Henri Christiaan Pieck

Persoonsgegevens

VoornaamHenri Christiaan
InitialenH.Chr.
AchternaamPieck
GeslachtMan
Leeftijd46
BeroepKunstenaar/architect/Lid van het verzet
WoonplaatsRijswijk
Geboren19 april 1895 in Den Helder.
Overleden12 januari 1972 in 's Gravenhage.

Reden arrestatieDrukker van illegale blaadjes
Gearresteerd in's Gravenhage
Gearresteerd op9 juni 1941

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel9 juni 1941
Oranjehotel verlatenMaart 1942
Cel(len)465 / 485  |  Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden
VervolgAmersfoort
Buchenwald
BijzonderhedenCommunist; gerepatrieerd

 

Ingezonden verhalen over Henri Christiaan Pieck

Ingestuurd door Jacqueline 't Hart op 13 december 2023

Zoon van machinist bij de marine Henri Christiaan Pieck (16 mei 1861 Den Haag - 7 juni 1921 Den Haag) en Stoffelina Petronella Neijts (26 oktober 1855 Vlissingen - 27 november 1944 Rijswijk).
Getrouwd op 12 juli 1922 met Joodse Geziena van Gelder,kantoorbediende, (18 juli 1899 Harlingen - 13 september 1958 Amsterdam).
Ze kregen een zoon, Henri Christiaan 'Han' (17 augustus 1923 Schoorl - 28 augustus 2010 Brazilië).
Ze zijn gescheiden op 14 mei 1928 te Den Haag.
Henri Christiaan 'Han' woonde vanaf eind 1936 samen met zijn Joodse moeder Geziena enige tijd bij Walter Karl Alexander Heinrich Wenz zu Niederlahnstein in huis en toen in 1938 Geziena uit het huis vertrok ging hij met haar mee. Na de oorlog voltooide hij zijn opleiding aan de kunstnijverheidsschool met als eindexamenstuk een stoel uit een stuk gelamineerd hout, waarmee hij grote bekendheid verwierf. Hij vertrok naar Groot-Brittannië en emigreerde vervolgens naar Brazilië.
Getrouwd op 25 mei 1928 te Londen met bibliothecaresse Bernharda Hugona Johanna 'Bernie' van Lier (25 maart 1900 Amsterdam - 27 juni 1988 Den Haag).
Ze kregen twee dochters, Karla Ilja (10 februari 1930 Amsterdam - 24 april 2018 Eindhoven) en nog een dochter.
Het gezin woonde aan de Julianastraat 30 in Rijswijk.
Zijn beroepen waren architect, kunstschilder, tekenaar en graficus.
In het begin van zijn carrière hield Pieck zich bezig met vrije kunst, maar na een ontmoeting met Piet Mondriaan kreeg hij het gevoel dat hij alleen maar anderen kopieerde en legde zich toe op toegepaste kunst, zoals affiches en illustraties voor boeken. Hij maakte onder andere veel affiches voor de Jaarbeurs in Utrecht.
Tijdens een reis naar Hongarije raakte hij geïnteresseerd in het communisme. Hij trad toe tot de communistische partij, en maakte ook enkele verkiezingsaffiches voor de communisten. Rond 1930 gingen hij en zijn vrouw voor de Russische geheime dienst GPOe werken. Pieck vertrok in 1933 naar Zwitserland, waar hij voor de Russen contacten met Britse diplomaten bij de Volkenbond moest leggen. Omdat hij goed met mensen kon omgaan, kon hij aardig wat interessante informatie achterhalen. In 1934 kreeg hij van de GPOe opdracht zich in Londen te vestigen. Een van zijn grootste successen was dat hij tijdens de Spaanse burgeroorlog kans zag in Griekenland vliegtuigen voor de wettige Spaanse regering aan te kopen. De GPOe vond het jammer dat hij geen mensen kon chanteren of doden.
Pieck stond op de lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst als Nederlander woonachtig in het buitenland, met de toevoeging: ‘kunstschilder; communist; in 1933 vertrokken naar Bazel.’
In 1935 werd hij verkozen om deel uit te maken van het ‘Uitvoerend Komitee van de Kommunistische Internationale’ en maakte hij deel uit van het presidium.
Zijn naam komt ook voor op een door de historicus Frans Kluiters samengestelde lijst van adressen van Duitse Abwehr-agenten. Hij zou volgens deze lijst na zijn terugkeer in 1936 uit Londen Duits agent zijn, met als adressen Emmapark 3 en Waalsdorperweg 195. Aangezien Pieck door zijn langdurig verblijf in een concentratiekamp zeker geen pro-Duitse houding toegeschreven kan worden, kan hieruit geconcludeerd worden dat hij als dubbelagent actief was, waarbij hij de Duitsers bedroog.
Meteen na de Nederlandse capitulatie, in mei 1940, trad hij toe tot het Haags communistisch verzet. In het verzet werkte hij nauw samen met Nico Wijnen. Hij stelde zijn atelier in de Heerenstraat in Rijswijk beschikbaar voor het stencilen van de illegale bladen De Vonk en De Waarheid, wat door Nico Wijnen en Piet Wapperom werd uitgevoerd.
Op 9 juni 1941 om 16.30 uur werd Pieck in zijn atelier gearresteerd door Sicherheitsdienstman Otto Lange, Inlichtingendienstman Johannes Hubertus Veefkind sr. en de vooroorlogse politie-infiltrant Willem Hendrik van Duivenboden. De stencilmachine was al eerder weggehaald en op een adres in de Hemsterhuisstraat ondergebracht, omdat men na (minstens) drie eerdere arrestaties op 12 en 14 mei 1941 onraad rook. Pieck dacht dat de arrestatie een gevolg was van het doorslaan van, de drie dagen eerder gearresteerde, Kees Neven was. Maar zijn arrestatie was het werk van de Haagse Politie Inlichtingendienst, met de inzat van de infiltrant Van Soolingen. Die infiltratie begon in januari 1923 en werd na de Nederlandse capitulatie in mei 1940, als uitvloeisel van richtlijnen van minister van Justitie Goseling, in opdracht van burgemeester De Monchy voortgezet. De infiltratie leidde onder andere tot 4 arrestaties op 28 april 1941, waarna de Sicherheitsdienst in een onmiddellijk volgend rapport aan superieuren meldde dat op korte termijn nog 40 arrestaties verwacht werden. Behalve enkele arrestaties half mei startten die arrestaties op 6 juni 1941 en daar hoorde die van Pieck bij (hij is op 9 juni 1941 gearresteerd in Den Haag). Pieck werd opgesloten in het Oranjehotel. Daar lieten Duitse bewakers zich door hem portretteren. Hij wist te bereiken dat zijn celdeur open werd gelaten en dat hij op de gang mocht zitten, opdat hij meer licht voor zijn tekenwerk had. Op een cartotheekkaart van de Sicherheitsdienst staat: ‘Er hat von 1923 bis 30 der CPN angehört und hat sich noch nach dem Verbot derselben illeg. Material bei sich untergestellt. Er ist in einem KZ-Lager eingewiesen worden’.

Half maart 1942 werd hij overgebracht naar kamp Amersfoort, en twee weken later naar het concentratiekamp Buchenwald, waar hij op 2 april werd ingeschreven. Als reden voor de gevangenschap gaf hij op ‘einem CPN-Mitglied Vorschub geleistet’.
In Buchenwald was door de Duitse communisten een ondergrondse organisatie opgebouwd. Toen na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ook buitenlandse gevangenen in Buchenwald werden opgesloten, werd overgegaan tot de oprichting van het Internationales Lagerkomitee Buchenwald onder leiding van de Duitse communist Walter Bartel. In dat comité werden communistische vertegenwoordigers uit andere landen opgenomen, waarbij geselecteerd werd op politieke rechtlijnigheid en ingeschatte weerstand om bij martelverhoren geen informatie prijs te geven. Verder werden meerdere vertegenwoordigers per land opgenomen om te voorkomen dat de dood van een vertegenwoordiger het einde van een betrouwbare contactlijn zou betekenen. De Nederlandse leden van dat comité waren de Hagenaars Henri Pieck en Jan Schalker, de Amsterdammer Leen Seegers en de Groninger Jan Haken. Binnen het comité speelde Pieck een zeer belangrijke rol.
In de kampadministratie stond op zijn Häftlingskarte de afkorting DIKAL. Dit betekende: ‘Darf in kein anderes Lager’, wat betekende dat hij niet op transport kon worden gezet. Het is goed mogelijk dat dit illegaal door Duitse communisten op zijn kaart was gezet, want er zijn bij andere gevangenen wel degelijk sporen te constateren van manipulaties met het ‘Schreibverbot’, dat voor sommigen ongedaan werd gemaakt. Er was wel vastgelegd dat hij Nacht-und-Nebel-gevangene was, maar de term DIKAL voorkwam dat hij op transport naar zware Nacht-und-Nebel-kamp Natzweiler werd gezet.
Voor het comité was het van groot belang dat de leden in leven bleven, want iedere wisseling van leden hield een groot risico in. Henri Pieck en Jan Schalker waren, zoals de meeste communisten, Nacht-und-Nebel-gevangenen (NN), wat inhield dat ze een Schreibverbot hadden. Daarvoor werd op de Häftlingskarte een aantekening gemaakt: ‘Schreibverbot (Keitel-Erlaß)’. En dat betekende dat ze ook geen voedselpakketten mochten ontvangen. Die pakketten vergrootten de overlevingskansen aanmerkelijk. Daarom hadden Duitse communisten die werkzaam waren op de Schreibstube (kampadministratie), het Schreibverbot voor deze twee vervangen door: ‘Schreiberlaubnis’ (voor de andere twee weet ik het niet). Ook voor de Haagse communist Cornelis Hermanus Simonis was het schrijfverbod ongedaan gemaakt. In het geval van Pieck voorkwam dit dat hij naar het NN-concentratiekamp Natzweiler werd gestuurd, maar Schalker en Simonis werden daar niet van gevrijwaard.
Het comité kon in veel gevallen ook wat betere baantjes regelen, wat werd gebruikt om voor het comité belangrijke gevangenen (dat hoefden geen leden te zijn), een grotere overlevingskans te bieden of om mensen op sleutelposities te plaatsen voor een betere voedseldistributie, samenstellen van transportlijsten, voor een mogelijke opstand, het onderhouden van contacten e.d. Dit werd aangewend om Pieck een baantje in het Revier (kampziekenhuis) te bezorgen. Daar was hij veiliger en kon hij voor het comité makkelijker contacten binnen het kamp onderhouden. In het Revier kon hij een keer de Nederlander Albert van Dijk, geen communist (dat werd hij na de oorlog wel), in bescherming nemen. Van Dijk werd na herstel langer in het Revier gehouden om hem te vrijwaren van een dreigend transport. Toen een SS’er kwam controleren of er mensen ten onrechte in het Revier lagen, vertelde Pieck dat Van Dijk aan tuberculose leed. De Duitsers waren over het algemeen panisch voor besmettelijke ziekten, en zo ook in dit geval: de SS’er liep gauw door.
Binnen het kamp wist het comité een klein legertje van 850 mensen met gevechtservaring op te bouwen. Ook verzamelden ze wapens, die ze onder de barakken verstopten. Zo werd een arsenaal opgebouwd van eenennegentig karabijnen, een machinegeweer en zestien steelhandgranaten en bijbehorende munitie. Toen de Amerikaanse troepen Buchenwald naderden, begon de SS het kamp te evacueren, waarbij de gevangenen zich lopend naar een ander oord moesten begeven. Het waren dodenmarsen, velen waren te zwak en achterblijvers werden neergeschoten.
Het comité had een geheime zender geconstrueerd en riep de Amerikanen te hulp.
Op 11 april 1945 nam de SS de benen en liet het kamp onder toezicht van bewakers, meest leden van de Wehrmacht, achter. Toen kwamen de achtergebleven gevangenen in opstand en overmeesterden de bewakers. Volgens een Nederlands verslag hebben vooral Belgische gevangenen daarbij een moedige rol gespeeld. Ook de Groningse communist Jan Haken heeft aan de organisatie van de opstand meegedaan.
De Groningse communist Minto van der Sluis heeft er een verslag van gedaan. Buiten Buchenwald was een wapenfabriek, waar gevangenenmoesten werken. Communistische gevangenen van allerlei nationaliteiten smokkelden wapens in onderdelen het kamp binnen en zetten ze daar weer in elkaar. De wapens werden verstopt onder in bloembakken, die in opdracht van de kampcommandant geplaatst waren om voor bezoekers de schijn op te houden. Weliswaar had de SS argwaan gekregen en naar wapens gezocht, maar er niet aan gedacht om onder de bloemen te kijken. Toen de SS vele duizenden gevangenen op dodenmars stelden en zo tegelijkertijd mogelijkheid hadden om het kamp te ontvluchten ontstond er bij de communistische verzetsleiding vrees dat er een vernietiging van de achtergebleven gevangenen beraamd werd en besloot tot de aanval over te gaan. De wapens werden tevoorschijn gehaald en er vond een bestorming van de wachttorens bemand met bewapende bewakers (geen SS’ers).
Ook Minto moest onder leiding van de uit Drenthe afkomstige communist Hendrik Okken een aangewezen wachttoren bestormen. Hij was bewapend met een geweer dat in een bloembak verstopt had gezeten. Eerst werd er een metalen kabel over het prikkeldraad gegooid, zodat er kortsluiting ontstond, daarna werd het prikkeldraad doorgeknipt. Bijna alle bewakers op de wachttorens gaven zich over en werden gevangen genomen. Eentje weigerde dat en werd door een Russische gevangene, krijgsgevangene, uit de wachttoren naar beneden geschoten. Het klinkt eenvoudig, maar er was veel moed voor nodig, want de verwachting was dat de bewakers vanuit de torens het vuur zouden openen, zodat er veel slachtoffers konden vallen.
Die avond kwam er een Amerikaanse verkenningseenheid bij het kamp, maar die had andere zaken aan het hoofd. De militairen zeiden dat het kamp zichzelf maar moest verdedigen en vertrok weer. Pas twee dagen later werd het kamp door Amerikaanse militairen overgenomen. [Zie in de Duitse Wikipedia de lemma’s ‘Wiederstand im KZ Buchenwald‘ en ‘Jan Haken‘] Pieck heeft voor zover mij bekend niet aan de bestorming deelgenomen, maar heeft wel een belangrijke rol bij de voorbereiding gespeeld.
Na de oorlog werd door het NIOD (toen RIOD geheten) verslagen door gevangenen uit de concentratiekampen verzameld. Daar zijn verschillende rapporten over de zelfbevrijding van Buchenwald bij. Door een van die rapporten schreef een NIOD-medewerker met koeienletters diagonaal over de hele bladzijde ‘ONZIN’. [Buchenwald, inv. nr. 250 k, NIOD] Zelfs in 2005 bleef het NIOD-standpunt dat de zelfbevrijding van Buchenwald niet gebeurd is. [Jolanda Withuis, Na het kamp, Vriendschap en politieke strijd, Amsterdam 2005] Het past allemaal in de NIOD-traditie van geschiedvervalsing met betrekking tot communisten. De hele wereld beschrijft het anders, maar het NIOD blijft hangen in de koude-oorlog leugens.
Pieck, die in Buchenwald als communist deel uitmaakte van de illegale kampleiding, kwam schijnbaar ongebroken uit gevangenschap terug naar Nederland. Hij had grote verwachtingen van de politieke vernieuwing die hij noodzakelijk achtte. Een progressieve volkspartij van communisten, sociaal-democraten en burgerlijke radicalen had zijn steun. Hij ijverde daar in Buchenwald al voor. Dat hij nog steeds grote sympathie had voor de Sovjet-zaak bleek uit het feit dat hij kort na zijn eigen bevrijding bij de Sovjet-ambassade aanbood zijn vooroorlogse spionagewerk te hervatten. Moskou ging op het aanbod niet in. Pieck nam het beroep weer op dat hij ook voor de oorlog had uitgeoefend, dat van tentoonstellingsarchitect. Hij richtte onder meer de tentoonstelling De Nederlandse vrouw in die in 1948 aan koningin Wilhelmina werd aangeboden ter gelegenheid van haar vijftig-jarig jubileum. Schilderen deed hij nog maar zelden. Een verzoek actief te worden voor de CPN had hij in 1945 al genegeerd. De Piecks leidden gaandeweg een geïsoleerd bestaan. De vrienden van vroeger waren er niet meer en, wat nog zwaarder woog, niemand wist of mocht weten welk werk de Piecks vóór de oorlog voor Moskou hadden verricht. Dat hij er toch graag over wilde praten - enig snobisme was hem niet vreemd - bleek toen hij een ambtenaar van de BVD tijdens vele gesprekken, gespreid over vele jaren vertelde wat hij zich herinnerde van zijn vooroorlogse activiteiten.
Omstreeks 1950 ging de lichamelijke en geestelijke toestand van Pieck achteruit. Tot werken was hij steeds minder in staat. Soms begon hij met een portret maar dan kwam het niet af. Tegen Elsa Poretsky, de weduwe van Reiss, zei hij: 'Ik kan niet meer scheppen, alleen maar reproduceren; een kleurenfoto is net zo goed, en misschien zelfs wel beter'. Kort na de oorlog werden van hem twee mappen tekeningen uitgegeven, Buchenwald en Verwoest Nederland, waarvan vooral de eerste veel indruk maakte. Het was een van de weinige momenten dat hij, zoals hij het zelf uitdrukte, op papier nog iets te zeggen had.
Omstreeks 1955 was zijn geloof in de Sovjet-Unie verdwenen. Tegen Jan Kassies, met wie hij in Scheveningen gevangen had gezeten, zei hij: 'Wat zijn wij verschrikkelijk bedrogen, Jan'. Toen in 1956 de Hongaarse revolutie door Russische tanks werd neergeslagen, hing hij in zijn tuin aan de Scheveningse Duinroosweg de vlag halfstok. Tijdens zijn crematie werd op zijn verzoek Russische treurmuziek gespeeld. Behalve door een advertentie van de familie werd van zijn dood in 1972 melding gemaakt door de Stichting Oranjehotel waarvan hij vice-voorzitter was. De Stichting roemde zijn grote hulpvaardigheid en diep menselijk begrip. Pieck was geen politicus en nog veel minder een theoreticus. In de historische kanten van een vraagstuk verdiepte hij zich niet. Van de kranten las hij alleen de koppen. Dat hij zijn spionagewerk zo lang kon volhouden zonder dat zijn omgeving het merkte, kwam ook door zijn grote charme. Iedereen vond hem aardig en innemend. Vijanden had hij niet. Voordat in 1989 het boek De GPOe op de Overtoom uitkwam, waarin de levens van de Sovjet-spionnen Reiss, Krivitsky en Pieck centraal staan, dacht menig kunstbroeder van Pieck dat hij in de politiek ter rechterzijde stond of op zijn minst a-politiek was. Zelfs zijn tweelingbroer wist van zijn spionage-activiteiten niets af.

Informatie uit:
genealogieonline.nl
geni.com
socialhistory.org
rudi-harthoorn.nl

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken