Sense Jan van der Molen

Persoonsgegevens

VoornaamSense Jan
Achternaamvan der Molen
Beroepbedrijfsleider
WoonplaatsGroningen
Geboren28 oktober 1914
Overleden3 september 1990.

Reden arrestatiewapenbezit, verboden organisatie

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel15 maart 1943
Oranjehotel verlaten18 juni 1943
VervolgVught, Dachau

 

Ingezonden verhalen over Sense Jan van der Molen

Ingestuurd door Reinder van der Molen op 27 juni 2023

'Ja, in de oorlog, toen........'.

Van jongs af aan was die uitroep de rode draad in mijn opvoeding.
Dat betekende zuinig zijn, voorzichtig omgaan met de spullen: dus geen eten weggooien, niet zeuren dat de jongere kinderen in kleren van de ouderen liepen, de deuren sluiten om geen warmte te verliezen, pas tegen het donker de kamerlampen aandoen, de portier van de auto zachtjes sluiten om de gebruiksduur te verlengen.
'Wij wisten wat honger was, wij hadden van alles tekort, wij............'
Met enige regelmaat kwam een man bij ons in de stad Groningen op bezoek, een lange man met een zware bril waarvan de glazen de dikte van een weckflesdeksel leken te hebben, een aardige maar ook nerveuze man: Oom Ru. Af en toe at hij mee en dan werd er wel eens gesproken over 'het kamp', besmuikt en soms fluisterend. Eens vergezelde hij mij - ik was een jaar of vijf - naar de kapper bij ons in de straat. Tijdens het wachten leerde hij mij de veters van mijn schoenen te strikken. Toen wij als kinderen bij een volgend bezoek hem vroegen om na het avondeten nog even gezellig na te blijven verontschuldigde hij zich: nee, hij moest met mijn vader naar een vergadering. Een paar dagen later bleek dat beiden naar .... de bioscoop waren geweest en daar de film ' De tien geboden' hadden gezien. Voor ons als kinderen temeer verwarrend want 'wij Gereformeerden' meden toch dit soort werelds vertier? Wij hadden immers ons eigen vermaak: de Antikermis in Het Tehuis ('Ons tehuis'), een soort spelletjesbazar' voor en in eigen kring tijdens de Groninger Meikermis, en de CEFA, de christelijke film actie die in hetzelfde gebouw op zaterdagavond films vertoonde die door een of andere selectiecommissie voor christelijke (en vooral Gereformeerde) zieltjes waren goedgekeurd.

De oorlog. De Duitsers,.....
Toen een afvaardiging van een Duitse onderwijzersbond mijn lagere school bezocht bleek het schoolhoofd afwezig te zijn. Het verhaal ging dat hij de 'Moffen' niet wilde ontmoeten omdat zijn broer in de oorlog door Duitse soldaten was gefusilleerd.
Ook bij ons thuis werden de Duitsers steevast 'Moffen' genoemd. Als dat laatste woord werd uitgesproken hing er steeds iets van boosheid, vijandschap en dreiging in de lucht. Met het ouder worden van ons kinderen, viel ook het woord 'kamp' vaker. Bij stukjes en beetjes hoorden wij dat vader, Sense Jan, ooit in het 'kamp' had gezeten en was teruggekomen. Hij had het daar zwaar gehad. Over hoe zwaar en hoe lang werd niet gesproken. Toen ik een keer op zondagmorgen bij vader in bed schoof - hij voelde zich niet lekker, moeder was met de zusjes naar de kerk - vroeg ik hem er naar. 'Veel te erg, jong. Later vertel ik je het nog wel eens'. Daar bleef het bij. Ik heb hem er nooit meer over gehoord.
De enige die nog wel eens wat losliet was mijn moeder, Hillie. Van haar hoorde ik dat vader in de oorlog wapens aan het verzet had geleverd; als bediende in een zaak voor jachtartikelen kon hij aan pistolen komen. Hij was (verraden? en) door Duitse soldaten gearresteerd, had vastgezeten maar was uiteindelijk teruggekomen. Plaatsnamen als Scheveningen, Vught en Dachau kwamen mondjesmaat naar boven. Wel sprak hij over stad- en kerkgenoot Alje de Boer die met hem in Vught had vastgezeten en, kachelsmid van beroep, voor beiden en nog een kampgevangene uit vliegtuigaluminium een ring had gesmeed. Mijn vader droeg de door Alje de Boer gesmede ring aan zijn rechterhand, boven zijn trouwring. Na vader's overlijden (3 september 1990) schoof ik die ring eveneens om mijn (trouw)ringvinger.

Op een zaterdag gingen vader en moeder een dag met de auto weg. 's Zondaggrijze s hoorde ik dat ze naar het 'Oranjehotel' in Scheveningen waren geweest. De bezoekjes herhaalden zich. Over hoe en wat werd - weer- niet gesproken al begreep ik dat het geen vrolijke uitjes waren geweest. Bij mij thuis in de vitrine staan herinneringen aan die bezoeken: kleine kopieën van de ton en de waterkan, gemaakt uit een legering van enkele metalen.

Wel viel mij op dat vaker Duitse woorden vielen. Toen na een ongelukje een pleister moest worden geplakt werden we verwezen naar de 'sanitater', ofwel mijn moeder. Was het tegen het slapen gaan nog niet rustig op de slaapkamers van de kinderen dan riep zij (!) ''Roewe iem blok', zoiets van: rust in de tent. Pas veel later vertaalde en begreep ik dat 'Ruhe im Block', voor het slapengaan in het kamp door de blokoudste werd gebulderd als commando voor absolute stilte in de barak.

'Het kamp'. Ja, vader had in het kamp gezeten en was daaruit vrijgelaten. Hij had, voordat hij thuiskwam, door een bloemenzaak aan het Zuiderdiep in Groningen een bosje bloemen laten bezorgen. Op het begeleidende kaartje had hij in zijn karakteristieke handschrift geschreven 'Van Sense, die zo thuiskomt'. Zus Anja, in 1941 geboren, stond bovenaan de trap haar 'pappie', die ze nauwelijks had gekend, op te wachten. Hij was op haar eerste verjaardag, 23 juni 1942, gearresteerd en ze had hem een keer, heel kort in het Oranjehotel gezien, als een schaduw achter een raam.
Die woning en die trap waren voor mijn vader vreemd. Mijn moeder moest na zijn arrestatie de woning boven de in de Gelkingestraat gelegen winkel voor jacht- en sportartikelen verlaten. Zij werd verbannen naar een bovenwoning in de Folkingestraat, de hoofdader van de joodse wijk in het centrum van Groningen, met de grote synagoge en veel winkels, waar het joodse leven zich in volheid en levendigheid had afgespeeld. Al die huizen waren met geweld van hun oorspronkelijke bewoners ontdaan. Bijzonder was dat in zo 'n huis een joodse vrouw en haar zoontje bij mijn moeder waren ondergedoken. Twee agenten, collega's van mijn vader's broer, oom Reinie, hadden als beschermers en als leveranciers van extra levensmiddelen een paar kamers op de bovenste verdieping van het huis in gebruik genomen.

Hoe zat het dat vader terugkwam terwijl zoveel mensen in de kampen waren omgekomen? En waarom werd hij vrijgelaten terwijl het nog oorlog was?
Na veel vragen kwam het antwoord, en weer van mijn moeder: een man in de stad had zich bij zijn broer Reinie, die bij de politie was blijven werken, gemeld met de mededeling dat hij wel kans zag om vader vrij te krijgen. Dat kostte geld, veel geld, want de relaties in Duitse kring waren veeleisend; bovendien was dit soort acties voor de tussenpersoon niet zonder risico.
Er werd geld ingezameld. De beide grootvaders, vader's baas en leden van de kerkelijke gemeente brachten ieder f 1000,-- in, een bedrag dat in de huidige tijd neerkomt op ongeveer (fl. 13 700,-- ofwel) € 6.200,-- per persoon. Zo werd vader vrijgekocht en was hij thuisgekomen.
Althans ..... dat was het verhaal, een verhaal dat ik tijdens een toespraakje op het vijftigjarige bruiloftsfeest van mijn ouders voor familie en vrienden aanhaalde.
De werkelijkheid bleek later een andere. Ook die werd niet door mijn vader onthuld, tijdens een bezoek met mijn ouders aan Tasmanie. Daarheen was mijn oom Reinie, zoals zoveel Nederlanders die het na de oorlog niet meer in eigen land zagen zitten, geëmigreerd. Tijdens een reisje van de drie mannen over het eiland kwam het echte verhaal 'boven tafel'. Op een van de avonden, we logeerden in een motel en lagen al op bed in de gemeenschappelijke slaapkamer, vroeg oom of ik het echte verhaal over vader's vrijlating kende. Hoezo het echte verhaal?
Oom Reinie vertelde: de vrijkoop was op niets uitgelopen. De tussenpersoon had om meer tijd, later om meer geld, gevraagd, en dat alles ook gekregen. Op gegeven moment was de man als damp opgelost. Ook zijn ouders wisten niet waar hij uithing, zelfs niet of hij nog leefde. Weg geld, en nog erger, weg hoop.

De oplossing kwam uit een totaal onverwachte hoek. Een oud-oom van mijn vader, de eerdergenoemde oom Ru, had een zoon die zich tot ontsteltenis van zijn ouders bij de Duitse Waffen SS had aangesloten en naar het Oostfront was vertrokken. De jongen was thuis niet goed te sturen geweest, was avontuurlijk maar had nergens zijn geluk kunnen vinden. De Duitse propaganda verleidde hem om voor Volk en Vaderland het Rode gevaar te keren. Op een dag vervoegden zich enkele SS'ers bij het ouderpaar met de 'Im Namen des Volkes' op schrift gestelde mededeling, een zgn. Feldpostbrief, dat hun zoon was gesneuveld. Of zij nog iets voor de ouders konden doen. Ze lieten een briefje met een telefoonnummer achter.
Niet veel later herinnerden ze zich door hun tranen en vertwijfeling heen dat een achterneef, mijn vader, in concentratiekamp Vught vastzat. De machinerie van 'Voor wat, hoort wat' ofwel een mogelijk vroegtijdige vrijlating kwam nu echt op gang waarbij mijn moeder zich verscheidene malen bij de SD (Sicherheitsdienst) in Den Haag moest vervoegen.
Op 7 juni 1944 werd vader, die na de ontruiming van het kamp Vught naar concentratiekamp Dachau was overgebracht, er tijdens het appel uitgepikt. Hij moest zich 'klaarmaken'. Het door hem gespaarde en bij de Lagerbank gestalde tegoed (!) diende hij op te nemen. Zijn laatste uur leek geslagen. Zou hij worden omgebracht? Een doodsbange nacht volgde. De volgende dag kwam het definitieve, een verlossend, bericht: hij kon naar huis. Een soldaat bracht hem naar het station van München, kocht een kaartje (Deutsche Reichsbahn, dritte Klasse, München - Haag) en zelfs een kop (oorlogs)koffie voor hem, en zette hem op de trein. De dag ervoor, 6 juni, leidden de geallieerden met operatie D-day de bevrijding van Europa in. Veertien dagen later kwam vader via Den Haag thuis. Vreugde in grote kring!

Meteen na de bevrijding van Groningen op 16 april 1945 slaagde mijn oom Reinie, nog steeds politieman, erin om de verdwenen tussenpersoon op te sporen en aan justitie over te leveren. De man bekende er met de ontvangen gelden er vandoor te zijn gegaan. Hij werd uiteindelijk tot anderhalf jaar gevangenisstraf veroordeeld. En...zijn ouders betaalden het verdwenen geld in termijnen uit eigen zak terug. De schulden aan de financiers werden vervolgens door mijn ouders afgelost.
Weer ..... de ouders. Ouders die financieel bijdroegen om hun (schoon)zoon vrij te krijgen, ouders die zich schatplichtig voelden vanwege de wandaad van hun gevallen zoon en zich inzetten voor het leven van een achterneef, en ..... ouders die de fraude van hun zoon financieel compenseerden.
Een paar jaar geleden, tijdens een kampeervakantie in Italië, tussen tal van Duitse toeristen, las ik van de Duitse schrijver Hans Fallada het boek 'Alleen in Berlijn'. Hij beschrijft hoe een onopvallend Berlijns echtpaar tijdens de oorlog, dat per Feldpostbrief over het sneuvelen van hun enige zoon wordt geïnformeerd, op heel eigen wijze verzet pleegt. Zij doen dit door het in de hele stad neerleggen van kaarten die in korte soms onbeholpen teksten Hitler en het naziregime aan de kaak stellen. Dat waren ze verschuldigd aan hun zonder goede reden gesneuvelde zoon en aan hun gevoel voor rechtvaardigheid. Na hun arrestatie en een schijnproces bekochten ze met opgeheven hoofd hun verzet met de dood door de valbijl.

Hoe belangrijk zijn ouders voor hun kinderen.

Ook kinderen kunnen ouders worden.

Tenslotte:
In het huidige Oranjehotel hangt een portrettengalerij van nabestaanden die ieder een tastbare herinnering laten zien. Zo ook een foto van onze oudste zoon Sense Jan, vernoemd naar zijn grootvader. Deze kleinzoon toont een dambordje van karton, gemaakt en gebruikt in de cel. Op de achterkant staat o.m. geschreven: 'Veel gebruikt door Kees Rijnsent ... en Klaas Rot.... cel 593.. in dankbare herinnering aan Sense v/d Molen'.

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken