Adolphina Maria Lijnzaat

Persoonsgegevens

VoornaamFien
InitialenA.M.
AchternaamLijnzaat
GeslachtVrouw
BeroepDameskapper; hulp in de huishouding
Geboren3 oktober 1923 in Delft.
Overleden13 augustus 1996.

Reden arrestatieIllegaal werk
Gearresteerd op0 september 1944

Oranjehotel

Datum in OranjehotelFebruari 1945
Oranjehotel verlaten6 mei 1945
Cel(len)478  |  Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden
VervolgVrijgelaten
BijzonderhedenDelfts studentenverzet

 

Ingezonden verhalen over Adolphina Maria Lijnzaat

Ingestuurd door Nationaal Monument Oranjehotel op 28 januari 2021

‘FIEN LIJNZAAT (1923-1996) – OORLOGSHERINNERINGEN’


VOORWOORD
Fien wordt op 3 oktober 1923 te Delft geboren als Adolphina Maria Lijnzaat. Ze is de middelste van vijf kinderen van Johanna Maria Peters en Dirk Lijnzaat, een smid/machinebankwerker bij Machinefabriek Rijneveld. Ze heeft twee oudere zussen Lies en Jo. Na haar komen nog broer Dirk en zus Annie. In 1935 verhuist het gezin binnen Delft naar het Oosteinde 211, waar de oudste dochter Lies op de begane grond de dameskapsalon ‘Henny’ opent.

Als de Tweede Wereldoorlog in 1940 begint, werkt Fien op zaterdagen in de kapsalon. De rest van de week werkt ze bij een echtpaar dat aan de Spoorsingel 63 een studentenhuis beheert. Er wonen daar 6 studenten dus er is werk genoeg voor een daghitje.
In 1943 sluit ze zich aan bij studenten in het verzet in Delft. Ze smokkelt voedselbonnen, persoonsbewijzen, wapens en ook een keer Joodse onderduikers. Maar ook ter afleiding flirten met de Duitse bezetters zodat de jongens snel met smokkelwaar konden passeren en het rondbrengen van de illegale krant ‘De Gids’ behoorden tot haar activiteiten.
In deze verhalen duikt regelmatig Jan K. [waarschijnlijk Kerkhof] op. Samen met Jan en een zogenaamde baby aan de wandel (een kinderwagen met een pop erin en onder het matrasje de smokkelwaar). Of Jan K. verkleedde zich als meisje en ze gingen als twee vriendinnen over straat.

In september 1944 wordt ze opgepakt en wordt eerst hardhandig verhoord in de Jan Hagelkazerne te Delft. Later brengen ze haar over naar de gevangenis ‘Haagse Veer’ in Rotterdam. Eind februari/begin maart 1945 komt ze terecht in het Oranjehotel te Scheveningen. Eerst in een cel met anderen maar omdat ze weigert te werken, krijgt ze cel 478 voor zich alleen totdat ze op 6 mei 1945 wordt vrijgelaten.

In de maanden na de bevrijding stort Fien in. Zelf herinnert ze zich weinig van deze tijd, maar anderen herinneren zich hoe ze gillend uit nachtmerries wakker wordt, of omdat ze geluid hoort op de trap en denkt dat het de Duitse soldaten zijn die weer komen. Ze houdt haar hele leven last van de angst en haar tijd in de gevangenis.

De eerder genoemde Jan K. en Fien waren verliefd en hadden plannen gemaakt om na de oorlog te trouwen. Maar Jan wordt in februari 1945 ook gearresteerd. Hij overleeft de oorlog niet. Op 12 maart 1945 op de Pleinweg in Rotterdam is hij doodgeschoten.

Uiteindelijk pakt ze het leven weer op. Over de oorlog wordt eigenlijk niet gesproken want iedereen heeft wel wat meegemaakt en er moet een samenleving herbouwd.
In november 1947 trouwt Fien met Gerardus Johannes Gerritsma. Ze vertelt hem alles. Ook Gerrit heeft veel meegemaakt in de oorlog. Zo overnachtte hij, een sergeant met zijn groep jonge soldaten in opleiding op de terugweg naar hun kazerne in Breda, van 9 op 10 mei 1940 bij het Jaffakerkhof in Delft als er rond vier uur ’s nachts ineens Duitse parachutisten verschijnen en de oorlog begint. Hij verliest die dagen twee van zijn jongens. Tijdens de bezetting start hij als kommies bij de douane en sluit zich aan bij het verzet in Wouw, nabij de grens met België.

Fien en Gerrit krijgen zeven kinderen en het leven gaat door. Pas eind jaren ’70 begint ze haar dochter te vertellen over de oorlog. Echt vertellen, dus ook over alle nare gebeurtenissen.
Tegelijk met andere tegenspoed komen eind 1992 ook de herinneringen aan de oorlog weer zo sterk terug, dat de huisarts regelt dat ze tijdelijk mag uitrusten in een kamer in Huize Uitzicht. Daar adviseert de maatschappelijk werker haar om het verhaal van haar arrestatie en maanden gevangenschap op te schrijven. Ze schrijft de herinneringen met een pen met blauwe inkt op losse velletjes papier. Sommige gebeurtenissen bleken toch te moeilijk om aan het papier toe te vertrouwen, zo ontbreken een verkrachting en een schijnexecutie.
Hieronder begint een letterlijke transcriptie van dit verhaal op de losse vellen papier.

Op 13 agustus 1996 overlijdt Fien in Den Haag.


----------------------------------------------

'OORLOGSHERINNERINGEN'


DE OORLOG BEGINT
1940 10 Mei: In de ochtenduren, ca. 4 uur, vliegtuigen boven Delft, veel herrie en schoten, zag plots de hakenkruizen op de vleugels en wist toen al dat het er hopeloos uitzag. Zag ook hele logge vliegtuigen, bleken parachutisten te vervoeren die boven Ypenburg gedropt werden. Veel van hen zijn daar gesneuveld als ook menig toestel vernietigd. Ik ging 11 Mei naar mijn baantje op de Spoorsingel en onderweg zag ik krijgsgevangen parachutisten. Bewaakt door zo'n zes Hollandse soldaten met geweer in aanslag, liep het troepje in ganzepas verder. Voor de eerste maal spoog ik naar die moffen, dit heb ik later nog vele malen gehandhaafd, tenslotte je gal moet er uit, en ik was erg zwartgallig, ondanks mijn 16 jaren, tenslotte ben ik een vrijheids mens en het gedrag van die moffen was heel ergerlijk.

1940 12 Mei: Prinselijk paar, met kinderen, vertrokken naar Engeland.

1940 13 Mei: Koningin Wilhelmina ook naar Engeland vertrokken.

1940 14 Mei: Donderdagmiddag half 2, Rotterdam gebombardeerd door "Heinkel" bommenwerpers, bombardement duurde 10 minuten en legde de hele binnenstad plat, waarschijnlijk zo’n 800 doden. Bij ons in Delft kwam vettige troep naar beneden en de lucht was zwaar bewolkt van al die branden in Rotterdam. Opoe Peters, die bij ons inwoonde, bleef wekenlang op de w.c. zitten, ze was zo bang dat ze het van angst telkens in haar broek deed. Ze was 80 jaar oud.

Na een Duits dreigement dat ook Utrecht zou worden gebombardeerd heeft Generaal Winkelman de capitulatie van onze strijdkrachten bevolen. Dat was pijnlijk, een aantal officieren en soldaten die gelegerd waren op de Beestenmarkt, gooiden ontdaan hun geweren en munitie bij ons in de gracht, jammerlijk om te zien, maar verder vechten had geen zin, de vijand was oppermachtig.

Van nu af aan ging ons land op alle fronten achteruit, voedsel, kleding, vrijheid van mening, achterdocht tegenover je naasten, onbegrijpelijk. De rantsoenen werden steeds minder, vaak niet eens te krijgen en dan die koude winters. De sfeer thuis was vreselijk, onderduikers, geen voedsel, geen warmte of licht, dat laatste jaar was erbarmelijk.

Er kwamen ook geen kranten meer. Alleen de radio gaf Duitse propaganda door en daar luisterde je niet naar. ‘s Avonds om 20.15 uur probeerden we Radio Oranje te ontvangen, hetgeen wel lukte, doch door een Duitse stoorzender niet of bijna niet verstaanbaar was. Je moest je radio inleveren, maar we hadden een naakt exemplaar (zonder kast) in een gat op de gang van de overloop geplaatst en konden stiekem wel eens luisteren.

Mijn broertje Dick ging na de capitulatie op zoek naar Sergeant Gerrit Gerritsma, die was gelegerd in een gebouw van de T.H. en op het Jaffa kerkhof, moedig met zijn manschappen gevochten, menig vijandelijk toestel naar beneden gehaald heeft, ook vijandige soldaten, hetgeen een mens altijd bij blijft, rottige oorlogen!
Sergeant Gerritsma had de leiding over een aantal jonge soldaten, sommige waren net zes weken in dienst en werden met hun 18 jaar zo maar het slagveld op gecommandeerd.
Er zijn dan ook enkele jongens gesneuveld, al heeft Sergeant Gerritsma ze zoveel mogelijk proberen te ontzien en beschermd. Mijn broer vond hem terug en hij kwam bij ons weer op verhaal.


DE OORLOG EN ALLE ELLENDE
In Oktober 1940 wordt in Nederland het persoonsbewijs ingevoerd. Dit gold voor alle personen vanaf 14 jaar; afdruk van rechter wijsvinger, foto en handtekening. Ze waren erg goed en moeilijk te vervalsen, maar toch gelukte het de illegaliteit om ze na te maken, dat was hard nodig, want onderduikers konden niet op hun eigen kaart bonnen voor levensmiddelen enz. krijgen, er moest dus wat op gevonden worden. Spannend om met zo’n vals bewijs bonkaarten op te halen, en ondanks de angst, lukte het me. Ik zag er ook zo onschuldig en stupide uit, dat ze geen argwaan koesterden. De ambtenaren achter het loket waren meestal N.S.B-ers en enkele speelden de rol mee en zo werden wij vaak geholpen om aan die spullen te komen. Namen kwam je nooit te weten, daar heb ik zelfs nu nog last van, wil dan niet weten hoe iemand heet, kijk dan wel wat hij of zij voor bijzondere kentekens heeft zodat ik hem of haar toch kan herkennen.

In 1941 moeten alle Joodse inwoners van Nederland zich laten registreren, ook al had je 1 grootouder als Jood, je ontkwam er niet aan.

De tijd in de oorlog verstreek langzaam, ondanks de vele ellende, razzia’s, honger, armoe. Je stonk, er was geen zeep, althans niets bruikbaars, ‘n klein geel stukje, noemde ze luchtzeep. Ik denk ook aan albumona, surrogaat slagroom, zat echt smaak noch voeding in of aan, het was decoratief op je Zondagse surrogaat koffie.

De thee bestond uit een bruin pilletje, smaakte naar niets. Zo kan ik wel duizend dingen op noemen. Textielpunten kreeg je heel weinig, als je een paar kousen kocht (nylons bestonden toen nog niet) dan had je geluk als ze in de winkel voorradig waren, ondergoed was er helemaal niet, laat staan bovenkleding, alles was oud.

Jo heeft eens de hand weten te leggen op een soort stof, daarvan maakte zij een mantel voor mij en haarzelf, wel, ik heb hem een keer gedragen, het regende die dag, nou, de verf liep ervan af en hij hing tot op de grond, wat een rotzooi en zonde van al het werk, maar we hebben er wel om kunnen lachen.


INKWARTIERING
We hebben in 1943 ook nog een mof ingekwartierd gekregen, Robert Brechthold, hij diende bij het paarden volk. Die paarden waren ondergebracht in de stallen op de Beestenmarkt, de manschappen moesten dus dicht in de buurt worden gehuisvest. Die knaap stonk een uur in de wind, had vuil ondergoed aan en z’n ransel stonk ook van al het vuile goed. Tja, wat te doen, hij gaf moeder goede zeep en zij sloeg aan de was, alles met de hand, want in die tijd ging dat zo, grote houten wastobbe, plank erin en dan moest je met een borstel het goed schoon zien te krijgen. Warm water bestelde je per vaatje bij de warmwaterboer, vaatje van 10 liter kostte een duppie, zomer en winter stond moeder buiten te wassen. Op die houten tobbe was een wringer gemonteerd, zodat het goed tenminste niet lekte als je het op hing. Strijken deed je met ijzers die je op het gas of op de kachel verwarmde. Overhemden en de katoenen kappersschorten moesten gesteven worden, het stijfsel kookte je zelf (Stijfsel van SB, slijt minder en gaat langer mee!), als de was gesteven was en gedroogd, dan moest je die kleren weer invochten, in een droge handdoek rollen en na een uur of twee kon je ze dan strijken!

Enfin, die Duitse jongen was een onderwijzer, dus je zou denken dat hij wel enigzins wist wat de Noordzee was, maar nee hoor! Ze gingen op een dag naar Scheveningen (voor ons was dat verboden gebied), zij echter gingen er naar toe want ze wilden wel naar Engeland varen. Wat kwam die knaap ontgoocheld terug, Engeland konden ze niet zien vanuit Scheveningen en ze waren in monsterlijke boten moeten stappen. Wadend door het koude zeewater stonden of lagen er boten met een open klep waarin ze dan naar binnen moesten als vee! Ja, wij hadden hem dat al verteld maar die knaap had nog nooit de zee gezien, dus je begrijpt hoe hij in de put zat. "Wij komen zo nooit in Engeland". Nee, zei ik en de oorlog winnen jullie ook niet!

Op vele fronten ging het slecht. In 1941 werd Gen. Rommel benoemd tot opperbevelhebber van een Duitse troepenmacht in Afrika, was erg succesvol, maar de woestijnratten van Gen. Wavell waren superieur vergeleken bij de moffen. Als je dit nieuws tegen Robert vertelde geloofde hij je niet, arme jongen, hij is later in Nederland gesneuveld bij een bombardement door de R.A.F., ergens aan de Duitse grens.

Nog iets geheimzinnigs, Rudolf Hess vliegt naar Engeland, hij was ‘n hoge Duitse Piet en zei, toen hij in Schotland landde, dat hij met een vredesmissie kwam, maar ze hebben hem direct gearresteerd, ze zijn niet te vertrouwen en zo is dat!

Eind December 1941 verklaart Amerika de oorlog tegen Japan, hetgeen ook Nederland en Engeland deden. De oorlogsverklaring kwam omdat Japan een verrassingsaanval deed op Pearl Harbor. Daarbij werd de Amerikaanse Pacific vloot weggevaagd, een vreselijk verlies waarbij 2400 mensen, 1800 schepen en 350 vliegtuigen verloren gingen. De Amerikanen waren volkomen verrast door die aanval. Er zijn natuurlijk nog veel meer opmerkelijke en belangrijke voorvallen gebeurd, ik schrijf alleen die voorvallen op die mij zo bijgebleven zijn en zo intens geraakt hebben. Bovendien zijn er boeken plenty over de Tweede W.O., als je interesse hebt, wel lees ze dan en overtuig je van de onzin om oorlog te voeren.

In 1943 kwam het bericht door op Radio Oranje dat er een opstand was in het getto van Warschau tegen de Duitsers, vreselijk, na de oorlog heb ik er beelden en een film over gezien, "de hel op aarde".

Ook moesten in 1943 alle mannen tussen 18 en 35 jaar zich laten registreren voor arbeidsinzet naar Duitsland, het onderduiken nam daardoor steeds meer en meer toe.

De landwacht wordt opgericht, stelletje snotjongens bewaken huizen van N.S.B.ers en dienen als steun bij het ophalen en deporteren van Joden. Ook verrichtte dat tuig controle op burgers die op etenstrektocht waren en soms met wat voedsel op weg naar huis, door dat tuig werden opgewacht, die dan alles ten eigen behoeven in beslag namen. Jammerlijke taferelen zag je voor je ogen gebeuren, kon niets terug doen, want die etters schoten meteen, hadden blijkbaar tegenover niemand verantwoording af te leggen, jongens, soms pas 16 jaar oud!!

1944 Grote delen van Zeeland worden onder water gezet als onderdeel van een Duits verdedigingsplan, die verwachtte een invasie vanuit zuid-west Nederland. Zeeland werd tot spergebied verklaart, dit alles hoorde ik over Radio Oranje.

1944 De Duitsers worden teruggedreven aan het Oostfront


OPGEPAKT
1944 5 September: Dolle Dinsdag. Paniek onder N.S.B.-ers en aanverwante schoften, slaan op de vlucht, het bleek loos alarm, onze bevrijders konden nog niet doorbreken. ‘n Ellendige winter wachtte ons en ik die mijn steentje bijdroeg in het verzet, werd opgepakt in September 1944, lag rustig te slapen op het adres van mijn vriendin, Jopie van Dorsten. Zijzelf was naar Nijmegen gegaan om bij haar zieke verloofde (t.b.c.) te zijn, hoe het haar gelukt is daar te komen is een apart verhaal. Ze bleef zo’n 2 maanden bij hem en is op de terugweg naar Delft opgepakt. Zij zat ook bij het verzet en was al opgepakt voor ik het wist, zag haar weer terug in Scheveningen, schrok me wezenloos want dacht dat ze veilig in Nijmegen zat.

Enfin, ze kwamen mij dus halen, een rot herrie, zo’n 6 bewapende mannen om mijn bed, moest mee, kon me nog wat aankleden, verder niets meenemen en zo ging ik dus onder begeleiding van een gewapend escorte naar een gereedstaande overvalwagen. Stapte in onder gestomp en gevloek, en wie zat daar op een bankje? Wel, zus Jo, ze waren n.l. eerst naar mijn huisadres geweest, toen bleek dat ik daar niet was namen ze Jo uit voorzorg maar mee. Zij wist van de prins geen kwaad en werd na een nacht te hebben vastgezeten, de andere morgen vrij gelaten.

We waren door de landwacht opgepakt en in een herenhuis op het Noordeinde te Delft vastgehouden. Ik heb daar 3 dagen en nachten gezeten, kreeg weinig te eten of te drinken, geen slaapgelegenheid, vastgebonden op een stoel, kon je met je hoofd op de tafel even indommelen.

Constant werd je ondervraagd, wie, wat, waar en hoe, maar ik dacht als ik A zeg, dan knijpen ze me het hele alphabet uit, zei dus niets te weten. Toen kreeg ik van een soort Commandant een potlood en papier en moest dat binnen een half uur vol schrijven met namen van medewerkers, zo niet, dan stond me wat te wachten. Wel daar het me niets kon schelen of ik al dan niet doodgeschoten zou worden, dacht ik barst maar en schreef de namen op van de reclameborden en bedrijven die ik aan de overkant zag, ook auto’s die voorbij reden. Mijn volle papiertje met namen leverde ik dus triomfantelijk in bij die ellendeling. Ik genoot van zijn gezicht, hij liep paars aan (was ook een beetje dronken), enfin hij leest die namen en begint me af te tuigen, moest mee naar boven en werd in een kast opgesloten met de armen omhoog, wat was ik bang, ik weet niet hoelang dat het geduurd heeft, maar toen na ettelijke uren de kastdeur weer openging, duvelde ik achterover tegen die vent zijn laarzen aan en na mij nog een flinke trap tegen mijn oor gegeven te hebben, kon ik gaan zitten. Hij weer vragen, ik niets zeggen, toen greep hij me bij de arm, sleurde mij de trap af en zei, je wordt toch kapot gemaakt.


ROTTERDAM
Ik werd overgeleverd aan de S.D., de Duitse veiligheidsdienst, ook al zo’n stelletje mooi uitgedoste fanatiekelingen. Zo werd ik op transport gezet naar Rotterdam, de gevangenis heette "Het Haagse Veer", alles is in Duitse handen natuurlijk. Geboeid aan handen moest ik vele treden op, maar daar ik weinig of niets gegeten had, was ik zo duizelig dat ik hun tempo niet bij kon houden en werd zodoende aan mijn capuchon naar boven gehesen.

Toen ik op het Noordeinde in Delft gevangen zat, zag ik Moeder bij de deur staan met een wit servet waaronder een pannetje soep zat voor mij. Ze namen het aan, Moeder mocht niet naar binnen, in de keuken gekomen, waar ik vast zat op een stoel, gooiden ze de inhoud van het pannetje in de gootsteen. Je krijgt daar lekkere stampot van zuurkool. Ja hoor, dat kwam op tafel, een vol bord voor mijn neus, handen los, en toen ik wou gaan eten, gooiden ze een busje peper, kaneel en andere rotzooi door dat eten, wel het was niet meer te eten, brandde je tong uit je mond. Zo zei die kok, geen honger he, dan maar met een lege maag op stap. Het servet van Moeder werd als mitella door een van die landwachters gebruikt, hij had zijn arm bezeerd en zei dat het mijn schuld was. Dwaas mensdom!

Daar je in de gevangenis geen of weinig nieuws hoorde, raakte je al snel uit de communicatie, hoorde wel dat Gen. Rommel zelfmoord had gepleegd en de hevige strijd om Arnhem, maar de echtheid ervan wist je nooit, je hoorde dat vanuit je cel zaterdags-avonds. Dan was de bewaking aan het feesten en dan riep een gevangene staande op zijn kubelton het nieuws door, of zong er iemand vaderlandse liederen. Je kon dan je tranen niet bedwingen en toch kikkerde je er van op.

In Rotterdam trouwens zat ik in een heel klein celletje, de eerste nacht werd ik in een soort hok gesmeten alwaar een heel klein verduisterd lampje brandde, er zaten een aantal meisjes in (achteraf bleek dat het meisjes van lichte zeden waren), enfin die meiden hadden moffen als vrijers, jonge kinderen, 16-17 jaar, deden het om wat extra eten en snoep, dat vertelden ze mij in onvervalst Rotterdams, meid je mot je ook laten gaan, dan krijg je tenminste nog iets te vreten.

Het stonk er, we zaten met zo’n 15 meisjes, parfumlucht en vreselijke w.c. lucht, want er stond een toilet in die ruimte, geen w.c.papier, wat een toestand! ‘s-Morgens vroeg kregen we geen ontbijt, wel orders om je spiernaakt uit te kleden, kleren onder je arm en de trap af, daar werden die meisjes onderzocht op geslachtsziekte of zo (wist ik veel, toen), net toen ik die trap af wou gaan kwam er een agent op mij af en zei: aankleden, jij bent een p.g. en hoort hier niet. Kon ik niet weten, ik trok mijn onderjurk en broekje aan en werd toen door hem in een celletje gegooid.

Ook daar was een stinkend toilet en een stinkende wasbak, er stond 1 stoel en er was 1 bed (strozak met paardedeken) dus dacht ik een rustig celletje te hebben, kwam er tussen de middag een vrouw van zo'n jaar of 30 in de cel, joeg me van die stoel af, was van haar, ik kon haar niet verstaan (ze kwam uit Letland), ze kende enkele woorden Duits en ik ook. Ze moest werken in de gevangenis, ze was gedeporteerd uit Letland, familie kwijt, door soldaten misbruikt, wat een ellende. Toen ze begon te eten (we kregen in een blik een of andere substantie, die ik niet door mijn keel kon krijgen, ook al rammelde ik van de honger). Die vrouw echter begon te eten en elke hap slikte ze door, om hem even later weer op te boeren en dan weer in te slikken. Zo proefde ze het tweemaal, ze heeft mijn smurrie ook zo naar binnen gewerkt, dit alles met veel geboer en gesmak. Je kreeg alleen een houten lepel en dat ding stonk enorm. Per dag kreeg je een homp brood, zo’n twee sneetjes zonder beleg of boter, een kroes drank, een surrogaat van iets, maar het was warm, dus opdrinken maar.

Wassen was moeilijk, wel een klein kraantje met gootsteentje, doch geen zeep en geen handdoek en ook geen w.c.papier, hetgeen niet erg was, je keutels waren zo hard, dat er niet veel te vegen viel. Ongesteld was ik niet meer, al zo lang niet, waarschijnlijk te verzwakt, dus daar had ik geen last van. Wel had ik last van hoofdluis, edoch, als mijn celgenote zo tegen 5 uur klaar was met werken, ging ze mij zitten ontluizen. Ze pakte mijn hoofd en ving menig exemplaar die ze dan onder het kraantje weg spoelde, droogde haar handen daarna aan haar werkschort af. Ik vond het genant, dat ging enkele dagen zo door, toen wilde ze mij (die op de grond sliep op de strozak) in haar bed hebben, wist ik veel, ze bleek lesbisch te zijn. Ze wilde dat ik haar streelde, helaas het idee alleen al maakte me misselijk, ik bleef dus op mijn strozak. Dat gedonder van haar handtastelijkheden duurde zo’n drie weken, van de een op de andere dag werd ze overgeplaatst naar een andere afdeling en had ik de cel alleen. Nou ja, alleen is te veel gezegd, hoofdluis en daarbij ook nog eens schurftluis, ‘t was om te huilen. Maanden geen schoon ondergoed, mijn broekje probeerde ik met koud water uit te wassen, ook mijn sokken die vol gaten zaten. Was wel koud, hartje winter, geen verwarming, stenen vloer, lege maag, hoe heb ik het volgehouden.

Geen boek of zo, alleen maar je lege hersens. Probeerde zoveel mogelijk gedichtjes op te zeggen, hardop zelfs, van achteren naar voren, hinkelen om een beetje lichaamsbeweging en om het warm te krijgen. Lang ging niet, denk dat ik daar geen fut meer voor had. Ik zat meestal op mijn kruk opgerold als een rolmops. Op een keer werd er door het luikje in de deur een boek naar binnen gesmeten, "Sil de Strandjutter", nou ik noemde mezelf al snel Lobke Droeviger, dat boek heb ik uitgespeld!


VEROORDELING
Na verscheidene malen voor verhoor uit mijn cel gehaald te zijn, werd ik veroordeeld, gevangenisstraf zolang de krieg duurde, drie hoge moffen keken mij daarbij aan, buitenmodelletjes aan, prima uniform dus, ik kleedde ze als het ware met mijn ogen uit en dacht, in jullie onderbroeken zijn jullie allemaal kleine schofterige mietjes, opgeblazen kikkers, enz.. Eerlijk waar, ik was niet bang, doodschieten kunnen ze me, maar de oorlog winnen nooit! Ik zei dus dat ik dan wel vlug vrij zou komen, daar de oorlog snel gedaan zou zijn. Nou een gast werd woedend, kwam naar mij toelopen en trok mijn kettinkje met kruisje van mijn hals, trapte er op en zei: dat kruis overwint niet, alleen het Hitlerkruis! Nou, stond die vent even zwak in zijn superlaarzen. Ik, schurfterige hond zou naar Auschwitz getransporteerd worden, kreeg nog een schop onder mijn kont en werd onder begeleiding van twee S.D.ers mijn cel ingesmeten.Twee dagen later, ‘s nachts, ‘n uur of een, op transport naar Polen, zeiden ze, nou het werd Scheveningen, want de Tommies hadden menige spoorlijn gebombardeerd, en met succes, vele transporten konden dus niet doorgaan. Alles ging per trein, andere vervoersmiddelen hadden ze voor het leger nodig. Zo kwam ik in het Oranje Hotel terecht, wel: in die bajes zat geen gajes, maar "Hollands Glorie" potverdorie!!

Daar ik van plan ben alles op te schrijven wat ik heb meegemaakt, loop ik de kans misschien wat langdradig te worden. Degene die dit leest moet zich eens voorstellen wat het is om gevangen te zitten, je bent geen misdadiger, alleen een gekweld mens dat zijn land tenonder ziet gaan aan plundering, razzia’s, zoveel onrecht, je woede kent geen grenzen, in die tijd zou ik echt tot moord op de vijand in staat zijn geweest. Zelfs nu ik de leeftijd van 70 jaar nader, kan ik nog enorm giftig worden!

Maar goed, ik heb ook nooit de kans gekregen om er over te praten, noch te schrijven. Alles maar gauw vergeten, zeiden mijn ouders en iedereen had wel het nodige meegemaakt. Na al dien jaren echter blijft het maar aan mij knagen en soms ben ik erg depressief, vooral nu er overal alom weer gevochten wordt en discriminatie weer de kop op steekt. Vroeger zei men, trouwens nu nog, bidden voor dit en dat, maar ik kan mij helaas daar niet meer zo mee verenigen, handen uit de mouwen en spijkers met koppen slaan en vooral de heren politici niet te snel vertrouwen!

Februari 1945 Overgebracht, 's nachts vreselijk koud, de deuren en ramen van die bus moesten open, want we stonken zo, (wat waar was, doch niet onze schuld), ze behandelden ons als beesten. In die bus zaten ook enkele vrienden van onze groep, met ontzetting zag ik hoe onze jongens toegetakeld waren, kaal geschoren, met bloederige wonden en zweren op hun hoofd. Mijn hart brak toen ik Jan K. zag, mijn vriend, waar ik verliefd op was en hij op mij. We bleven elkaar aankijken, ik zat en hij moest met al zijn ellende blijven staan. Wij hadden elkander trouw beloofd en na de oorlog zouden wij ons verloven. Helaas arme "wij", dit was de laatste keer dat ik mijn geliefde heb gezien. Hij werd doodgeschoten door de moffen als wraak op een aanslag op een polizeiführer, Rauter, in het hele land werden gijzelaars vermoord. Jan heeft ettelijke dagen op de Lijnbaan in Rotterdam gelegen, de mensen moesten dit ervaren als afschrikwekkend. Dit gebeurde begin Maart 1945, ik hoorde dit pas toen ik goed en wel weer vrij was. Zo zonde van deze jongeman, student aan de T.H. van Delft, elektro techniek, was 1,5 jaar op de school, toen moest hij naar Duitsland (arbeitseinsatz) of een formulier tekenen dat hij de Führer welgezind was. Geen van beide gedaan, dus moest hij onderduiken en ging het verzet in.


ORANJEHOTEL
Over het Oranje Hotel ben ik nog niet uitverteld. Toen wij daar 's nachts arriveerden, half donkere gang, hup handen omhoog, tegen de muur en werden toen weer bevoeld op wapens of papieren, tot de meest intieme plekjes. Toen ruw gepord en gedwongen een donkere gang in, leek op een brede straat, lagen ook grote straattegels in en op de middelste daarvan lag een rode kokosloper, wel de bewaakster moesten we gevieren volgen. Nu dat stuk verdriet liep op die loper, dus ik er achteraan, ook op dat lopertje, wel die "fraulein Koch" zag dat en zowaar ze sloeg mij met een kort zweepje, dat kreng, ze deed me behoorlijk pijn, mijn land, mijn lopertje, zei ik, maar ze trok haar neus op, ik was een armzalige häfling, en had mijn kop te houden. Ze had meteen de pest aan mij en ik werd dan ook hardhandig een cel in gesmeten. Belandde midden op een strozak waar een figuur op lag, bleken al 4 vrouwen in te huizen. Wel, de kennismaking bestond uit wat vloeken en toen ze merkten hoe ik er aan toe was, hebben ze eerst mijn voeten warm gewreven en mijn rug, ik was zo ontzettend koud, het leek of mijn benen bevroren waren. Er werd nog een strozak naar binnen gesmeten plus een paardedeken en dat was alles!

De ergste tijd kwam nog, kou, nog minder eten en daar ik niet wilde werken voor dat tuig, kreeg ik eerst straf, dat bestond uit het legen van de kubeltonnen. Buiten moest je de inhoud door een rooster gooien, helaas, de harde ontlasting van de gevangenen bleef als ronde tafeltennis balletjes er op drijven, die moest je dan met een stok naar binnen duwen. Kreeg je een klein stokje voor, dat al snel brak, probeerde dan met je houten sandaal maar weg te moffelen, hetgeen bijna niet lukte. Je kreeg als straf "kalte kost", wist niet wat dat betekende, welnu, dan kreeg je geen warme maaltijd, 2 of 3 dagen niet. Alleen 's morgens een kroes heet vocht en een homp brood, zo’n twee boterhammen.

Het ergste was, dat je, na dat corvee, nooit je handen kon wassen, was dus afschuwelijk. Zodoende dacht ik, barst maar, ik ga mijn cel niet meer uit, werd naar een nog rottere cel gebracht, stond een bordje op "eenzame opsluiting", zat dus alleen, werd niet meer gelucht, hoorde of zag niemand, elke dag een klein emmertje water, moest ik mij wassen (geen zeep of handdoek) en mijn cel schoonmaken met een stuk van mijn onderjurk, anders kreeg ik weer op mijn lazer en ik kon niet veel meer incasseren, dus probeerde ik op die manier de zaak schoon te houden.

Op een ochtend kwam de bewaakster me uit de cel halen, "loos mensch, snell im bad mit ihnen". Ha fijn, dacht ik, helaas na wat gehol in de badruimte aangekomen, zette ze me onder de douche, "kein wasser", ze lachte me uit, ja die "Englander" hadden Den Haag gebombardeerd en nu was er geen water. Van je vrienden moet je het maar hebben. Toen ik vrij kwam hoorde ik dat in maart de Tommies per ongeluk bommen hadden gegooid op het Bezuidenhout. Pech gehad, kan gebeuren, al heeft het mij wel een bad gekost. (Of toch niet?)

Die tijd was heel erg, vooral geestelijk is er geen doorkomen aan. Dat ik het volgehouden heb is mij een raadsel, daar ik mijzelf maar een zwakkeling vond. Het is dat er in de maatschappij ook alleen maar ellende en honger was en ik wat dat betrof geen meelij met mijzelf had. Maar de bevrijding was nabij, alhoewel, ik hoorde alsmaar vliegtuigen heel laag overvliegen en dacht, waar haalt dat tuig toch al die toestellen vandaan, de wachtmeisterin zei: "het Duitse leger is niet te verslaan", schrok me rot, want ze waren volgens haar aan het oefenen om Engeland te bombarderen. Ik begreep alleen niet waarom ze van die rooie oogjes had en ze er zo onverzorgd uitzag. Ze was voor haar doen zelfs vriendelijk.


VRIJ
Het zal op vrijdagavond, 3 of 4 Mei 1945, 20.15 uur geweest zijn, dat ik hoorde zingen, het kwam van buiten, "en we hebben het overwonnen, hiep hiep hoera!" Ik dacht, zeker voetballers die dat zingen, alhoewel het spergebied was en voetballen niet toegestaan. Vreemd was het, mijn kubelton werd niet verschoond, geen brood of drinken 's morgens, hoorde alleen de grendel van de deur gaan en de sleutel omdraaien. Na verloop van enkele minuten deed ik een poging om de deur te openen en ja, dat lukte. Ik keek een hele lege gang in en viel bekant ter plekke als een zoutzak in mekaar. Was niet meer gewend zo'n ruime blik te hebben, vandaar die onpasselijkheid.

Goed en wel weer wat opgeknapt te zijn, op mijn kruk gezeten met open deur, kwam na verloop van tijd fraulein Koch, huilend zei ze: "nemen sie ihre sache und komm mit". Nou ik had alleen een jas, meer niet, die had ik al aan want ondanks dat het Mei was, had ik het erg koud. Wel ik dus mee, en die huilende moffin, waarvan ik nu wel op het rode lopertje mocht lopen, zei me dat ze toch altijd humaan voor mij was geweest. Ik spoog haar in d’r smoel en zei dat ik nog humaner was, enfin ik kreeg een ausweis om door de controle te komen, want ze hadden tot 's middags 16.00 uur alles nog in handen. Ik werd om ongeveer 10.00 uur vrij gelaten. Buiten de bajes gekomen, door een klein poortje, stond er een paard en wagen, oranje versierd, op ons te wachten. Ik was zo ontdaan, ik zag de mooie kleur van de bomen en bloeiende struiken, blauwe hemel, frisse lucht en vrijheid, wat een prachtige ervaring!!!

Dat moment is niet te beschrijven, alles deed zeer aan mij en toch, die blijdschap was zo intens, van die rit per kar, ik weet dat ik er op zat en langs Duitse soldaten reed. Die wilden nog schieten op ons, er waren n.l. een paar gaan zingen en dat konden die moffen niet verdragen.

Bij het Rode Kruis aangekomen, leek me een particulier huis, stond het al vol met ex gevangenen. Ik stond op mijn beurt te wachten in de gang en aan de wand hingen spiegels, nu was er iemand die het Wilhelmus begon te zingen en iedereen zong dapper mee, ik ook, terwijl ik in de spiegel keek dacht ik, wat ziet dat mens er uit, en ik pinkte een traan weg, degene in de spiegel deed precies hetzelfde, toen kwam ik er achter dat ik hetzelf was, geen wonder, ik zag grauw, had schurft en hoofdluis en was vreselijk moe en hongerig.

Na ingeschreven te zijn, wilden ze mij van het Rode Kruis houden om bij te komen en te wassen. Helaas was er geen vervoer naar Delft, moest zelf maar weten wat ik deed, kreeg een reep chocolade, twee boterhammen en wat te drinken en kon per paard en wagen Scheveningen uit rijden. Intussen had ik Jopie, mijn vriendin, terug gevonden en we besloten maar te voet naar huis te gaan. Een marteling achteraf, klompschoenen zonder sokken of veters, lange hand- en teennagels, maar lopen in vrijheid, je geeft er je leven voor! We hebben nog een klein stukje gelift, maar we hebben toch uren moeten lopen.


WEER THUIS
Ik kwam tegen 16.00 uur aan op de kruising Nieuwe Langedijk-Vrouw Jutteland, staat mijn vader precies op die hoek, omhoog kijkend naar de toren van de Nieuwe Jan, alwaar om 16.00 uur de Nederlandse vlag, zou worden uitgestoken. Een heel plechtig moment, ik legde mijn hand op zijn schouder en zei, Pa, we zijn vrij! Wel zo’n ontroering, mijn vader was mij altijd al het dierbaarst, hij wilde mij kussen en omhelzen, ik weerde hem af en zei: "ik ben een en al luis". Dat begreep hij, we wachtten op het hijsen van de vlag en zijn toen naar huis gegaan. Ik was nog geen vijf minuten thuis, of er werd van alles bezorgd, brood, appels, kaakjes, chocolade, de buren hadden Pa en mij gezien, zalige vrijheid, gelijkheid en broederschap!

Toen ik hoorde dat moeder boven ziek op bed lag, probeerde ik om twee trappen hard lopend te beklimmen, dat lukte echter niet, op handen en voeten ben ik boven geraakt, moeder zat in bed, sterk vermagerd, bleek gezicht, losse haren. Ook zij wilde mij omhelzen, "moeder ik ben zo vies!" Ze kwam uit bed en zei: "vies maar levend!" Intussen kwamen Jo, Arnold en Dick thuis, die waren naar Scheveningen gegaan, per fiets met surrogaat banden, om mij op te vangen, helaas stonden zij aan de verkeerde weg, zodoende had ik hen jammer genoeg mis gelopen.

Niet getreurd, moeder had een noodkacheltje aangemaakt om water te warmen, want ik moest in het bad. Leve zus Jo, ze begon mijn haar te verzorgen, luizekam erin, boven een krant, ze vielen als kiezelsteentjes. Toen moesten de neten eraan geloven, hoe ze aan azijn kwam, enfin, mijn haar in kokende azijn, dan gingen de neten eraan. Toen moest ik op het plaatsje (achtertuintje) mijn kleren uit doen, die werden in brand gestoken vanwege de schurftluis, die in alle naden en plooien waren gaan zitten. Toen zelfs gewassen door zus Jo, ik had geen energie meer over, en had helaas geen zeep of shampoo genoeg, vandaar dat ik niet echt schoon werd. Het was een genot dat mijn teennagels geknipt werden evenals die van mijn vingers.

Aangezien de schurft niet weg ging was ik genoodzaakt naar de dokter te gaan. Die bleef achter zijn bureau zitten, op zo'n vijf meter afstand, moest ik mijn broekje laten zakken. Na er een blik op geworpen te hebben, schreef hij een recept uit en wapperde het naar mij toe. Enfin, het heeft geholpen want ik ben er vanaf gekomen en was zodoende geen schurftige hond meer.

Daags na mijn thuiskomst ben ik ingestort, veel weet ik mij daar niet meer van te herinneren, was totaal in de war, wist niet of ik alles droomde of dat het werkelijkheid was. Ook had ik veel last van maag en ingewanden, had teveel ineens gegeten, stoelgang was een pijnlijke zaak, de dokter erbij gehaald, maar dat weet ik echt niet meer.

Het bleef voor alle mensen een zorgelijke tijd, we waren bevrijd, doch de orde herstellen en de opbouw van ons land, kostte meer tijd en geduld, om dat op te brengen, vijf verloren jaren inhalen kost veel energie! We waren zo arm, maar dankzij het Marshall Plan liep alles wat vlotter.


Fien Gerritsma-Lijnzaat
1993

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken