Persoonsgegevens
Voornaam | Ary |
Initialen | A. |
Achternaam | Bakker |
Geslacht | Man |
Leeftijd | 39 |
Beroep | Landbouwer |
Woonplaats | Moerkapelle |
Geboren | 6 december 1912 in Moerkapelle. |
Overleden | 4 augustus 1973 in Moerkapelle. |
Plaats graf | Moerkapelle |
Reden arrestatie | Jehovah's getuige |
Gearresteerd in | Boskoop |
Gearresteerd op | 2 november 1941 |
Oranjehotel
Datum in Oranjehotel | 4 november 1941 |
Oranjehotel verlaten | 28 februari 1942 |
Cel(len) | 722 | Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden |
Vervolg | Amersfoort, Sachsenhausen |
Bijzonderheden | Inscriptie in cel 722, 'A. Bakker, 9-11-1941' |
Weber 'Gedenkboek van het Oranjehotel'
Boek 'Pijn en verzet in stilte', Arie en Ineke Brugmans, p. 342
Ingezonden verhalen over Ary Bakker
Verslag over Ary Bakker ingestuurd door Meinard Tydeman op 20-11.24. Het is gebaseerd op een interview op 29 mei 1991 door het Holocaust Memorial Museum in Washington, met Johanna (Anna) Bakker, echtgenote van Ary.
Anna is op 5 augustus 1915 geboren. Haar vader was Pieter Bakker uit Moerkapelle, en haar moeder was Janna Antje Kool uit Moordrecht. Haar ouders kregen 11 kinderen waarvan Anna de derde was. Haar oudere zus Gré was vanaf 1939 Getuige van Jehovah. Anna’s vader was handelaar in kunstmest. De religieuze achtergrond van het gezin was Nederlands Hervormd.
Als klein meisje zag Anna een tekst in de kerk met de woorden ‘God is liefde’. Maar dat kon zij niet rijmen met een brandende hel, zodat ze vaak over die zaken nadacht. Haar broer droeg een speldje van het ‘gebroken geweertje’ waarmee hij zijn antimilitaristische houding demonstreerde. Maar er waren in het dorp ook NSB’ers die het nazisme aanhingen. Anna’s man, Ary was zeer gekant tegen het nazisme en wilde er iets tegen doen.
Anna werd ook een Getuige van Jehovah in 1939. Ary was in die tijd onderofficier in Utrecht tijdens de mobilisatie toen hij daar bezocht werd door de Getuigen. Anna’s broers Jan en Piet en haar oudere zus Gré werden ook Getuigen van Jehovah. Na het avondeten hadden ze vaak gesprekken over de wat de Getuigen leerden. Anna leerde van de Getuigen dat er geen brandende hel bestaat maar dat mensen na hun dood de hoop op een opstanding op aarde hadden. Ze leerde ook van de Getuigen dat de Bijbel niet spreekt over een onsterfelijke ziel. Anna leerde over de nieuwe aarde, waar vrede, geluk, en rechtvaardigheid zou heersen. Die en andere leerstellingen trokken Anna aan tot wat de Getuigen leerden. Ze leerde ook dat je op basis van het beginsel van naastenliefde nooit in het leger kon dienen om te leren hoe je je vijanden kon doden.
Anna zag dat in de oorlog katholieken, katholieken doodden, en gereformeerden, gereformeerden. Maar Jezus had gezegd dat zijn discipelen aan hun onderlinge liefde herkend zouden worden. Dat bracht haar ertoe het standpunt van de Getuigen in te nemen en te verdedigen. Anna’s broer Jan was om die reden in 1939 bij zijn oproep voor militaire dienst voor het Nederlandse leger, uit het leger gedeserteerd en naar Duitsland gevlucht. Hij kreeg in Bonn contact met de Duitse Getuigen daar en is in Duitsland Getuige van Jehovah geworden.
Anna’s echtgenoot Ary is bij de Moerdijkbruggen tijdens de invasie van het Duitse leger krijgsgevangen gemaakt, maar na een paar dagen mocht hij naar huis. Anna en Ary vervolgden hun Bijbelstudie met de Getuigen en namen al snel deel aan het prediken van huis tot huis. Ze kregen 2 zoons waarvan de jongste Peter heet. Als Anna van huis ging voor de prediking werd er thuis op haar kleine kinderen gepast.
In de oorlogsjaren werkten de Getuigen zonder Wachttorenlectuur bij zich te hebben. In het begin hadden ze wel de Bijbel bij zich, later ook die niet meer. Als iemand interesse toonde bracht je later eventueel een brochure van het Wachttorengenootschap.
In Bodegraven maakte Anna mee dat ze door een huisbewoonster werd gewaarschuwd dat ze door 2 mannen in leren jassen werd gevolgd. De vrouw zei dat ze moesten maken dat ze weg kwamen waarop Anna en haar zus Gré op hun fietsen weggingen naar een ander gebied om daar weer verder te gaan met prediken.
De Getuigen werkten altijd alleen van huis tot huis om niet teveel op te vallen. Op een gegeven moment deed een vrouw heel lelijk tegen Gré, die aan het andere eind van de straat predikte. Ze zei dat ze de politie zou bellen. Anna zag toevallig dat haar zus haar toen dringend wenkte. Op zulke momenten vluchtten ze dan en verstopten ze zich achter een brug ofzo. Als ze dan een auto voorbij hadden zien gaan, fietsten ze naar Reeuijk en gingen ze daar weer verder met prediken.
Op 2 november 1941 is Ary gearresteerd. Het Wachttorengenootschap had gewaarschuwd dat er niet meer dan 10 Getuigen mochten samenkomen op hun bijeenkomsten. Maar in één geval waren er veel meer aanwezigen. Anna en Ary waren gewoon om beurtelings naar zulke vergaderingen te gaan zodat ze niet beide tegelijk gearresteerd zouden worden. Ze hadden tenslotte ook kinderen om voor te zorgen. Soms bezochten ze bijeenkomsten in Boskoop, dan weer in Waddinxveen.
In dit geval had een vrouw interesse geveinsd in de boodschap van de Getuigen, en deze samenkomst verraden aan de politie. Achteraf bleek dat zij een amoureuze verhouding had met een SS’er. Alle Getuigen die aanwezig waren op die bijeenkomst werden gearresteerd en afgevoerd naar het Oranjehotel in Scheveningen. Ook Nederlandse politie hielp hieraan mee. Een dag later kwam de politie ook bij Anna aan de deur. Daarna zijn een aantal van de gearresteerden overgebracht naar doorgangskamp Amersfoort en verder gedeporteerd naar Sachsenhausen.
Als Anna haar man in de gevangenis wilde bezoeken moest ze een ‘Besuchschein’ halen op het Binnenhof bij ene heer Engelsmann. Midden in de winter stond ze daar dan voor de deur van de gevangenis met haar kind op de arm in de kou van de dikke sneeuw. Omdat ze een klein potloodje bij zich had werd haar de toegang geweigerd en moest ze direct rechtsomkeert maken. Toch had ze geen angst dat ze door die bezoeken zelf ooit gearresteerd kon worden.
Bij zulke bezoeken bracht Anna schone kleding mee voor Ary; ze probeerde soms ook wat lekkers mee te nemen. Eén keer bezocht ze Ary die dan aan de andere kant van het gaas zat, terwijl er bewaking in de deuropening stond. Zo zat er een hele rij bezoekers. Anna zat aan het begin van de rij waardoor de bewaker haar niet zo goed kon zien. Ze had van alles en nog wat meegenomen waaronder een stapel pannenkoeken in een tas en dat mikte ze snel over het gaas. Ze ging zelfs met haar knie op de tafel staan en gaf Ary nog snel een kus.
Op het moment dat Ary gearresteerd werd had Anna nog maar 6 gulden, maar toch is ze nooit iets tekort gekomen. Gelukkig had ze zakken graan in voorraad waarvan ze broodjes kon bakken voor haar man en haar zwager. De bakker naast haar hielp haar hierbij. Zo kon Anna ook brood versturen. Ze verkocht zaken als kippen, het trouwpak van haar man, een rekenliniaal enz. om toch inkomen te genereren.
De man van Anna’s zus werd in Den Haag gearresteerd en hij kwam in hetzelfde kamp terecht als Ary. Gré is ook een korte tijd gevangen gezet en kwam daarna bij Anna inwonen. Gré verkocht al haar meubelen en al haar huisraad aan een jong echtpaar waardoor ze ook weer geld hadden om een poos van te leven.
Anna was op een keer op de terugweg naar huis toen ze bij zichzelf dacht dat ze ontzettend veel trek had in appels. Maar die waren in de oorlogsjaren heel schaars. Ze droomde ervan dat er een check op de deurmat lag die ze kon verzilveren om appels te kunnen kopen. Even later lag er inderdaad een check op de mat van haar broer in Duitsland en kon ze toch appels kopen. Daarvoor moest ze wel 20 kilometer naar Reewijk fietsen.
Andere Getuigen, zoals familie Zweere, hadden inkomen, doordat ze een transportbedrijf hadden en daarvan konden leven.
Anna ervoer al die ervaringen alsof ze als een soldaat in de voorste linie stond. Ze had het gevoel dat ze wilde gaan en moest gaan, want al diegenen die inmiddels in de gevangenis zaten konden niets meer doen, dus moesten zij het wel doen.
Anna bezocht de geheime bijeenkomsten van de Getuigen in een kleine groep die samenkwam om de Wachttoren te bestuderen. Koeriers bezorgden tassen vol lectuur op speciale adressen zodat die van daaruit onder de Getuigen kon worden gedistribueerd. Voor ‘Wachttorenstudies’ bedachten de Getuigen op zo’n bijeenkomst zelf vragen die op het studiemateriaal sloegen, zodat ze erover konden nadenken en er met elkaar over konden spreken. Als er tijdens zo’n bijeenkomst plotseling werd aangebeld verstopte iedereen zich snel op verschillende plekken in het huis. De een ging snel naar boven, de ander kroop achter een kast enz.
Ook bij persoonlijke Bijbelstudie thuis was het gebruikelijk dat als je voetstappen van laarzen in de straat hoorde, je snel je studiemateriaal onder de tafel verborg. De echtgenoot van Anna’s zus had speciaal daarvoor een hoekplank bij de poot van de tafel geconstrueerd om zulk materiaal snel onder het bovenblad te kunnen verbergen. Zodra het geluid van de laarzen verdween ging men weer verder met studeren.
In het kippenhok had Anna een bus begraven waarin ze Wachttorenlectuur had verborgen. Als ze dan wat lectuur nodig had om iemand iets te bezorgen, haalde ze de kippenpoep op het deksel weg, haalde voorzichtig de lectuur eruit, en sloot de boel weer af. Anna wist niet waar de Wachttorenlectuur werd gedrukt in die dagen.
Anna’s zoon verzamelde bij de dorsmachines samen met haar schoonvader koolzaad en granen, soms wel een hele zak vol. Dan kon er weer olie van geperst worden en meel gemalen. Haar zoon was 2 en een half jaar oud toen Ary werd gearresteerd en toen Ary in juni 1945 terugkwam uit het kamp, vroeg het 6 jaar oude kind: “Is dat nou echt onze papa?” Hij herkende zijn eigen vader na al die jaren niet meer en kroop de eerste dagen na de bevrijding eerder bij z’n opa op schoot dan bij z’n eigen vader. Anna moest hem zeggen dat hij van nu af aan dingen aan z’n vader moest vragen en niet meer aan z’n opa.
Anna ontving geregeld brieven van haar man uit Sachsenhausen, al mocht hij maar 10 regels schrijven. Zelf mocht ze ook brieven naar hem schrijven. Omdat die in de Duitse taal geschreven moesten worden, vertaalde zij de woorden letterlijk uit een woordenboek waardoor je wel moest lachten om het kromme Duits dat daardoor ontstond.
Anna kon in de winkel voedsel kopen die verpakt was in kleine doosjes of blikjes. Haar vader had vetvrij papier waardoor ze alles goed kon verpakken om naar haar echtgenoot in Sachsenhausen te versturen.
Een geloofsgenote had op de markt platte kruidkoeken gekocht die voorzichtig in de lengte deels werden doorgesneden om daarin een ongecensureerd briefje in te kunnen verbergen. Die werden niet in het midden van de koek verstopt maar aan een uiteinde zodat bij het doormidden breken voor controle, de briefjes niet werden ontdekt. Het dunne papier dat ze gebruikten was vloeipapier voor sigaretten. In de snede van de koek plaatsten ze lijm en dan werd de koek geplet onder het gewicht van de naaimachine. Haar man schreef dan terug: “De gevulde koek was weer héérlijk!”
Op een keer had Ary een klein Bijbeltje kunnen ‘organiseren’. Dat werd ontdekt en voor straf werd hij opgesloten in een extreem kleine cel. Zo heeft hij dagenlang met opgetrokken benen daarin moeten zitten zonder eten en drinken. Van de groep Getuigen die samen met Ary in Waddinxveen waren gearresteerd, hebben 4 of 5 het niet overleefd.
Intussen werkte Anna met een kleine groep Getuigen verder in de van huis tot huis prediking. Een geloofsgenote was aangesteld om ingetekende gebiedjes een voor een te bewerken. Zij was de ‘gebiedsdienaar’.
Voor bijeenkomsten van de Getuigen was Anna gewoon om een half uur met haar zoon achterop naar zo’n bijeenkomst te fietsen en bij Moordrecht per pont over te varen naar Gouderak. Daar werd op een zeker huisadres een Bijbelstudie gehouden door een geloofsbroeder en 4 andere zusters.
Thuis had Anna en haar zus altijd een koffertje klaar staan met basale benodigdheden zoals een tandenborstel, om direct te kunnen vluchten. Op een dag bonsde de dorpspolitie op het raam van het huis van Anna terwijl zij met de griep op bed lag. Haar zus liet de dorpsagent binnen. Hij was vergezeld van een agent uit Boskoop en had orders gekregen uit Rotterdam. De dorpsagent legde Anna de afzweringsverklaring voor die ze moest ondertekenen wat ze absoluut weigerde te doen. De dorpsagent stelde voor om Anna’s hand vast te houden en zo haar naam te zetten onder het formulier maar Anna bleef weigeren. De agent liet haar weten dat hij haar dan zou moeten arresteren maar Anna bleef weigeren. Zij wist dat haar man in Sachsenhausen ook bleef weigeren om ditzelfde formulier te ondertekenen wanneer het hun daar werd voorgelegd.
Toen de politie was vertrokken pakten Anna en haar zus hun vluchtkoffertje en gingen naar een adres waarvan ze dachten dat dat onbekend was bij de politie. Na een poosje telefoneerde Anna met de slager die tegenover haar huis woonde en vroeg of er iemand op haar erf was geweest. De slager kon haar geruststellen en zeggen dat er niemand was geweest. Zo belde ze ook met haar ouders die het bericht konden bevestigen. Dan keerde Anna en haar zus maar weer naar huis.
Langzamerhand liep de oorlog op z’n eind en op een nacht bonsden de jongere zusjes van Anna op het raam met de mededeling dat de oorlog voorbij was en dat ze gauw uit bed moest komen. Anna deelde hun enthousiasme niet zo zeer en vond dat eerst de weggevoerde geloofsbroeders en -zusters maar eens moesten terugkeren.
De volgende dag vroegen de mensen in de groentewinkel waarom Anna niet haar vlag had uitgestoken. Zij antwoordde dat er geen reden was de vlag uit te steken zolang haar man niet weer thuis was. Ary was de enige uit het dorp die door de Duitsers gevangen was gezet.
Anna had een brief uit Ommen gekregen dat haar man op weg naar huis was en 3 juni 1945 keerde hij daadwerkelijk naar huis. Anna ging naar het treinstation in Gouda en vroeg aan het loket of er ook een trein uit Duitsland werd verwacht. Haar werd verteld dat die ex-gevangenen uit Duitsland de volgende dag zouden arriveren. Anna’s vader was ook per fiets naar het station gekomen. De trein arriveerde en daar kwamen de mannen die ze hadden verwacht. Ze zagen er goed uit omdat ze in kasteel Eerde in Ommen eerst goed waren verzorgd. Anna’s vader drukte hen op het hart om niets tegen hun vrouwen te zeggen zodat het een verrassing zou zijn.
De volgende dag, het was op een zaterdag, was Anna bezig met de was toen haar vader binnenkwam en haar zei om die klus snel klaar te krijgen, en haar zoon netjes aan te kleden en thee te zetten. Hij zei dat er een trein binnen was gekomen en dat misschien de mannen zouden terugkeren uit Duitsland. Hij zei dat ze dan per bus uit Gouda zouden arriveren. Anna maakte bezwaar omdat er duizenden mannen naar Duitsland waren afgevoerd en zei dat ze niet geloofde dat haar man al in de eerste trein zou zitten. Haar vader bleef maar uit het raam turen en was erg zenuwachtig.
Eindelijk stopte er een bus op de kruising waar Anna vlakbij woonde en daar stapte Ary uit de bus, gekleed in een uniformjasje van de Luftwaffe met daaronder een gereformeerde streepjes broek. Hij was slank en het stond hem goed vond Anna. Haar zwager had een witte schilderoveral aan.
Ary kwam binnen door de achterdeur en Anna moest de voordeur dichthouden omdat iedereen binnen wilde komen. Het was voor hen een wonder dat iemand uit het concentratiekamp was teruggekeerd. Anna moest uit alle macht de deur dicht houden. Alle vrouwen moesten huilen behalve Anna. Ook Anna’s zus en schoonmoeder hadden het te kwaad.
Anna omhelsde haar man in de keuken toen ook de groepsdienaar van Gouda (plaatselijke ouderling) binnenkwam om Ary te bevragen wie er allemaal in de trein zaten, wie in het kamp overleden waren enz. Het stuitte Anna erg tegen de borst om op dat moment zo ongevoelig en zakelijk te werk te gaan. Ary vroeg toen iedereen om de kamer te verlaten zodat hij even met Anna alleen kon zijn. Daarna heeft Ary de hele nacht doorgepraat tot half 5 in de ochtend om aan iedereen over zijn ervaringen in Duitsland te vertellen.
Anna luisterde ernaar met afschuw maar ook met bewondering omdat het een mooi getuigenis was. De volgende dag kwamen er oude gereformeerde ooms die anders nooit op bezoek kwamen om nu te luisteren naar Arys’ ervaringen. Ze hadden graag over de slechtheid van de Duitsers willen horen maar in plaats daarvan kregen ze van Ary een getuigenis over de Bijbel en over de Getuigen. Daar zaten ze niet op te wachten en dus dropen ze af.
De relatie tussen Ary en Anna was ongeschonden gebleven maar Ary werkte in het bedrijf van z’n vader en die stond bekend en was opgepakt als NSB’er. Nu was er een boekhouder op zijn kantoor die bij de BS was aangesloten en zorgde voor onderduikers. Hij vroeg aan Anna en haar zus of zij ergens een vergoeding van kregen maar Anna zei dat ze het goed hadden en niets nodig hadden om zich groot te houden.
De boekhouder had een advocaat in de hand genomen en zei dat alleen de broer van Anna, die naar Duitsland was gevlucht, het bedrijf van haar vader kon redden. Anders zou het bedrijf overgenomen worden door een beheerder. Uiteindelijk moest Ary de zaak gaan leiden, hoe moeilijk dat ook was nadat hij zoveel had meegemaakt. Hij had er wel moeite mee dat mensen hem op een voetstuk plaatsten en erg tegen hem op keken. Ary had geen last van nachtmerries of een kampsyndroom.
Toen hij vlak na zijn bevrijding weer werd opgeroepen als onderofficier om in Indië te gaan vechten, beriep hij zich op het feit dat hij nog maar net uit het concentratiekamp was bevrijd en niet bereid was om te gaan, wat ook door de burgemeester direct werd ingewilligd. Ary nam nu het gebruikelijke predikings- en onderwijzingswerk weer ter hand.
Verhaal insturen
U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.
Account / aanmelden
Foto insturen
U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.
Account / aanmelden
Wijzigingen doorgeven
U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.
Account / aanmelden