Willem Coenraad Laros

Persoonsgegevens

VoornaamWim
InitialenW. C.
AchternaamLaros
GeslachtMan
Leeftijd38
BeroepFabrieksarbeider
WoonplaatsDelft
Geboren9 juni 1902 in Delft.

Reden arrestatieJehovah's getuige
Gearresteerd inDelft

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel10 februari 1941
Oranjehotel verlaten15 februari 1941
Cel(len)577  |  Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden
VervolgSachsenhausen

 
Bron(nen):
NRK gevangenenboek

Ingezonden verhalen over Willem Coenraad Laros

Ingestuurd door Oranjehotel op 10 december 2024

Verslag over Willem Coenraad Laros, ingestuurd door Meinard Tydeman. Gebaseerd op een video interview door het Holocaust Memorial Museum van Washington op 1 februari 1991 bij Wim Laros thuis in Delft op 88 jarige leeftijd. (Interviewer: Robert Buckley. Tolk: Mitra Tydeman-Yousef)

Wim werd op 9 juni 1902 geboren in Delft. Zijn vader heette Gijsbertus Laros en zijn moeder Anna Wilhelmina van der Veen, ook beide geboren in Delft. Zijn vader was metselaar en werkte veelal aan de kerken in Delft.
Wim volgde de lagere school, werd fietsenmaker en later fabrieksarbeider bij de “Porseleinen Fles’. Wim trouwde op 24-jarige leeftijd. Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam was Delft nog een kleine, oude stad met veel grachten en bruggen. Wim herinnerde zich dat er zich toen al een benauwende sfeer ontwikkelde en dat Hitler grote veranderingen aanbracht in Duitsland.

In Nederland sloten mensen zich aan bij de NSB en ook hier voltrok zich een snelle omwenteling. Na het bombardement van Rotterdam in mei 1940 was de invasie van het Duitse leger in Nederland een feit. Wim bemoeide zich nooit met politiek. Van huis uit was Wim gereformeerd maar ook daarin was hij niet actief.

Via een broer leerde Wim in 1935 de lectuur van Jehovah’s Getuigen kennen. Toen Wim bij zijn broer thuis een Bijbelstudie met de Getuigen meemaakte was het voor hem een openbaring. Omdat het 3 weken oude kind van Wim en zijn vrouw nogal huilde, vroeg zijn schoonzus of de studie voortaan niet bij Wim thuis gehouden kon worden.

De Getuigen onderwezen vanuit de Bijbel dat Gods koninkrijk veranderingen in het aardse bestuur zou brengen en dat God een volk voor zijn naam bijeen zou brengen. Het eerste boek dat Wim van de Getuigen bestudeerde was ‘Rijkdom’. Op 15 april 1937 werd Wim in Brussel als Getuige van Jehovah gedoopt en hij nam van het begin af aan deel aan het predikingswerk van de Getuigen. Lectuur daarvoor haalde hij op bij een Getuige uit Den Haag. In aanvang ging Wim eens per week op pad maar later ging hij vaker met 2 andere Getuigen uit Delft prediken.

Toen er zich een groepje Getuigen vormde in Delft, heeft het Wachttorengenootschap hen een gebiedstoewijzing gegeven voor Vlaardingen, Overschie, Maassluis en het omliggende gebied. Tussen 1937 en 1940 had Wim volledige vrijheid om daar overal te prediken maar rond 1939 nam de vrees voor de nazi’s toe in Nederland. Na de invasie in Nederland in mei 1940 was alle vrijheid verdwenen.

Vóór de invasie werd de Nederlandse Wachttorenlectuur geproduceerd vanuit Heemstede, vlakbij Haarlem. In die tijd werkten de Getuigen ook met draagbare grammofoons en getuigenisplaten. Vlak na de invasie werd de drukkerij van het Wachttorengenootschap in beslag genomen door de nazi’s.

Wim werd samen met geloofsbroeder Molenveld gearresteerd door 3 Haagse rechercheurs die bij Wim huiszoeking kwamen doen. Wim moest met hen meekomen terwijl zijn 3-jarig dochtertje zolang bij de buren werd gebracht aangezien Wims’ vrouw op dat moment aan het prediken was. Een ex-Getuige in Den Haag had zo’n 10 andere Getuigen - waaronder Wim - verraden. Op dat moment was Wim groepsdienaar (ouderling) in Delft.

Wim werd naar Den Haag gebracht en ondervraagd terwijl er schimpend over de Getuigen werd gesproken door de ondervragers en Wim moest onderschrijven dat hij een dwaalleer verkondigde. Alhoewel hij niet fysiek werd mishandeld dreigde men wel met gevangenisstraf. Wim had zich al langere tijd voorbereid op deze gebeurtenissen en daarom kon hij het verdragen. Hij werd inderdaad 3 maanden in de gevangenis van Scheveningen opgesloten maar de Getuige die samen met hem was gearresteerd gaf het na 3 weken op en tekende de afzweringsverklaring en mocht naar huis. In de 3 maanden gevangenisstraf in Scheveningen heeft Wim maar 1 of 2 keer bezoek gekregen van zijn vrouw.

Wim werd daarna per auto overbracht naar Düsseldorf waar hij een week gevangenzat. Daarna is hij in een boevenwagen via Hannover naar Berlijn overgebracht samen met een groep van ongeveer 20 gevangenen. Onder hen waren werkweigeraars en joden. In Hannover bleek één van hen ook een Jehovah’s Getuige te zijn. Na een paar nachten in gevangenis Alexander Platz werd Wim overgebracht naar Sachsenhausen samen met een Duitse Getuige.

Eenmaal in het concentratiekamp kreeg Wim een paarse driehoek - zoals voor Getuigen gebruikelijk - met nummer 37764 op zijn gevangeniskleding genaaid. Rode driehoeken waren voor politieke gevangenen, groene- voor misdadigers, en zwarte- voor werkweigeraars. Op de eerste dag moest je je wassen en kreeg je je gevangenis kleding.

Daarna werd je door de SS bewakers gedwongen om oefeningen te doen door voortdurend op te staan, languit op de grond te gaan liggen, door de as te rollen en dergelijke, om je angst aan te jagen.

Eens per maand mocht Wim een brief ontvangen en een brief vanuit Sachsenhausen versturen naar zijn vrouw, zij het dat zijn bericht maar uit 5 regels mocht bestaan. Wim werd ingedeeld in de ‘Isolerung’. Die bestond uit 2 barakken met alleen maar Jehovah’s Getuigen. Zij werden geïsoleerd om te voorkomen dat ze tot andere gevangenen zouden prediken, maar hierdoor konden de Getuigen elkaar wel geestelijk opbouwen door Bijbelse gesprekken te hebben. Daarnaast werden de Getuigen normaal behandeld. Toen Wim als een nieuwe gevangene binnenkwam, vroegen de Getuigen die daar al langer gevangen zaten, wat voor nieuws er was en welke dingen Wim recentelijk had geleerd. Nadat een Adventist deze onderlinge contacten van de Getuigen echter had verraden, werden alle Getuigen over de 65 barakken van Sachsenhausen verdeeld.

In de ‘Isolerung’ waren nog 2 barakken waar gevangenen werden opgesloten die een overtreding hadden begaan in het kamp, zoals het stelen van brood. Zij werden door een blokoudste met een zweep geslagen, ze moesten steeds kniebuigingen maken, armen hooghouden en dergelijke, om ze te straffen.

Wim is er ook ooggetuige van geweest dat degenen die tijdens het appèl niet meer op hun benen konden staan, door de SS werden doodgetrapt. Hij heeft ook gezien hoe vlak voor hem communistische gevangenen werden opgehangen. Gevangenen die hadden geprobeerd te vluchten, werden gedood en op een wagen naast de poort gelegd, als afschrikwekkend voorbeeld voor al degenen die dagelijks door die poort in- en uitgingen.

Wim moest allerlei werkzaamheden verrichten: hout voor de barakken versjouwen op het treinstation, graafwerk voor riolering die 6 tot 8 meter diep moest worden gelegd, enz. Tijdens de winter bevroren zijn vingers waardoor één vinger korter is geworden.

Wim droeg de gestreepte kampkleding maar toen hij op een keer een hemdje droeg onder z’n jasje, mocht hij niet meer op die afdeling voor kleding werken en werd hij teruggestuurd naar het graafwerk. Je mocht maar 2 stukken dragen, een broek en een jas. Onderkleding was niet toegestaan. Als schoeisel droeg Wim houten zolen met een band van doek erover zonder sokken. Kleding werd onregelmatig gewassen. Dan weer eens in de maand, dan weer om de week.

Als hoofdbedekking droegen gevangenen een gestreepte muts. Tijdens het ochtend- of avond appèl werd dan bevolen “Mutsen ab!” en dan moesten alle gevangenen als één man de mutsen tegelijk afdoen. Ging dat niet tegelijk, dan moest het steeds overnieuw. Het kon gebeuren dat er 1 of 2 bij het appèl ontbraken. Dan moesten de gevangenen urenlang in weer en wind blijven staan totdat de ontbrekenden terecht waren. Soms moesten de gevangenen in hun nat geregende kleding naar bed.

Op een keer werden alle Getuigen naar voor geroepen en gesommeerd om te ondertekenen dat de Getuigen een dwaalleer verkondigden. Toen zij weigerden werden alle etensketels weggehaald en aan anderen gegeven met de opmerking dat Jehovah dan maar in voedsel moest voorzien.

Ochtendappèl was om 5 uur ’s morgens omdat het kamp overvol raakte. In een barak voor 250 gevangenen zaten er op het laatst wel 500 of 600. Iedereen moest zich eerst wassen en aankleden voor op appèl te kunnen verschijnen. 4 of 5 personen moesten één bergkast met elkaar delen voor hun kleding, bestek en dergelijke. Dat was vaak erg moeilijk te doen.

In de ochtend kreeg men een halve liter soep die uit wat meel en water bestond. Als het niet goed was geroerd, kreeg je een halve liter water. Men noemde het Knorr soep. Als je zwaar werk moest doen, kreeg je 2 sneetjes brood extra. In de avond kreeg men een liter koolsoep. Wim vermagerde zo van 60 á 70 kilo naar 48 kilo. Hij kon nog maar moeilijk op z’n benen staan.

Wim kon slecht tegen de winterse kou, vooral wanneer je lang in natte kleren rondliep. Hij heeft ook in het zieken revier gelegen met dysenterie vanwege het slechte voedsel. In die ziekenbarak moest Wim zakjes plakken. In die periode werden door de Arbeitsdienst Bibelforscher gevraagd om vruchten te plukken. Wim stak zijn hand op, kreeg burgerkleding aan, en werd samen met 5 andere Getuigen per trein naar kamp Flossenburg overgebracht om daar in het bos bosbessen te gaan plukken.

Eén keer moest Wim voor één dag appels plukken. Hij heeft toen zoveel appels gegeten dat hij er buikpijn van kreeg. Soms was er geen werk en moest men gewoon wachten totdat er weer werk vrij kwam.

Omdat er altijd een SS bewaker naast of achter je stond tijdens het werk, vroeg Wim zich wel eens af hoe lang hij het zou kunnen volhouden. Hij was steeds nerveus onder die omstandigheden. Door onderling contact te houden met geloofsbroeders kon Wim het hoofd bieden aan alle verschrikkingen die je om je heen zag. In de periode dat de Getuigen verspreid waren over het hele kamp hadden de Getuigen meer vrijheid en kon Wim met een paar Hollandse en Belgische politieke gevangenen Bijbelse gesprekken voeren. Na afloop van de dodenmars en na de bevrijding zijn er 38 medegevangenen als Jehovah’s Getuigen gedoopt in Schwerin in een kuip van een militaire kazerne. Zij hadden gedurende hun gevangenschap ook dergelijke Bijbel discussies en studies gehad.  Toen Wim nog in de bekledingskamer werkte heeft hij daar een Bijbel ‘gevonden’ waardoor hij elke dag een dagtekst uit de Bijbel kon kiezen. Wim verborg die Bijbel onder z’n kussen op bed. Maar toen er ‘deken controle’ werd gehouden, waarbij elke 2e deken werd gevorderd voor het leger, zag Wim dat ze zijn Bijbel bovenop z’n kussen hadden gelegd. Wonder boven wonder hadden ze die niet gevorderd …

In de wasruimte van een barak waren ronde wasbakken en een rij van ongeveer 10 toiletpotten. Je kon er ook je voeten wassen. Er was geen privacy. De groepen gevangenen waren verspreid over het hele kamp. Er waren niet veel joden. Meestal werden die meteen naar Dachau doorgestuurd. De Getuigen waren eerst apart gevangen gezet maar later ook over het kamp verspreid.

Toen aan het eind van de oorlog geallieerde legers van alle kanten oprukten, organiseerde de SS een evacuatie van alle gevangenen van Sachsenhausen. Deze voettocht staat bekend als één van de vele dodenmarsen. De SS had niet van tevoren gezegd wat het reisdoel was. Toen de gevangenen in groepen van 500 het kamp verlieten, kreeg iedereen nog wat voedsel mee. Toen de Getuigen als laatsten aan de beurt waren om het kamp te verlaten, was er niets meer over. Gelukkig hadden 17 vrouwelijke Getuigen uit andere kampen, die in de huishouding van de SS hadden gewerkt, nog wat voedsel mee kunnen nemen, wat nu met de geloofsbroeders werd verdeeld. Alle Getuigen uit het kamp hadden zich verzameld in de kleermakersbarak. Daar hield een broeder een lezing en vertelde hij de groep dat ze waarschijnlijk het kamp zouden verlaten. Hij benadrukte het belang van Gods hulp bij deze cruciale momenten. Laat in de avond vertrokken zij uit het kamp.

Wim heeft met de groep Getuigen een dag en een nacht doorgelopen totdat ze bij een boerderij kwamen waar ze mochten overnachten. Deze mensen waren de Getuigen goed gezind. De volgende ochtend hebben zij aardappelen voor de groep gekookt zodat elke Getuige 2 of 3 gekookte aardappelen kreeg.

Wim weet niet precies hoe lang ze hebben gelopen maar hij wist nog wel dat ze in een bos hebben overnacht op de kale bosgrond. Op een gegeven moment kwam er voedselhulp van het Rode Kruis. Elk pakket moest met 6 man worden gedeeld. Enkele zieke geloofszusters en Arthur Winkler die geheel verlamd was geraakt, werden op een wagen meegevoerd. Aan het eind van de dodenmars toen de geallieerde legers dicht waren genaderd, had de SS alle Getuigen nog willen ombrengen aan de rand van een bos maar tegen hun bevelen in bleven de Getuigen in het bos en begaven zij zich niet in het open veld. De Getuigen hadden zelfs een diepe kuil kunnen graven om te kunnen drinken van het grondwater.

Het Canadese leger bevrijdde de Getuigen uiteindelijk en toen ze in een militaire kazerne werden gehuisvest was iedereen dolblij. Sommige broeders hielden Bijbellezingen. Wim vertelde dat het even was net alsof ze nooit waren weggeweest.

Voordat Wim de rivier de IJssel kon oversteken op weg naar huis, is hij met een groep van ongeveer 30 Getuigen verpleegd geweest in Kasteel Eerde in Ommen. Daarna is Wim samen met andere gevangenen per vrachtwagen naar Delft gebracht. Op de markt aangekomen heeft zijn eigen broer hem geholpen om thuis te geraken door op zijn fiets de spullen van Wim mee te helpen dragen.

Wims’ dochter was nu 8 jaar geworden en herkende haar vader niet meer terug maar voor Wim was het geweldig om zijn dochter weer terug te zien.

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken