Persoonsgegevens
Voornaam | Deliana (Delia) |
Initialen | D. |
Achternaam | Rademakers |
Geslacht | Vrouw |
Beroep | huishoudster |
Geboren | 4 februari 1923 in Leiden. |
Overleden | 10 december 1942 in Auschwitz. |
Reden arrestatie | Prediking als Jehova's Getuige, in bezit van verboden lectuur |
Gearresteerd in | omgeving Lopik |
Gearresteerd op | 2 juni 1942 |
Oranjehotel
Onderzoeknummer | 8210 |
Datum in Oranjehotel | 25 september 1942 |
Oranjehotel verlaten | 15 oktober 1942 |
Vervolg | Ravensbrück, Auschwitz |
Bijzonderheden | Werd Delia, Aleida, of Ria genoemd; had een litteken van haar linkerslaap tot mond; Jehova's Getuige. |
Ingezonden verhalen over Deliana (Delia) Rademakers
Mijn volle neef, Paulus heeft dit verslag in de "ik-vorm" opgeschreven, zodat het is alsof ikzelf tot jullie spreek:
Mijn naam is Deliana Rademakers. Ik ben op 4 februari 1923 geboren en ik heb 4 broers en 4 zussen. Mijn moeder heet Janna Rademakers-Wijma en mijn vader heet Hubertus Antonius Rademakers-senior. Moeder is protestant en vader is katholiek. Zodoende zijn de kinderen om beurten katholiek of protestants gedoopt. Een pluralistisch gezin, zou je zeggen. Zelf ben ik protestants gedoopt maar veel deden we niet aan het geloof.
Op 24 mei 1929 overlijdt na een slepende ziekte, mijn vader op 38-jarige leeftijd en dat brengt grote veranderingen in ons gezin. Ik ben dan 6 jaar oud en de Grote Depressie van de dertiger jaren breekt aan. Moeder staat alleen voor de opvoeding van haar 9 kinderen, van wie 6 tieners. Mijn jongste zus is amper 2 jaar en 9 maanden oud, dus net uit de luiers. Zowel de voorbije verzorging van mijn vader alsook de zorg voor de kinderen vergt allemaal veel van Moeder. Emotioneel heeft ze het té zwaar te verduren en wordt depressief. We houden heel veel van haar maar het zijn zware tijden voor een ieder van ons, we staan machteloos. Er wordt een oplossing gezocht én gevonden! De jongens kunnen terecht bij een zus van vader. Daar bij tante An wonen ook nog enkele neven uit vergelijkbare situaties: allemaal Rademakers. Tante bestiert de groep van soms wel 20 jongens op een strenge maar rechtvaardige manier. Haar motto is: “Leer een vak”, en de jongens helpen elkaar bij het huiswerk. Tante maakt geen onderscheid tussen haar eigen kinderen en de neven.
“Meisjes … daar heb je alleen maar moeilijkheden mee” zegt tante An en er wordt voor hen een andere oplossing gezocht: de Christina Stichting in Den-Haag. Dit is een stichting voor jonge meisjes, wezen en anderen die door omstandigheden in problemen zijn gekomen of waar niet voor gezorgd kan worden. Hier kom ik met mijn 4 zussen terecht en samen groeien we daar op. Met het oog op de toekomst leren we alles over huishouden, kinderen verzorgen, kortom de taken van een moeder. Al ben ik van mijn broers gescheiden, toch kan ik regelmatig in contact met hen maken en zo blijft de familieband hecht.
Door de protestante instelling van de Christina Stichting raak ik op de hoogte van Bijbelse geschiedenis.
Het wordt 1937: Als 14-jarige ben ik zogenaamd ‘klaar voor het volle leven’ en mag ik weer terug naar moeder. Moeder heeft haar evenwicht al een tijdje herwonnen en ik kan bij haar om mijn vreugde en zorgen te delen. Vanuit de thuisbasis mag ik nu een beroep aanleren, zoals gaan dienen als huishoudhulp of kindermeisje. Au pair, al dan niet inwonend. Via moeder kom ik in contact met Jehovah’s Getuigen. Zij leest regelmatig in de Bijbel en ze heeft veel vragen zoals wat er gebeurt als iemand sterft. Ze is daar al een tijd mee bezig. Als jonge vrouw verloor zij al 3 kinderen op zeer jonge leeftijd, zuigelingen. Dit was vóór het huwelijk met mijn vader én vàn mijn vader – en nu dus ook, al 10 jaar geleden haar echtgenoot.
Ik volg moeder op haar speurtocht naar wat de Bijbel over dit leven zegt. Door wat ik leer van de Getuigen worden veel levensvragen beantwoord en vind ik rust en een doel in het leven. Eind 1939, 16 jaar oud, word ik in de zee bij Scheveningen gedoopt en ben ik vanaf dat moment officieel een Getuige van Jehovah.
Natuurlijk wil ik mijn nieuw gevonden Bijbelkennis delen met mijn naasten die wellicht met dezelfde vragen zitten. Moeder omhelst dit nieuwe geloof ook en we steunen elkaar hierin. Moeder staat toe dat ons huis gebruikt wordt om Bijbelbesprekingen te houden. Terwijl ik nog thuis bij moeder woon, heb ik als jonge meid steeds meer de wens om mijn geloofsovertuiging met anderen te delen. Daardoor moet ik keuzes maken met betrekking tot mijn dagindeling en werkzaamheden. In die periode begin ik mee te doen aan de openbare prediking van de Getuigen. Juist dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit en wordt het werk van Jehovah’s Getuigen ook hier verboden. Dit brengt mij in een moeilijk parket: ook al zijn de bijeenkomsten van de Getuigen bij ons aan huis, ze blijven streng verboden en ik riskeer dus gevangenschap of zelfs deportatie in geval ik betrapt zou worden!
Ik ervaar het brengen van de “Hitlergroet” als een aanslag op mijn neutraliteit. Want Heil, betekent “redding” en ook “verlossing”, en deze komt niet van een mens of organisatie maar uiteindelijk van onze Levengever en zijn Christus, zoals mijn Bijbelstudie met Jehovah’s Getuigen mij geleerd heeft. Mijn geloofsbroeders weigeren de militaire dienst en wij worden daardoor als ideologische tegenstanders van het Derde Rijk aanzien.
Dus moeten we opletten, anders worden we gearresteerd, … .
Het liefst wil men ons met wortel en tak uitroeien!
Ondanks dit alles heb ik de instelling dat moeilijkheden er zijn om te overwinnen. In 1941 krijg ik de kans om volletijdprediker en koerierster te worden. Die vertrouwenspositie moet je eerst verdienen. Instructies ontvang ik door middel van een vertrouwelijk schrijven in een gesloten omslag. Degenen die dit ondergrondse werk leiden, rekenen erop dat ik de identiteit van de personen van wie ik de instructies ontvang, geheim hou.
Voor mijn eerste instructies moet ik naar Wassenaar reizen. Mijn zus Anna (inmiddels gehuwd met Bart Langeveld) en één van mijn schoonzusters vergezellen me een stukje op die fietstocht. Ze zijn geen Getuigen, maar zij steunen me en hebben sympathie voor het werk dat ik doe. Onder de brug tussen Wassenaar en Den-Haag nemen we afscheid. Ik zeg hen: “Nu moeten jullie terug gaan. Vanaf hier moet ik alleen verder.” Ik weet dan nog niet dat dit de laatste keer is dat ik hen zal zien.
Mijn nieuwe taak houdt in dat ik naast de prediking, per fiets berichten bezorg, soms van de ene kant van Nederland naar de andere kant. Veel mannelijke Getuigen zijn inmiddels gearresteerd, ondergedoken of moeten gedwongen werken in de ‘Arbeitsdienst’ dus moeten wij, jonge vrouwen dit werk doen. In mijn fietstassen vervoer ik de streng verboden Bijbelse Wachttorenlectuur om de verschillende Getuigen groepen daar mee te versterken. Als dekmantel leg ik er oude kranten bovenop. Dit heeft me bij controles vaak geholpen. Ze merken niet eens dat zo’n krant al een week oud is.
Ondanks mijn jonge leeftijd en moeilijke jeugdjaren geniet ik het vertrouwen van degenen die dit werk organiseren. In 1941 ontmoet ik Renske Akkerman met wie ik ga samenwerken. Op dat moment weten we nog niet dat we bij de politie al bekend staan als ‘gezochte personen’. Dat komt omdat we overal over ons geloof getuigen en vertellen dat de oplossing van de wereldproblemen niet uit menselijke bron zal komen, en zeker niet uit de verrichtingen van een opgedrongen regime dat ons dwingt om er “Heil” aan toe te schrijven!
Renske is 5 jaar ouder maar toch nog een jonge twintiger en ze heeft al heel wat ervaring in dit werk. Ze heeft ook al gevangen gezeten van 19 september 1940 tot 7 december 1940 (als gast in het Oranjehotel). Daarom kan ze mij leren hoe ik moet reageren in allerlei denkbare situaties. Samen delen we een gehuurde kamer maar op een gegeven moment krijgen we verschillende, nieuwe toewijzingen en moeten we onder tranen afscheid van elkaar nemen. Eigenlijk wil ik nog zoveel van haar leren. We voelen ons als zussen die nu uit elkaar gaan.
Ik kom terecht in Limburg, in de omgeving van Hoensbroek en mag vaak overnachten bij de familie Colpaert. Bij hen voel ik me precies thuis, daar kan ik gewoon mezelf zijn. Moeder Colpaert mag mij graag, misschien omdat ik altijd zing en dans en jeugdig spontaan ben. Met dochter Anna ga ik prediken in de omgeving van Kaalheide.
In 1942 is mijn toewijzing het gebied rondom De Bilt en zo vind ik daar onderdak bij familie Timmer-Tienstra. Ik ben nu 18 en in die tijd is mijn schuilnaam ‘Ria’. Mijn vriendin Emmie heeft de schuilnaam ‘Jo’ en Fietje laat zich ‘Nel’ noemen. We leven en werken heel omzichtig. Op 2 juni 1942 predik ik in de omgeving van Lopik samen met Bert van Hees. Plotseling worden we gearresteerd terwijl we de verboden Bijbelse Wachttorenlectuur bij ons hebben. Nu helpen die oude kranten als dekmantel niet meer.
Was er verraad in het spel? We weten het niet maar na één nacht in een cel in Lopik wordt Bert overgebracht naar Amsterdam en vandaar naar Amersfoort. Uiteindelijk zal hij in het concentratiekamp Neuengamme, in de omgeving van Hamburg terecht komen, wat hij nauwelijks weet te overleven. Zelf word ik via Utrecht overgebracht naar Amsterdam. Op 25 september 1942 word ik vanuit het Huis van Bewaring II aan de Amstelveenscheweg in Amsterdam overgebracht naar de strafgevangenis in Scheveningen, in een personenwagen, tussen 2 politieagenten ingeklemd, de rechercheurs Dissel en Vos.
Uiteindelijk kom ik dus op 25 september in het zogenaamde ‘Oranjehotel’ aan. Daar krijg ik gevangene nummer: 8210. Ik ben onthutst maar raak niet in paniek. Tenslotte heb ik al het een en ander meegemaakt: ons gezin verloor al vroeg onze vader als kostwinner; de beruchte crisisjaren braken aan; opvang in een weeshuis; gevaarlijke werk als koerierster; leven met weinig eigendommen; steeds onderdak zoeken op andere plekken, enzovoorts.
Als ik de mij toegewezen cel inloop die ik met meerdere personen moet delen, loopt plotseling mijn moeder naar me toe met de uitroep: “Ah! Delia!” Snel gebaar ik haar om te zwijgen! In de regel mogen familieleden niet in dezelfde cel worden opgesloten. Omdat moeder weduwe is staat zij ingeschreven onder haar meisjesnaam ‘Wijma’ en ik onder ‘Rademakers’!
Dan komt toch uit dat wij moeder en dochter zijn vanwege een dom toeval. Familieleden mogen namelijk thuis onze vuile was doen. Omdat nu 2 personen in dezelfde cel de schone was bezorgd krijgen vanaf hetzelfde huisadres (Deimanstraat 206 Den-Haag), stellen de gevangenisautoriteiten een onderzoek in en komt de zaak aan het licht en worden moeder en ik meteen van elkaar gescheiden.
Toch blijft het mogelijk om via de ‘waslijn’ kleine berichtjes in de zomen van de kleding aan familie en geloofsgenoten naar buiten en naar binnen te smokkelen. Je moet wel eerst het papier waarop je schrijft ‘mals’ maken door het te kreukelen, door het in je handen heen en weer te wrijven. Daarna kun je het beschrijven en voorzichtig in de zomen van de ongestreken kleding verbergen. Zo hou ik contact met de buitenwereld en kan ik vragen wat wij beter wel of niet kunnen doen of opsturen. Ik schrijf ook een afscheidsbriefje aan mijn broers en zussen én aan de leidinggevende personen van de geloofsgemeenschap van Jehovah’s Getuigen waarmee ik samenwerk.
Vanuit het Oranjehotel worden moeder en ik herhaaldelijk naar het Binnenhof in Den-Haag overgebracht voor verhoor. Dit kan op nummer 4, 7 óf 20 zijn, maar ik herinner het me niet meer. Men probeert ons ertoe te dwingen geheime informatie over het werk of over onze geloofsvrienden te geven, of een verklaring te ondertekenen waarmee we afstand doen van onze geloofsovertuiging. Moeder wordt later vrijgelaten maar ik ga op 15 oktober 1942 op transport. Ik ben ongerust over een goede afloop … . Je hoort zo veel en alles is zo onzeker!
Na 6 weken kom ik per trein aan in het Frauenlager Ravensbrück en zie ik Renske weer. Zij merkt op dat ik alle medewerking aan de kampleiding weiger. Zij vindt mijn houding een beetje fanatiek, maar wat verwacht je van een jonge meid van 19 … , maar ze kan niet bijsturen – de tijd is té kort en té hectisch.
Van daaruit moet ik naar het Vernichtungslager Auschwitz. Ik krijg kampnummer 25563 IBV. Mijn mooie haar is in plukken kort geknipt en ik moet zó op de foto, niet voor de gezelligheid, maar om mij te identificeren!
Men probeert mij met alle middelen te dwingen om per schriftelijke verklaring mijn geloof af te zweren. Ik heb gehoord dat het zelfs zo ver gaat dat de SS onderling weddenschappen afsluiten, om personen te dwingen tot het afzweren van hun geloof, óf om hun te dwingen om “Heil Hitler” te roepen, met het bijhorende handgebaar. Ik blijf weigeren en bij het laatste verhoor gaat men te ver … het licht gaat uit … mijn leven eindigt … de dagploeg is juist begonnen … het is 8.40 uur in de ochtend, op 10 december 1942 … net voor de koffie … op de overlijdensakte staat: natuurlijke doodsoorzaak … . Bizar, … natuurlijk! Natuurlijk ben ik ben dood! Maar niet op een natuurlijke manier!
3 Weken nà mijn binnenkomst in Auschwitz … .
Aangezien ik dood ben en rust in Gods herinnering, moet iemand anders dit verhaal, nee, deze geschiedenis in mijn naam afmaken … .
Mijn moeder, Janna Wijma, zal 5 dagen na mijn overlijden vrij komen op 15 december 1942, … . Zij weet niet eens dat ik overleden ben, en zij zal ook nog voor een tweede keer opgepakt worden, óók weer vanwege haar geloofsovertuiging, en: … Bijbellezingen, in haar huis.
Inmiddels zijn mijn broer Hubertus en zijn vrouw Anna (Rademaker-Smit) ook gedoopte Getuige van Jehovah geworden. Ook zij zullen in het Oranjehotel gevangen zitten. Beiden worden opgepakt, Hubertus van 20 maart 1943 tot 14 april 1943. De aanleiding is, zogezegd om mij vrij te pleiten, maar zij weten niet dat ik al overleden ben. Anna ook op diezelfde dag 20 maart, maar komt gelukkig zeer snel vrij, omdat zij een jonge zoon heeft, Martin, een peuter nog maar, van nog geen 2 jaar oud. Huub, zoals ik mijn broer altijd noem, zit meer dan 3 weken, maar de dag vóór zijn vrijlating hoort hij bij een verhoor op het Binnenhof, dat ik dood ben, “Sie ist kaputt, Tot”. Ik ben al 5 maanden overleden. Hij reageert zeer apathisch, alsof de “wereld aan hem voorbij gaat”. Zijn tijdsbesef is weg, … . Hij geeft geen informatie, en sluit zich af. Misschien daardoor wordt hij vrijgelaten, … . Andere familieleden worden pas een half jaar later officieel op de hoogte gebracht … door de belastingdienst.
Deliana ziet de dood onder ogen in de volle overtuiging dat ze een ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ mag verwachten. Daar zal, na een opstanding, geen dood meer zijn.
Een deel van mijn verhaal – waaronder het afscheidsbriefje - is opgenomen onder:
http://www.meeroverdeholocaust.nl/holocaust/daders-en-slachtoffers/andere-slachtoffers/rademakers
Aanvullende informatie van het NIOD; Carlijn Keijzer meldt:
Algemene informatie over Jehova’s in oorlogstijd.
Wel beschikken we (beperkt) over algemene informatie over Jehova’s Getuigen.
In de kampen nam deze groep een aparte plaats in omdat zij als enige gevangenen hun eigen vrijlating konden bewerkstelligen. (…)
Wanneer zij schriftelijk verklaarden zich van hun geloofsgemeenschap los te maken en alles wat zij nog van de Jehova’s Getuigen zouden merken, onmiddellijk aan de Gestapo door te geven, dan ging voor hen de poort van het concentratiekamp open.
Periodiek werd hun dat aanbod gedaan.
Het aanbod werd echter door de meeste Jehova’s Getuigen afgeslagen.
Verduidelijking: De toevoeging van NIOD heeft voor ons de volgende overtuigende waarde:
“zij (Deliana en ook vele andere Getuigen) wenste niet haar geloof af te kopen, door een schriftelijke verklaring tegen haar overtuiging in te ondertekenen ” … .
Hebr. 11:35 leert haar:
“Maar er waren andere mensen die werden gemarteld omdat ze vrijlating afwezen om een betere opstanding te kunnen krijgen.”(NWT)
Een andere Bijbelvertaling verwoordt het misschien nog rechtstreekser:
“Anderen die op God vertrouwden, werden doodgeslagen, zij wilden liever sterven dan God de rug toekeren, omdat zij wisten later een beter leven te krijgen.” (HTB: Het Boek)
Namens haar neef, Paulus Rademaker,
(op basis van getuigenverslagen, H.A. Rademaker(s) - haar broer, mondelinge overdracht ooms en tantes, Jehovah’s Getuigen_Historisch Archief_Emmen_Nederland, krantenartikelen, politieverslagen, Gastenboek Oranjehotel, Databeheer Nationaal Monument Oranjehotel, NIOD, Stadsarchief Amsterdam, Nationaal Archief Rode Kruis, Mahn- und Gedenkstätte Ravensbrück , KNAW.nl , Kampamersfoort.nl en vele andere per briefwisselingen, per mail):
Met dank aan allen die hun bijdrage bij deze zoektocht hebben verleend.
Verhaal insturen
U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.
Account / aanmelden
Foto insturen
U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.
Account / aanmelden
Wijzigingen doorgeven
U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.
Account / aanmelden