Krijn Martinus Breur

Persoonsgegevens

VoornaamKrijn
InitialenK.M.
AchternaamBreur
GeslachtMan
Leeftijd25
BeroepJournalist/Lid van verzet
Geboren25 mei 1917 in Dordrecht.
Overleden5 februari 1943 in Leusderheide.
Plaats grafErebegraafplaats Bloemendaal te Overveen

Reden arrestatieVerraad
Gearresteerd op20 november 1942

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel21 november 1942
Oranjehotel verlaten13 januari 1943
Cel(len)600  |  Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden
VonnisTer dood veroordeeld
VervolgAmersfoort
Vught
Leusderheide

 
Bron(nen):
Dodenboeken Oranjehotel

Ingezonden verhalen over Krijn Martinus Breur

Ingestuurd door Jacqueline 't Hart op 17 september 2023

Zoon van Rens Breur (19 november 1890 Nieuwe Tonge) en Maagje van der Blom (1 september 1892 Krimpen aan den IJssel). Op 1 juni 1919 verhuisde het socialistische gezin naar Amsterdam-Noord, waar Krijn opgroeide met zussen Tinie en Hanneke in de Vogelbuurt.
Getrouwd op 1 september 1940 met tekenlerares en schilderes Adriana Klazina (Aat) Hibma
(28 december 1913 Den Haag – 31 december 2002 Amsterdam).
Ze kregen twee kinderen, Wim (1940) en Dunya (30 juni 1942 – 19 juni 2009).
Tijdens zijn jeugd was Krijn een pro-actieve jongeman. Op latere leeftijd was hij actief bij de socialistische Arbeiders Jeugd Centrale (AJC)en was hij hordeleider van de Rode Valken, een afdeling binnen de AJC. Ook schreef hij verschillende artikelen in het blad De Wiekslag van deze club, waar zijn antifascistische houding voor het eerst zichtbaar werd.
Krijn studeerde aan de HBS voor een periode van vijf jaar. Na zijn militaire dienst in 1936 was hij drie maanden werkzaam in het kamp van de Sociale Jeugd Nationale te Brighton, Engeland. De ontwikkelingen in Spanje hielden Krijn zodanig in zijn greep dat hij op 19 juli 1937 besloot om naar Spanje te vertrekken. Eind juli/begin augustus 1937 werd de, in hoofdzaak, Nederlandse compagnie opgericht. De Nederlandse eenheid was onderdeel van het bataljon Edgar André in de 11e brigade Thällman. In maart 1938 werd de compagnie officieel tot “De Zeven Provinciën” gedoopt. Krijn werd onderdeel van de zogenoemde “Internationale Brigade”. Hij werd al gauw benoemd tot politiek commissaris en moest er binnen zijn bataljon voor zorgen dat de mannen gemotiveerd bleven om te blijven vechten. Ook verzorgde hij de beschikbare informatie aan de jongens, zodat zij wisten waarvoor zij vochten.
Bij de gevechten rond de Spaanse plaats Quínto raakte Krijn voor het eerst zwaar gewond en kwam in het ziekenhuis terecht. Na enige tijd was hij hersteld van zijn verwondingen en nam hij opnieuw deel aan de strijd. In de slag bij de rivier de Ebro raakte Krijn opnieuw zwaar gewond en dit keer overleefde hij het maar ternauwernood. Krijn was geraakt in zijn ruggengraat waardoor hij verlamd raakte. Na een periode van herstel in Spanje kwam hij via Toulouse in een hospitaal in Parijs terecht waar hij langzaam verder herstelde van zijn verwondingen. Krijn diende in het Spaanse leger van juni 1937 tot februari 1939, hij arriveerde 18 maart 1939 in Nederland.
Ook in Nederland kwam het nationaalsocialisme op. Toen op 1 september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was het Nederlandse leger al gemobiliseerd op 29 augustus datzelfde jaar. Ook Krijn werd als jongeman opgeroepen en gaf onmiddellijk gehoor. Echter werd hij door zijn eerdere opgelopen verwondingen afgekeurd. Ook werd hem, door zijn strijd bij een buitenlandse strijdmacht, later zijn Nederlanderschap afgenomen (op 13 juli 1940). Dit bemoeilijkte de situatie voor hem drastisch, immers wie geen Nederlander was kon ook niet of nauwelijks werken en door de Beurskrach van 1929 was de werkloosheid in Nederland erg hoog.
In deze periode leerde hij Aat Hibma kennen, Adriana Klazina Hibma. Aat was leerlinge aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten, waar zij onder andere lessen kreeg van Paul Citroen. Na haar opleiding was zij tekenlerares in Den Haag en was ze actief bij verschillende bonden, zoals de Nederlandse Trekkersbond, Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie en de Religieuze Jeugd Gemeenschap. Aat had via vrienden een zolderkamertje bij een commune in Den Haag dat zij als atelier kon gebruiken op voorwaarde dat de commune het kon blijven gebruiken als logeerkamer. Zij had het ingericht en een bed neergezet voor de keer dat zij er zelf zou willen blijven slapen. Op een ochtend kwam ze op de zolder en lag daar een vreemde jongeman in het bed. Deze man bleek Krijn te zijn. Hij was bij de commune via dezelfde kennissen als Aat om te spreken over zijn ervaringen in Spanje.
Op 1 september 1940 trouwden Krijn en Aat, omdat Krijn statenloos was verklaard door zijn strijd in Spanje leek ook zij haar Nederlanderschap te verliezen. Door protest wisten ze dit te voorkomen. Samen probeerden ze zo goed als het ging de kost te verdienen. Aat werkte bij de Handelsdagschool en bij haar eigen HBS in Den Haag. Later was ze werkzaam als illustratrice bij de uitgeverij De Spin in Amsterdam voor het blad Moeder en Kind. Aat beviel in december 1940 van haar eerste kind Wim. In 1942 beviel zij van haar tweede kind, Dunya.
De financiële situatie voor het gezin was moeilijk. Op 12 juni 1940 vroegen Krijn en Aat werklozensteun aan. Het steundossier bij de gemeente van Amsterdam laat zien dat Krijn kantoorbediende op gaf en Aat dienstbode. Ook had Krijn bij “ziekte” ingevuld dat Aat zwanger was. Krijn’s werk bij de bibliotheek en zijn redactiewerk voor de NVV kwamen uit op een jaarinkomen van 1500 gulden. Door bemiddeling van de NVV kwam een baan vrij bij Nederlandse Bond van Arbeiders in het Landbouw, Tuinbouw en Zuivelbedrijf waar Krijn kantoorbediende werd op 29 april 1939 voor 110 gulden per maand. Hij werd echter in oktober 1940 ontslagen doordat een gedemobiliseerde bediende terugkwam en zijn oude functie terugkreeg. Krijn kwam daarna terecht bij de afdeling Statistiek op het stadshuis te Amsterdam in het kader van werkverschaffing werkloze intellectuelen.
Naast de werkzaamheden om het gezin te kunnen onderhouden hielden Aat en Krijn zich bezig met sabotage en verzetswerk. Volgens Aat was het voor het linkse milieu erg logisch om in het verzet te gaan: “dat deed je gewoon” zegt zij zelf in een interview na de oorlog. Zij en Krijn waren dan ook vanaf het begin van de oorlog zeer actief binnen het verzet. Krijn verspreidde 'De Waarheid' en verrichtte spionagewerk. Ook was hij lid van de Nederlandse Volksmilitie en had in dit kader in Amsterdam de leiding over een kleine communistische Mil-sabotagegroep. Zo pleegde hij in 1942 met behulp van door hem vervaardigde tijdbommen aanslagen op voor de bezetter belangrijke objecten als munitieopslagplaatsen en Wehrmacht-garages. Breur had verzetscontact met onder anderen J.H. van Gilse, G.W. Kastein en M. Meyer.
Samen met Aat, die bonkaarten en persoonsbewijzen vervalste, nam Krijn Joodse onderduikers in huis. Vanaf medio oktober 1942 werden in een actie tegen de Nederlandse Volksmilitie [een verzetsorganisatie] honderden arrestaties verricht.
Ook namen zij de vrouw van Sally Dormitsen haar zoon Maurits in huis. Krijn en Sally kenden elkaar vanuit de Spaanse Burgeroorlog.
In het kader van de arrestaties van Sally Dormits en verschillende leden van de Nederlandse Volksmilitie kwam de politie ook de naam Krijn Breur tegen in het onderzoek. Ze hadden in eerste instantie geen duidelijke aanwijzingen om Aat en Krijn te arresteren. Het echtpaar werd echter verraden door een vrouw die dacht dat zij door Krijn op te geven haar dochter terug kon krijgen.
Op 19 november 1942 werd hij gearresteerd op de Loosduinseweg in Den Haag. Na de arrestatie van Krijn vond ook bij zijn huis in Amsterdam door de SD huiszoeking plaats waarbij belastend materiaal gevonden werd. Aat werd met Dunya meegenomen. De volgende dag werd Wim naar de ouders van Krijn gebracht. Krijn werd vijf dagen verhoord door de politie en Aat was hierbij aanwezig. Tijdens dit verhoor waren de tanden uit zijn mond geslagen, ook was hij door de klappen op zijn hoofd doof aan één oor geworden. Na het eerste verhoor werd Krijn naar de gevangenis van de Duitse Wehrmacht in Utrecht gebracht, toen werd hij overgeplaatst naar Amersfoort en Vught, om in december 1942 weer naar Utrecht gebracht te worden.
Ten tijde van het proces werd het pas echt duidelijk hoeveel de Duitsers over hem wisten. Op de zitting was het hem verboden zichzelf te verdedigen, de akte van beschuldiging was hem ook niet getoond. Er werd de doodstraf geëist op grond van zijn activiteiten als Rode Valkenleider, als oud-Spanjestrijder en voor het plegen van communistische verzetsactiviteiten in de Nederlandse Volksmilitie. Krijn ontving hiervoor de doodstraf en werd op 5 februari 1943 gefusilleerd op de Leusderheide.
Aat kwam met Dunya in de gevangenis van Scheveningen, daarna in isolatie in Utrecht. Voordat zij in juni 1943 gedeporteerd werd, slaagde zij erin deze baby aan de gevangenispoort aan haar ouders mee te geven. Na een verblijf in de gevangenissen van Kleef en in Berlijn kwam zij in september 1943 in het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück aan. Daar onderging zij het strenge regime, maar dankzij enige goedwillende bewaaksters kreeg ze werk in de boekbinderij en moest ze geboortekaartjes tekenen. Zo kreeg zij ook restjes papier in handen voor clandestiene tekeningen. Aat tekende vooral haar medegevangenen.
Op 1 maart 1945 werd Aat naar het Strafblock overgeplaatst, wat neerkwam op een doodvonnis. Een arts trok haar echter uit de rij en spelde haar het nummer van een overleden gevangene op. Dit werd haar redding. Op een dag hoorde de kampcommandant dat twee Nederlandse vrouwen tekeningen hadden gemaakt, wat hij als hoogverraad beschouwde. Weer kwam er hulp, want medegevangenen stopten de tekeningen weg voordat de kampcommandant arriveerde om ze te zoeken.
Op 29 april 1945 bevrijdde het Russische leger kamp Ravensbrück. Op 6 juli 1945 werd Aat gerepatrieerd. Ze bleek met tuberculose besmet.
In september 1945 kreeg Aat bezoek van een medegevangene, die haar tekeningen uit het kamp had gered. Aat stopte de beschadigde tekeningen weg en wilde er niet meer aan denken. Zij had gezondheidsproblemen en leed erg onder kamptrauma’s. Zij leed een zeer teruggetrokken bestaan en de oorlog drukte als een taboe op haar. Haar kinderen leden hier erg onder.
Het is uiteindelijk haar dochter Dunya, die dit taboe wist te doorbreken. Ze had al vaak gevraagd naar de inhoud van een geheim koffertje onder het bed van haar moeder. Pas in 1980 kwamen de tekeningen tevoorschijn. Dunya publiceerde in 1983 deze tekeningen samen met verhalen in ‘Een verborgen herinnering’. De tekeningen zijn in het beheer van het Rijksmuseum gekomen.
Hoe vanzelfsprekend het voor Aat en Krijn ook was om het verzet in te gaan, ook zij hadden niet gerekend op deze uitkomst. Beiden hadden hoop dat hun verzetswerk voortgezet kon worden, ook al accepteerden zij de eventuele gevangenisstraf. Als zij geweten hadden dat Krijn de doodstraf zou krijgen en Aat naar Ravensbrück zou worden gestuurd hadden zij wellicht anders gehandeld.
Op 25-jarige leeftijd werd Krijn gefusilleerd, Aat kwam in 1945 ziek terug na jaren gevangen te hebben gezeten. Zij kon hierdoor jarenlang niet voor haar eigen kinderen zorgen. Krijn en Aat vochten voor hun familie, alle families, tegen het fascisme, voor een betere toekomst voor ons allen. Ten koste van zichzelf en hun eigen familie.

Informatie uit:
eerebraafplaatsbloemendaal.eu
collectir.verzetsmuseum.org
humanitarisme.nl
cornex.nl
openarchieven.nl

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken