Persoonsgegevens
Voornaam | Gerard |
Initialen | A.J.G. |
Achternaam | Fleischeuer |
Geslacht | Man |
Leeftijd | 54 |
Beroep | Gemeentesecretaris/Lid van verzet |
Woonplaats | Oirsbeek |
Geboren | 25 februari 1889 in Oirsbeek. |
Overleden | 29 maart 1945 in Dachau. |
Reden van overlijden | Ontberingen |
Plaats graf | Erehof Algemene Begraafplaats Tongerseweg Maastricht |
Reden arrestatie | Het verbergen van 10 Joodse onderduikers |
Gearresteerd in | Oirsbeek (thuis) |
Gearresteerd op | 16 november 1943 |
Oranjehotel
Datum in Oranjehotel | 18 november 1943 |
Oranjehotel verlaten | 22 november 1943 |
Cel(len) | 453 | Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden |
Vervolg | Vught (22-11-1943) Dachau (1944-05-25) |
Bijzonderheden | Het woonhuis werd geconfisceerd door de Duitsers, die er Duitse officieren huisvestten. Op 30 maart 1982 werd de heer Fleischeuer postuum het Verzetsherdenkingskruis toegekend. Op 11 november 1990 kregen Gerard en zijn vrouw Philomèna Bettonville (postuum), als dapper echtpaar de hoge Israëlische Yad Vashem-onderscheiding uitgereikt. Dat vond plaats in de hoofdsynagoge van Maastricht. Geen van de onderduikers overleefde de oorlog |
Formulier persoonsgegevens oud-gevangenen (gebaseerd op familiearchief; boek Lokerman, Marie-Cécile van Hintum (Balans 2019)
NRK ABC-kaart
Oorlogsgravenstichting.nl
Ingezonden verhalen over Adèle Jan Gerard Fleischeuer
(Adèle Jan) Gerard Fleischeuer (25-02-1889 – 29-03-1945)
Gerard Fleischeuer was een felle tegenstander van het nazidom, vanaf de opkomst in Duitsland en Nederland. Naast contacten met het Heerlense verzet had hij connecties met de Maastrichtse verzetsgroep rond Charles Bongaerts, die een centrale rol speelde in de Limburgse pilotenhulp. Ondanks hun vijf kinderen in de tienerleeftijd hebben Gerard en zijn vrouw Philomène Fleischeuer- Bettonville op 15 februari 1943 tien Joodse onderduikers in hun huis in Oirsbeek ondergebracht. De meeste van deze onderduikers konden nauwelijks bijdragen aan hun levensonderhoud, maar gedreven door humanitaire motieven slaagden de Fleischeuers er toch in om hun allemaal te helpen. De onderduikers verbleven op de bovenste verdieping van het woonhuis, die daartoe speciaal werd verbouwd. Het ging tien maanden goed, totdat de zaak werd verraden door de infiltratie van H. Vastenhout c.s. in de groep Bongaerts (in het kader van het zgn. Englandspiel). Gerard Fleischeuer en de ondergedoken joden vielen op 16 november 1943 in handen van de Sipo.
De tien onderduikers werden op 17 november afgevoerd naar Westerbork en van daaruit naar het Duitse vernietigingskamp Auschwitz. De NSB-burgemeester van Oirsbeek, Willem Henkens, liet aan de NSB-commissaris van de Provincie Limburg, graaf Max.de Marchant et d’Ansembourg, per brief weten dat (zijn eigen gemeentesecretaris..) Gerard Fleischeuer in de avonduren van 16 november 1943 was gearresteerd. Gerard werd vervolgens op 18 november 1943 op transport gesteld naar de strafgevangenis in Scheveningen. Na een kort verblijf in het Oranjehotel werd hij, zonder vorm van proces, op 22 november 1943 overgebracht naar het concentratiekamp in Vught.
Op 25 mei 1944 werd Gerard tezamen met honderden landgenoten op transport gesteld naar Dachau, het oudste concentratiekamp van de Nazi’s. Daar werd hij ingeschreven als “Insasse des K.Z. Lagers Dachau unter Häftlings Nr. 69035". Door zijn ervaring als ambtenaar en organisatietalent zou hij enige tijd in de kampadministratie gewerkt hebben. Later kwam hij terecht in het buitenkamp “Aussenlager” Allach bij Dachau waar hij tewerk werd gesteld in de fabriek van de Bayerische Motor Werke AG (BMW), die voornamelijk vliegtuigmotoren produceerde.
Na bijna anderhalf jaar gevangenschap en dwangarbeid overleed Gerard, als gevolg van de ontberingen in het kamp, op 29 maart 1945. Hij was toen 56 jaar. De 45e Infanterie Divisie van het 7e Amerikaanse leger bevrijdde kamp Dachau op 29 april 1945, exact een maand na zijn overlijden.
Gewoonlijk werden de doden in de concentratiekampen gecremeerd, maar te Dachau werd hiermee in januari 1945 gestopt, met name wegens een gebrek aan brandstof. De lijken werden nu in geordende massagraven op de Leitenberg te Dachau begraven en er werd een administratie van bijgehouden, zodat latere lokalisering en identificatie mogelijk zouden zijn. In 1959 startte ten behoeve daarvan een onderzoek met behulp van Bureau Gravendienst van het ministerie van Defensie. Nadat een van zijn dochters enkele keren naar Dachau was gereisd om haar vader te identificeren, was uiteindelijk herbegrafenis mogelijk op de Erebegraafplaats in Maastricht, op 4 december 1965.
Verhaal insturen
U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.
Account / aanmelden
Foto insturen
U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.
Account / aanmelden
Wijzigingen doorgeven
U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.
Account / aanmelden