Sonja Prins

Persoonsgegevens

VoornaamSonja
InitialenS.
AchternaamPrins
GeslachtVrouw
Leeftijd30
BeroepDichteres
Geboren14 augustus 1912 in Haarlem.
Overleden15 januari 2009 in Breda.

Gearresteerd inRotterdam
Gearresteerd op9 november 1942

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel9 november 1942
VervolgRavensbrück
BijzonderhedenBij de evacuatie van kamp Ravensbrück wist ze tijdens een dodenmars met een groepje vrouwen te ontsnappen.

 
Bron(nen):
Oorlogsbronnen
rudi-harthoorn.nl
openarch.nl
wikipedia.nl

Ingezonden verhalen over Sonja Prins

Ingestuurd door Jacqueline 't Hart op 18 mei 2023

Dochter van de linkse non-conformist, schrijver en vertaler Adriaan Pieter Prins (3 november 1884 Heemstede - 1 juli 1958 Hoogvliet) en de vrouwenactiviste en onderwijsvernieuwster Ina Elisa Willekes Macdonald (21 maart 1886 Haarlem - 26 februari 1979 Laren).
Nog maar achttien jaar oud richtte Sonja Prins het internationale tijdschrift voor avant-gardeliteratuur Front op. Er verschenen vier nummers (1930-1931), bij de Haagse uitgeverij Servire. Prins publiceerde in 1933 haar eerste dichtbundel Proeve in strategie onder de schuilnaam Wanda Koopman. Deze modernistische bundel met sociaal geëngageerde poëzie werd lovend besproken door onder meer Hendrik Marsman en Victor van Vriesland.
Getrouwd op 3 januari 1934 te Rotterdam met Pieter Evert Jansen Schoonhoven (13 september 1906 Schalkwijk - 19 augustus 1975 Den Haag). Ze zijn gescheiden in 1939.
Sonja groeide op in een vrijdenkend gezin en kreeg de belangstelling voor het communisme met de paplepel ingegeven. Haar vader was een vrijgevochten figuur die tijdens de Eerste Wereldoorlog zelfs nog een affaire met Mata Hari had. Het gezin vertrok naar Schotland en ging enige tijd later per vrachtboot naar de Verenigde Staten en later Canada om vervolgens naar Engeland en Zwitserland te gaan, alvorens naar Nederland terug te keren. In Nederland ging ze naar de middelbare school, het Baarnsch Lyceum, die ze niet afmaakte. Al op school ontwikkelde ze literaire kwaliteiten. Ze werd dichteres, alhoewel ze ook een paar uitstapjes naar proza maakte. Haar werk werd loven ontvangen door de dichters Hendrik Marsman en Victor van Vriesland.
Ze verliet het ouderlijk huis om in Amsterdam op kamers te gaan wonen; eerst in de welgesteld wijk vlak bij het Rijksmuseum en vervolgens in de armoedige Jodenhoek bij het Waterlooplein.
Ze werd nu zelf lid van de CPN.
Ze kreeg een korte relatie met een Amerikaan; toen die na korte tijd vertrok bleek ze zwanger te zijn van een tweeling. Ze was ongehuwd toe ze moest bevallen, wat in die tijd een grote schande was. Op aandrang van haar moeder huwde ze de Vlaardingse communist Piet Jansen Schoonhoven om haar kinderen een ‘vadersnaam’ te geven. Hij vertrok echter spoedig daarop naar Hongkong om Chinees te leren.
In 1936 keerde hij terug en werd ze opnieuw zwanger, maar Piet vertrok meteen weer naar Spanje om daar lijken te bergen en gewonden te verzorgen. Toen hij getraumatiseerd terugkeerde leidde het tot een spoedige scheiding.
Bij het uitbreken van de oorlog vertrok ze naar Bilthoven, waar haar moeder na het bombardement op Rotterdam bij haar introk, omdat haar woning bij het bombardement verloren was gegaan. Ze werd secretaresse bij het staalbedrijf Demka, dat voor de Wehrmacht werkte. Ze ging het illegale blad De Vonk stencilen en gaf tegelijkertijd allerlei nuttige informatie over leveringen van Demka aan de Wehrmacht door aan het communistisch verzet, die het naar Moskou seinde.
Ze werd op 10 november 1942 op haar werk door de Rotterdamse Sicherheitsdienst tijdens een campagne tegen de Nederlandse Volksmilitie gearresteerd. Ook haar moeder werd van huis gehaald. Ze werden naar het Oranjehotel overgebracht. Vanwege epileptische aanvallen werd haar moeder na een paar dagen vrijgelaten.
Na een paar maanden werd ze naar het concentratiekamp Ravensbrück overgebracht, haar kampnummer was
16627. Bij de evacuatie van het kamp wist ze tijdens een zogenoemde ‘dodenmars’ met een groepje vrouwen te ontsnappen. Ze keerde na de oorlog psychisch getraumatiseerd naar Nederland terug.
In 1948 werd ze secretaresse voor de CPN-partijvoorzitter Paul de Groot en daarnaast redactrice van het communistische maandblad ‘Politiek en cultuur‘. Ze heeft daar weer tijd om poëzie te schrijven; ze verwerkt daarin kampervaringen.
In 1956 raakte ze haar CPN-baan kwijt, omdat het haar niet toegestaan werd binnen de partij een discussie op te zetten over de door Chroestsjow gemelde misdaden tijdens de Stalin-terreur. Ook keerde ze zich tegen de partijlijn van het kritiekloos accepteren van de Sovjet-inval in Hongarije (later zou ze ook haar waardering uitspreken over de door Gorbatsjow gepropageerde openheid binnen de Sovjet Unie). Door de Stasi-methoden van de Gestapo-agenten van de Binnenlandse Veiligheidsdienst kon ze geen nieuw werk vinden. Uiteindelijk kreeg ze in 1970 een verzetspensioen dat een einde aan haar diepe armoede maakte. Daarna vestigde ze zich in een boshut in Baarle Nassau, om daar in alle rust te kunnen werken aan haar beschouwend proza en herinneringen aan het verzet, naast tijds- en politieke gedichten. De laatste jaren ordende Prins haar literaire nalatenschap, die door de Bredase uitgeverij Papieren Tijger in zes delen is gepubliceerd. Lidy Nicolasen schreef een biografie (De eeuw van Sonja Prins) over haar. De nalatenschap van Prins (o.a. 49 dozen met brieven, dagboekaantekeningen en andere archivalia) bevindt zich in het Letterkundig Museum.
Sonja Prins is overleden op 15 januari 2009 in Breda.

Informatie uit:
openarch.nl
rudi-harthoorn.nl
oorlogsbronnen.nl
wikipedia.org

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken