Adriana Johanna Agatha (Anna) Rademaker-Smit

Persoonsgegevens

VoornaamAnna
InitialenA.J.A.
AchternaamRademaker-Smit
GeslachtVrouw
Leeftijd24
Beroephuisvrouw
Geboren11 juli 1918 in Utrecht.
Overleden9 april 1984 in Evergem (B.).

Reden arrestatieJehova's Getuige
Gearresteerd op20 maart 1943

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel20 maart 1943
VervolgVrijheid
BijzonderhedenJehova's Getuige, nummer 99 (men gebruikte nummers ipv de namen, zoveel mogelijk om elkaar te sparen)

 

Ingezonden verhalen over Adriana Johanna Agatha (Anna) Rademaker-Smit

Ingestuurd door Paulus Rademaker op 10 juni 2022

Ingezonden door de heer Paulus Rademaker

 

Ook ik heb enkele dagen in het Oranjehotel doorgebracht.
Mijn naam is Adriana Johanna Agatha Smit, maar noem me maar Annie of Anna.
Op 29 maart 1940 treed ik met Hubertus Rademaker in het stadhuis van Voorburg in het huwelijk.
We zijn 22 jaar oud.
Wij vinden ook een woning in een volksbuurt in Voorbug, Van Heurnstraat, op nummer: 104, 2de etage.
Mijn vader en moeder, Tinus en Joanna Smit - van Hagen wonen daar al op 96, op de begane grond.
In juni 1940 kom ik, samen met mijn man Huub in contact met Jehovah’s Getuigen, via mijn schoonmoeder Janna Rademakers-Wijma.
Ik was geen gemakkelijk te overtuigen persoon: ik was van huis uit overtuigd katholiek en ik had een hele serie vragen, waarvan ik dacht: “Die zijn niet te beantwoorden!”
Na een serie besprekingen beginnen we spontaan in augustus met anderen over ons nieuw gevonden geloof te spreken. Kort daarna worden we volledig in water ondergedompeld, gedoopt. Vanaf dan zijn we gedoopte Getuigen van Jehovah.

Maar we waren niet alleen in Den Haag!
In de oorlog mochten we (als Getuigen van Jehovah), geen of zo weinig mogelijk persoonsgegevens vrij geven. We kenden elkaar natuurlijk van gezicht, maar het klinkt misschien raar, namen kenden we met moeite van elkaar, en dat respecteerden we. Wij kregen in de plaats daarvan nummers: ik, Anna Rademaker-Smit was nummer 99 en mijn man werd nummer 100. Er waren ongeveer 110 actieve Getuigen in Den Haag en omgeving, de nummers waren een soort schuilnamen.

Wij kregen al snel al een kind, onze Martin, hij werd op 28 april ’41 geboren!
Het was een plezier om hem regelmatig bij mijn vader en moeder af te mogen zetten: zo kon hij ook langs achter in de tuin spelen! Hij zag graag de kippetjes en de grote haan – achter het gaas. Hij was zo graag bij zijn opa en oma!
Mijn schoonmoeder Janna Rademakers-Wijma en ook later mijn schoonzusje Delia worden op een gegeven moment - los van elkaar - opgesloten in het “Oranjehotel” vanwege het beleven van hun geloofsovertuiging. De familie, mijn schoonzusje Anne Rademakers (de tweelingzus van mijn man) mocht de was doen, uiteindelijk voor haar moeder (die al langer zat) én later ook voor haar zusje Deliana.
Wij hebben alleen maar contact met hen door middel van kleine briefjes, die we via de vuile en retour schone was – in de zomen van de kleding - terug kunnen sturen. Hun persoonlijk bezoeken was voor mijn man en ik verboden.
De was wordt gecontroleerd, dus onze methode moest heel subtiel zijn, de briefjes werden bewerkt, om niet op te vallen.
Het correspondentie adres van de was, is bij mijn schoonzusje Anne, die met Bart getrouwd is. Dat was een degelijk adres want Bart was bij de Nederlandse overheid, had sinds de oorlog een administratieve positie, en was al van voor het begin van de oorlog naar het schijnt een “diender der Wet”!
Maar ze werden al snel gesplitst, nadat uit kwam dat de was naar één en hetzelfde adres verstuurd werd. Familie mocht immers niet samen zitten, zeker geen Getuigen van Jehovah!

Op 20 maart 1943 ondernemen een 10-tal Jehovah’s Getuigen een actie om mijn schoonmoeder Janna Wijma vrij te pleiten.
Ons kind, Martin, was nog net geen 2 jaar oud!
Voordat we onze actie ondernamen (niet denkend dat WIJZELF gevangen gezet konden worden) hebben we onze zoon Martin bij mijn moeder afgezet.
Martin was altijd heel graag bij zijn Opa en Oma - voor hem was het een feest.
Van Delia hebben we al geruime tijd niets meer gehoord - die was, zo leek het, en werd ons verteld: “verplaatst”.

We wilden kort op de bal spelen: moeder zat slechts 5 dagen binnen! Zij zat voor de 2de maal gevangen (sinds 15 maart) wegens het (periodiek) openstellen van haar huis voor Bijbellezingen. Het doel was om te argumenteren dat zij niet staatsgevaarlijk was. We waren helemaal niet in de veronderstelling dat deze actie zulke ingrijpende gevolgen voor ons zou kunnen hebben!

Wij geloofden op dat moment nog in een rechtvaardig Nederlands rechtssysteem. Ik volgde mijn geloofsgenoten en mijn man daarbij in deze vreedzame missie. Wij boden ons aan op het Binnenhof 7, een centralisatie van verschillende politiediensten, zo dachten wij.

Maar wat waren wij blind! We werden vriendelijk ontvangen, maar … na uiteenzetting van ons bezoek, werden wij direct door de Grüne Polizei, officieel bekend als: de Ordnungspolizei, ingesloten en gevangen genomen.
Daarna werden we direct overgeleverd aan de SD, de Sicherheits Dienst en naar het Oranjehotel afgevoerd. Ik heb gelukkig niet lang vast gezeten, en kom gelukkig snel vrij!
Tijdens het korte verblijf in het Oranjehotel ben ik met respect behandeld.

Toen ik na enkele dagen thuis kwam ben ik natuurlijk direct naar mijn moeder gegaan, om mijn zoon op te halen. Wat was ik ontdaan, toen hij me geen aandacht gaf, hij keek zelfs niet op tijdens het spelen met zijn houten blokken!
Was hij me zo snel vergeten? Ik heb daar jaren verdriet van gehad.
Eigenlijk kwam dat, omdat hij zich zo thuis voelde bij zijn Opa en Oma. Bij hen was het precies altijd feest, zij speelden en zongen met hem!
Mijn verdriet? Wellicht te wijten aan mijn jonge, moederlijke gevoelens! De schok die ik heb meegemaakt, en het feit dat mijn man toén nog steeds gevangen zat, … wanneer zouden we elkaar terug mogen zien?
Niet alleen het trauma van de vrijheidsberoving, maar vooral het gevoel “snel vergeten” te worden heeft me jaren lang achtervolgd.

Deze ervaring heeft me altijd doordrongen dat vrijheid een kostbaar gegeven is, een fundamenteel recht, wat dikwijls met de voeten getreden wordt.

Om ook de vrijheden van anderen te waarborgen stelden wij ons huis op een geheime manier open, als een vluchtadres voor mede geloofsgenoten, onderduikers, maar ook personen in acute nood, denk aan Sammie! (zie verslag van mijn man, Hubertus Rademaker).
Zo hebben gezinnen, soms maanden lang, bij ons ingewoond! Voedsel? Daar werd soms op heel wonderbaarlijke manier in “voorzien”.

Soms had je in het Oranjehotel een iets degelijker regime:
Tijdens de hongerwinter ’44-’45 kregen wij, als families een beperkt rantsoen.
Wij hadden tegen die tijd al 2 kinderen, Martin en Anneke.
Het rantsoen was: een half brood en een kilo aardappelen per persoon per week, voor zover beschikbaar.
Ook was er geen brandstof, om het huis mee te verwarmen.
Dus hoe losten we dat op?
kasten: eerst frontjes van de laden en daarna de deurtjes;
stoelen: de poten, werden eerst ingekort en daarna opgedeeld;
de trap, trede om trede werd gesloopt, stootboord eerst;
gebombardeerde huizen werden verder “gestroopt” - al het brandbare werd verwijderd.
Mijn vader kon af en toe iets uit de haven mee brengen: “het was van de kar gevallen!"- zei hij.

Voor de warmte bleef ik heel vaak op bed, nee, in bed liggen, samen met de kleintjes.
We hadden namelijk geen verwarming, nee, het was “overleven” in de winter.
Ik probeerde enkel te verwarmen als Huub thuis was, als ik iets kon koken; hij wist wat te klussen als metaalbewerker.
Hij maakte noodkacheltjes, allesbranders was zijn specialiteit, dikwijls voor weeshuizen en kloosters, maar … nooit voor geld, dat was immers toch niets waard, nee, in natura, voor aardappelen of iets anders eetbaar.
Daardoor hadden we soms iets meer, om ook weer te delen met noodbehoevenden.
Ik, een volwassen vrouw, die 2 kinderen had, had voor mezelf (op het moeilijkste deel van de hongerwinter) één boterham (standaard rantsoen), voor de hele dag, dus verdeelde ik die: een halve in de voormiddag en de andere halve tegen de avond.
Je kunt natuurlijk aanvoelen wat er gebeurt: Anna die een beetje begon te kruipen greep naar mijn boterham, ze kon immers geen onderscheid maken tussen het hare en dat wat voor de ander bestemd is.
”Eh-eh” … en mijn boterham - werd gedeeld in 3, met mijn kroost!

Gelukkig heb ik het “Oranjehotel” in de verdere periode weten te vermijden, … .
Mijn schoonzusje Deliana? Na 15 oktober ’42 nooit meer iets van gehoord!
Later bleek dat ze geruime tijd - ongeveer 3 maanden vóór onze poging tot het vrijpleiten van mijn schoonmoeder, dus nog in december 1942 in Auschwitz op 19 jarige leeftijd is terechtgesteld, overleden, op een gruwelijke manier, ter wille van haar geloof … .
Wel raar: op haar overlijdensakte staat: “glaubenslos” (ongelovig), dus men wilde de toedracht van het gehele gebeuren niet erkennen, want ze was wel degelijk vanwege haar “geloof” (glauben) opgepakt … men vertaalt het met “ontrouw”, maar, aan wie? aan de staat? Gelukkig is ze trouw gebleven aan haarzelf én aan haar geloof … .

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken