Voornaam | Simon |
Initialen | S. |
Achternaam | Vestdijk |
Geslacht | Man |
Leeftijd | 45 |
Geboren | 17 oktober 1898 in Harlingen. |
Overleden | 23 maart 1971 in Utrecht. |
Reden arrestatie | Verzet |
Gearresteerd in | Doorn |
Gearresteerd op | 4 mei 1942 |
Oranjehotel
Datum in Oranjehotel | 25 januari 1943 |
Oranjehotel verlaten | 25 februari 1943 |
Cel(len) | 412 | Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden |
Vervolg | Sint Michielsgestel (waar hij op 1 maart 1943 is vrijgelaten) |
Bijzonderheden | De heer Vestdijk zat niet als gevangene in het Oranjehotel maar als gijzelaar. |
Ingezonden verhalen over Simon Vestdijk
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (1898-1971) is een van de meer bekende gevangenen in het Oranjehotel. De schrijver verbleef in 1943 bijna 6 weken in de gevangenis om te worden ondervraagd. Na zijn verhoor keerde hij weer terug naar Sint-Michielsgestel, een gijzelaarskamp voor de politieke en culturele elite.
Inspiratie
Vestdijks tijd in het Oranjehotel was een belangrijke inspiratiebron voor zijn semi-autobiografische roman Pastorale 1943, dat hij vlak na de bevrijding in 1945 schreef, en in 1978 werd verfilmd. Uit de stukken over het Oranjehotel, gebaseerd op persoonlijke herinneringen, kunnen we veel over zijn ervaringen in het Oranjehotel opmaken. Zo bevestigde Vestdijk in zijn boek de diverse afkomst en reden van arrestatie van de gevangenen. Over de eerste nacht van hoofdpersoon Johan Schults schreef Vestdijk:
‘Voor het eerst nam hij deel aan het eerwaardige gevangenisritueel der klopseinen, waarop zelfs de Duitse modelcipiers geen inbreuk hadden weten te maken. Zoals de tam-tam-signalen door de oerwouden van donker Afrika, zo zwierf van cel tot cel het ritmische ‘klop kloppe klop klop rust klop klop’ – uit alle richtingen scheen het te komen, zelfs van boven waar geen cellen waren. Er werd niet bij geroepen, het sein volstond: we zijn er nog, we zijn als jullie, en nu gaan we slapen’.
Simon Vestdijk in de strafgevangenis van Het Oranjehotel*
Op 24 januari neemt kampcommandant Schmidt, bijgenaamd ‘het reptiel’ (1. Wim Hazeu, biografie p. 369) in Beekvliet in Sint Michielsgestel afscheid van de gijzelaar Simon Vestdijk met de mededeling dat hij voor een verhoor 10, 12 dagen naar Scheveningen wordt overgebracht. Vestdijk had een ander hotel in gedachten toen de deur van de Polizeigefängnis voor hem geopend werd en hij, na inbeslagname van persoonlijke goederen, door een lange gang geleid werd naar cel 412. Hij deelt deze cel met de verhuizer Wim Ydo, die is opgepakt wegens het luisteren naar de Engelse radio. Verraden door NSB’ers in zijn familie. Daar komt nog bij Jan Bruining, een Gronings boertje uit Vlagtwedde die clandestien een schaap had geslacht. Hij was moeilijk te verstaan vanwege zijn dialect. Voorts verscheen Cor van den Eshof in cel 412, een kelner die betrapt was op zwarthandel. De twee laatsten overleven de oorlog, evenals Vestdijk zelf, maar Wim Ydo is op 29 april 1945 in Dachau overleden (1. Wim Hazeu, biografie zie p.378, voetnoot 740). Deze drie celgenoten van Vestdijk keren terug in zijn roman Pastorale 1943, achtereenvolgens onder de namen Wim Uden, J. Bruning en Cor Westhof. Biograaf Hans Visser meldt dat -buiten Vestdijk- nog een vierde celgenoot in cel 412 verbleef: het zou gaan om een uit Oss afkomstige zwarthandelaar die naar Het Gooi was verhuisd, die veel moordverhalen wist te vertellen. (2. Hans Visser, biografie p. 309). Deze persoon keert niet terug in Pastorale 1943 waarin Vestdijk zijn persoonlijke ervaringen en belevenissen over Het Oranjehotel heeft verwerkt. Na de bevrijding legde Vestdijk verantwoording af waarom hij zijn eigen ervaringen in de gevangenis heeft ingezet toen Johan Schults in de hoofdpersoon Johan Schults in de roman eveneens in de Scheveningse strafgevangenis belandde. Totale onzekerheid over zijn lot en isolement overviel hem. Dit autobiografisch uitgangspunt heeft Vestdijk in zijn lezing in de kleine zaal van Het Concertgebouw in december 1945 onthuld. (3. Simon Vestdijk, Vestdijkkroniek, nr. 48).
Vestdijk was geen ‘gevangene’, maar een gijzelaar die werd ‘begunstigd’ doordat hij in de keuken mocht werken. Het wekte bij zijn celgenoten jaloezie op. Pannen schoonmaken en wortels snijden met nog enkele anderen gevangenen. Zij rekten de werkzaamheden zo lang mogelijk om hun celtijd te bekorten. Toch beviel het werken in de keuken Vestdijk minder goed omdat ziek en depressief was. Hem werd nog aangeboden als assistent te werken in de bibliotheek, maar dat is niet geëffectueerd omdat Vestdijk ziek werd en hij vervolgens op 25 februari eindelijk werd ontboden bij de Obersturmführer dr. Peter Gern op diens kantoor op het Binnenhof (2. Hans Visser, p. 309, voetnoot 69). Ter tafel lag hetzelfde dossier dat een Duitser bij zich had toen hij negen maanden eerder in Doorn aanbelde bij Vestdijk thuis en informeerde of Vestdijk (‘Zimon Vestdaik’) nog exemplaren van zijn roman Else Böhler, Duits dienstmeisje in huis had. Dat was niet het geval want de gewaarschuwde auteur had daags tevoren vier resterende exemplaren in zijn lege kippenhok begraven. (4. S Vestdijk, Mijn betrekkingen, p.115). Niettemin werd Vestdijk evenals 450 andere bekende Nederlanders geïnterneerd als gijzelaar in Michielsgestel. In wezen pakte Gern met de Böhler-kwestie de draad weer op, want hij vroeg Vestdijk op de man af: ‘Warum haben Sie eigentlich Else Böhler geschrieben?’. Vestdijk antwoordde met ‘zwakzinnige promptheid’: “Weil ich eine satyrische Veranlagung habe, schon durch Erbanlage, mein Groszvater, Vater… Het was nog waar ook.’ (4. S. Vestdijk, Mijn betrekkingen, p.116).
Gern stelt Vestdijk gerust: ‘Ich hoffe heute mit Ihrer Sache am Rande zu kommen’. Hij wijst op het dossier, waarin beschuldigingen van de NSB staan. Gern vindt die te ver gaan, wijst nog op enige auteurs die hij hem ter lezing kan aanbevelen, en raadt hem zich in het nationaal-socialisme te verdiepen. Hij sluit af: ’Ich übernehme die Verantwortung Sie zu entlassen.’ Vestdijks aanbod, gedaan in
zijn verzoekschrift, toe te treden tot de Kultuurkamer is geen onderwerp van gesprek geweest. Gern neemt afscheid en hoopt dat Vestdijk als hij nog eens in Den Haag is langs wil komen (1. Wim Hazeu, p.384/385). Het is te laat geworden om naar Doorn te reizen, zodat Vestdijk nog een laatste nacht doorbrengt in de gevangenis. Geschoren, geknipt maar psychisch ziek en sterk vermagerd (20 pond) verlaat Vestdijk op 26 februari de gevangenis als vrij man, al moet hij zich nog afmelden in ‘Beekvliet’.
Celgenoot Jan Bruining herinnerde zich dat Vestdijk weinig sprak behalve over zijn zieke vader (80 jaar) en een boek dat hij over Duitsland geschreven had; hij trilde en was angstig, met een speciale angst voor gebruiksvoorwerpen in de keuken (5. Hans Visser, Vestdijk en Henkels, p. 63 en 66).
Er is enig verschil in de weergave van de feitelijke gang van zaken bij het ontslag van Vestdijk. Bij Hazeu wordt Vestdijk op vrijdagochtend 26 februari teruggebracht naar Beekvliet in Michielsgestel, waar hij op dezelfde dag terugkeert naar Doorn (1. Wim Hazeu, p. 385) Bij Visser wordt Vestdijk naar het Haagse station gebracht, waar hij in de wachtkamer ‘op een stuk cake wordt getrakteerd, toen hij vertelde uit “Scheveningen” te komen.’ Vestdijk reist dan door naar Doorn waar Ans hem onverwacht in de bijkeuken verwelkomt. Op maandag 1 maart reizen zij samen naar ‘Beekvliet’ in Gestel om zich af te melden en zijn resterende spullen op te halen. Aan zijn vriend dominee Henkels beschrijft Vestdijk dit afscheid als ‘grotesk en benauwend’, als ‘paradoxaal’, ‘verwerpelijk, ellendig, zenuwslopend’, en als ‘spitsroedenlopen’. (6. S. Vestdijk brief aan Henkels, 5 maart 1943).
Verantwoording geraadpleegde bronnen
(*nummering van verwijzingen correspondeert met onderstaande nummering van werken)
1. Wim Hazeu, Vestdijk, een biografie, 2005 De Bezige Bij, Amsterdam
2. Hans Visser, Simon Vestdijk, een schrijversleven, 1987 Kwadraat, Utrecht
3. Simon Vestdijk, Inleiding tot de voordracht van de gevangenishoofdstukken uit Pastorale 1943 p.1-5
4. S. Vestdijk, Mijn betrekkingen tot Nijgh en van Ditmar, in 5 auteurs over hun uitgever, 1837-1962; 125 jaar Nijgh en van Ditmar; p. 85-120.
Ook gebundeld in: S. Vestdijk, De leugen is onze moeder, 1965 Bert Bakker/Daamen, Den Haag p.164 e.v.
5. Hans Visser, monografie: Vestdijk en Henkels; een literaire vriendschap in oorlogstijd, 1993 in eigen beheer oplage 20 exemplaren.
6. S. Vestdijk, brief aan ds. F.R.A. Henkels, 9 maart 1943. De brief is opgenomen in Schepelingen van de blauwe Schuit, 2003, serie Achter het boek-36 Letterkundig Museum Den Haag, p. 152-154.
Verhaal insturen
U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.
Account / aanmelden
Foto insturen
U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.
Account / aanmelden
Wijzigingen doorgeven
U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.
Account / aanmelden