Jacob Smeer

Persoonsgegevens

VoornaamJapie
InitialenJ.
AchternaamSmeer
GeslachtMan
Leeftijd37
BeroepRegenjasplakker
Geboren17 december 1904 in Amsterdam.
Overleden28 mei 1943 in Sobibor.

Reden arrestatieVerrraad
Gearresteerd inAmsterdam
Gearresteerd op11 november 1942

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel20 november 1942
Oranjehotel verlaten12 april 1943
Cel(len)457  |  Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden
VervolgUtrecht
Amersfoort
Vught
Westerbork
Sobibor
BijzonderhedenDe heer Smeer was werkzaam bij Hollandia Kattenburg, waar hij op 11 november 1942 tijdens de razzia werd gearresteerd.

 

Ingezonden verhalen over Jacob Smeer

Ingestuurd door Jacqueline 't Hart op 17 september 2023

Zoon van Azor Smeer (21 mei 1864 Heerenveen - 1 februari 1938 Amsterdam) en Sara Sluijter (10 februari 1879 Amsterdam - 26 maart 1943 Sobibor).
Joodse afkomst
Getrouwd op 21 maart 1928 te Amsterdam met Greta Baruch Henriques (26 mei 1905 Amsterdam - 12 april 1930 Amsterdam).
Uit dit huwelijk is op 21 maart 1930 hun dochter Selma geboren (om nog nooit opgehelderde reden in het geboorteregister van Amsterdam geregistreerd als geboren op 21 maart 1932).
Jacob's vrouw Greta overleed op 12 april 1930, enkele weken na de geboorte van zijn dochter, en zij is twee dagen later op 14 april begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen.
Jacob, die net weduwnaar geworden was, bracht zijn pasgeboren dochter voor verzorging bij zijn ouders, om haar pas weer naar acht jaar, in 1940 op te halen en woonde zij in het gezin van Jacob en zijn tweede echtgenote. Door onderduik van 1942 tot 1945 in Friesland heeft zijn dochter de Sjoa overleefd.
Jacob trouwde op 4 februari 1931 te Amsterdam met Dirkje Oosterhof (6 december 1908 Alkmaar).
Ten tijde van het huwelijk heeft Jacob Smeer de in september 1927 geboren Marten Oosterhof (29 september 1927 Amsterdam - 3 augustus 2005 Amsterdam), de buitenechtelijke zoon van Dirkje Oosterhof, erkend, waar-
door hij de naam Smeer heeft gekregen.(1)
Uit dit huwelijk zijn verder nog twee kinderen geboren, Theo in 1935 en André in 1939.
Bij de Joodse Raad was hij geregistreerd op het adres Formosastraat 13 I te Amsterdam; tevens is bekend dat hij de Joodse partner was in een zogenaamd "gemengd huwelijk".
Jacob Smeer was gummiplakker of regenjassenplakker en als zodanig werkzaam geweest bij Hollandia-Katten-
burg. Volgens de aantekening, door een medewerker van de Joodse Raad in Westerbork op Jacob's registratie-
kaart gemaakt, zou Jacob vanwege Hollandia Kattenburg "gesperrt" zijn voor de deportatie vanwege zijn "werk voor de Wehrmacht".
Daar verscheen op woensdagmiddag 11 november 1942 om half vijf een groot aantal overvalwagens van de
"Grüne Polizei" voor de fabriekspoort. Het Joodse personeel werd bijeen gedreven en afgevoerd naar het hoofd-
kwartier van de SD in de Euterpestraat. Jacob bevond zich niet onder de arrestanten; hij was thuis opgepakt want hij was sinds eind 1941 niet meer werkzaam bij Hollandia Kattenburg.
De Joden die bij Hollandia Kattenburg waren opgepakt en hun familieleden werden naar de SD in de Euterpestraat gebracht. Daar werden ze gesplitst in twee groepen : "saboteurs" en "niet-saboteurs". De laatste groep was de grootste. Ze werden naar het Centraal Station gereden en met de trein naar Kamp Westerbork vervoerd.
De groep “saboteurs” was kleiner. Deze bestond uit zo’n 130 mannen en vrouwen, die voor het overgrote deel op de gummiplakkerij van Hollandia werkten. Jacob Smeer was één van hen. Het bleek dat hij als een belangrijke gevangene werd beschouwd, omdat hij communist was en er van verdacht werd lid te zijn van de “Nederlandse Volksmilitie” die zich bezighield met sabotage. De groep “saboteurs” werd voor verdere ondervraging naar de “Zentralstelle für Jüdische Auswanderung” aan het Adema van Scheltemaplein gebracht waar ze op hardhandige wijze werden ondervraagd.
In de ochtend van 12 november 1942 werd de groep van 130 Joodse mannen en vrouwen van de “Zentralstelle” in overvalwagens naar het Centraal Station in Amsterdam gebracht. Daar stond de trein klaar die hen naar Den Haag zou brengen. Uiteindelijk kwamen ze in de gevangenis van Scheveningen aan. Jacob Smeer behoorde tot de groep die op 12 november 1942 in de strafgevangenis van Scheveningen werd binnengebracht.
Uit de gevangeniscartotheek is gebleken dat hij werd opgesloten in cel nr. 457.
De 130 Joodse mannen en vrouwen waren gearresteerd op aanwijzing van Maria Magdalena (Martha) Korthagen, die na de oorlog werd veroordeeld. Zij wist zich Jacob Smeer nog goed te herinneren, wat niet zo verwonderlijk was, want ook zij was – net als Jacob Smeer - eind 1941 bij Hollandia Kattenburg ontslagen. Zij verklaarde: “Ik herinner mij, dat ik heb gezien, dat de eveneens gearresteerde Jacob Smeer op zekere dag van een verhoor terugkwam. Ik stond boven in de keuken van het pand aan de Maastrichtsestraat te Scheveningen. Hier vonden ook de verhoren in de zaak van de personeelsleden van de Hollandia fabriek plaats. Ik zag toen dat Jacob Smeer een bloedende wond op zijn voorhoofd boven zijn rechteroog had, tevens liep hij mank. Hij maakte de indruk veel pijn te hebben en liep enigszins voorovergebogen. Tevoren had ik reeds door het huis horen schreeuwen “Au Au”. Of Jacob Smeer deze pijnkreten geslaakt heeft kan ik niet zeggen. Ook weet ik niet door wie hij toen verhoord is.
Wie ook in de Scheveningse gevangenis zat was Elias Dingsdag. Hij overleefde de oorlog en kon zich Jacob Smeer nog goed herinneren: “Deze J. Smeer was grijs en droeg een bruin sportcolbert met opgenaaide zakken. Daar wij, gearresteerde Joden ons tijdens onze insluiting in de cellenbarakken te Scheveningen niet mochten scheren, had Jacob Smeer, toen hij aldaar was ingesloten, al spoedig een grijze baard. Ik herinner mij dat ik Jacob Smeer van een verhoor heb zien terugkomen, doch nog die zelfde middag werd ik met hem geconfronteerd met Wölk en enige andere Duitsers, van wie ik niet meer kan zeggen wie dit waren. Ik heb toen geconstateerd dan Smeer mishandeld moest zijn. Zo had hij enige wonden op zijn hoofd, waarvan op het voorhoofd boven de ogen”.
Bij het onderzoek tegen Maria Korthagen werden na de oorlog verscheidene getuigen gehoord. Zij berichtten dat Jacob Smeer tot de acht gevangenen behoorde die in Scheveningen achterbleven, toen de andere gevangenen op transport gingen naar Westerbork. Inderdaad behoorde hij tot de achtergebleven gevangenen. Hem werd ten laste gelegd dat hij lid was van de “Nederlandse Volksunie”. Dat hij zowel Jood als communist was, kwam hem daarbij bepaald niet ten goede. Op 4 januari 1943 werd Jacob Smeer uit het “Oranjehotel”, de Scheveningse strafgevangenis overgebracht naar de “Polizeigefängnis” in Utrecht. Daar werd hij op 7 januari 1943 door het “Feldgericht des Kommandierenden Generals und Befehlhabers im Luftgau Holland” ter dood veroordeeld.
Vanuit Utrecht werd Jacob Smeer naar Kamp Amersfoort gebracht, waar hij op 11 januari 1943 binnenkwam. Diezelfde maand werd hij vanuit Amersfoort naar Kamp Vught getransporteerd. Kamp Vught was begin januari 1943 in gebruik genomen en medio januari werden zo’n 3000 gevangenen uit kamp Amersfoort naar kamp Vught gevoerd. In Kamp Amersfoort hadden de gevangenen honger geleden en velen waren erg verzwakt.
Jacob Smeer maakte zeer waarschijnlijk deel uit van een van die transporten. Vanuit kamp Vught werd hij op 24 mei 1943 in kamp Westerbork binnengebracht en in strafbarak 67 ingesloten. Op 25 mei 1943 werd hij naar Sobibor gedeporteerd waar hij op 28 mei 1943 is overleden.

Tekst van een brief van 18-4-1943 van Jacob Smeer aan zijn vrouw Dirkje Oosterhof

Lieve vrouw, kinderen en moe,
Vrouw, je brief ontvangen en daaruit vernomen dat het u alle goed gaat. Nu mij gaat het ook zoo. Vrouw, hoe is het met moe? Zal het wel weer in orde komen met haar? Ik hoop van wel want het is heel erg als zij niet meer lopen kan. Vrouw, en hoe is het met jou zelf? Zeker goed he of gaat het niet naar je zin, nu moe ziek is? Vrouwtje, hoe gaat het met Bob. Hij schrijft helemaal niet. Zeg tegen hem dat ik wel wat wil weten hoe het gaat met leren. En vrouwtje, hoe maakt Selma en Theo op school. Leren zij ook goed. Nu geef ze maar een paar lekkere zoentjes van pappie. En hoe is het met Andre. Fijn wordt hij zeker en praat hij de gehele dag door en eet veel. Geef hem maar veel zoentjes lieve vrouwtje en verwen hem maar goed. Nu vrouwtje, veel groeten aan Lena, Manus en kinderen. Dag, duizend kusjes voor Bob, Selma, Theo en André en moe. En apart aan jou. Van Pappie

Informatie uit:
rudi-harthoorn.nl
geni.com
joodsmonument.nl

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken