Matheus Nicolaas Gloudemans

Persoonsgegevens

VoornaamTjeu
InitialenM.N.
AchternaamGloudemans
GeslachtMan
Leeftijd12
Woonplaats's Gravenhage
Geboren15 april 1932 in 's Gravenhage.
Overleden14 februari 2016 in Zelhem.

Gearresteerd in's Gravenhage

Oranjehotel

VervolgVrijgelaten
BijzonderhedenDe heer Gloudemans is opgepakt in de herfst van 1944 voor het verspreiden van illegale lectuur die hij in de omgeving van zijn huis had gevonden.
Hij is op dezelfde dag, na verhoord te zijn, in de avond vrijgelaten.

 
Bron(nen):
Familie

Ingezonden verhalen over Matheus Nicolaas Gloudemans

Ingestuurd door Koos Gloudemans op 16 oktober 2023

KORTE INLEIDING

De navolgende tekst komt uit een door onze vader – Tjeu Gloudemans – geschreven boekje met jeugdherinneringen. Het gaat over zijn jeugd in de Archipelbuurt in Den Haag gedurende de oorlogsjaren. Het gehele verhaal werd hier gepubliceerd:

https://archipelwillemspark.nl/de-wijk-in/historie/memoires-van-m-n-gloudemans-over-de-oorlog-in-de-archipelbuurt/

Voor ons verklaart dit tijdsdocument hoe onze vader was: hoe zijn jeugdjaren een stempel hebben gedrukt op zijn persoonlijkheid, doen en laten en hoe hij in het leven stond. Ja, het leven wordt voorwaarts geleefd en pas achterwaarts begrepen.

Felix en Koos Gloudemans


=====================================================================================================

DE SCHEVENINGSE GEVANGENIS

In de herfst van 1944 begonnen na “De Eik “ de rampen zich op te stapelen. We stonden in het Deliplantsoen blazertjes te roken toen we tussen de struiken een blad ontdekten met het opschrift “ De vliegende Hollander “. Het was een oorlogspropagandakrantje van de Engelsen dat in de nacht gedropt was. Dikke pakken pamfletten waren op het kerkhof achter het plantsoen terecht gekomen in plaats van boven de stad uiteen te dwarrelen. Zoals vroeger wist ik mij toegang tot de begraafplaats te verschaffen. Tussen de spijlen van de poort gaf ik de krantjes door aan mijn kornuiten. Wij verstopten ze in de voortuin van het verlaten buurhuis waarin de grijze muizen eens gezeten hadden. Later zou ik ze wel in de brievenbussen van de Riouwstraat doen.

Toen ik dat ’s middags de volgende dag deed, werd ik met mijn blaadjes midden in de straat gegrepen door een paar agenten in burger. Ik werd in een auto gesleurd en afgevoerd. Terecht kwam ik in de Scheveningse gevangenis aan de Van Alkemadelaan. In een kaal naargeestig kamertje werd ik door drie man urenlang verhoord. Er was een dreigende figuur in het zwart bij. Hij droeg een grote pet waarvan een witte doodskop uit het midden mij aanstaarde. De SS! Mij wachtte de kogel. Wat ze ook vroegen, steeds herhaalde ik mijn verklaring dat onze postbode op straat in elkaar was gezakt van de honger. De post had hij op de hoek laten staan. Hij was weggedragen. Het klonk allemaal erg aannemelijk want ik had een week tevoren een opgeblazen lijk op straat zien liggen. Hongeroedeem. Veel mensen waren al eraan gestorven. Mijn verhaal maakte ik af door te verklaren dat ik erg met de arme postbode te doen had. Ik probeerde zijn post in onze straat te bezorgen dat door mijn arrestatie was verhinderd. Het lukte. Om kwart voor acht in de avond werd ik naar buiten op straat geschopt met de mededeling dat ik wel haast moest maken, want het was bijna spertijd.

Belangrijk was dat in ons huis twee kachels op de begane grond bleven branden. ‘s morgens vroeg, als Ma nog in bed lag, maakte ik ze aan. Het potkacheltje in de voorkamer en het fornuis in de keuken vormden het middelpunt van het dagelijkse leven. Als we samen aan tafel zaten was het ontbijt vlug voorbij. Per dag aten wij een sneetje bloembollenbrood, met warm water weggespoeld. De volgende dag was er een pannenkoekje van rogge, gebakken in schilderslijnolie. De rogge, die Pa destijds in de kamer van de landbouwcommisaris gestolen had, werd eerst in een houten handkoffiemolen fijngemalen. ‘s Middags was er voor Ma een bordje gekookte erwten die ook van dezelfde leverancier afkomstig waren. Ma was in die maanden zwanger en kreeg daarom extra krachtvoer. De hele verdere dag stond er een grote pot suikerbieten op het fornuis te pruttelen. Na uren waren de bieten gaar. Ze werden als avondmaal opgediend. Elke week werd het bietenwater ingekookt tot een bodempje stroop. Deze combineerde zeer goed met de bloembollenpulp van het kleine broodje: het enige rantsoen in de week. De walgelijke dampen uit de keuken vulden het hele huis.

Na mijn gevecht met de eik had ik in zijn buurt niet veel meer te zoeken. Dat was onbegonnen werk. Ik bleef dichter bij huis aan het begin van het verdwenen bos. Het stoppelveld van korte stammetjes die na het zagen uit de grond omhoog staken, kon nog heel wat hout opleveren. Van contrôle had ik geen last meer. Er kwamen daar toch maar weinig mensen. Stompen afzagen of afhakken kostte te veel moeite voor de uitgehongerde bevolking. Het was gemakkelijker om kamerdeuren van de huizen op te stoken. Toen ik weer eens met mijn onmogelijke prikslee boven op de Bankahoogte aankwam, zag ik op de Kerkhoflaan een dood trekpaard liggen dat vanuit de lucht met kogels was doorzeefd. Achter het dier stond een zwaar kanon dat door het paard getrokken was. Waarschijnlijk op weg naar de Oude Alexander waarin al enkele jaren Duitse soldaten waren gelegerd. Het paard was aan flarden geschoten. De ingewanden lagen eruit. Op mijn klompen rende ik zo snel mogelijk naar huis terug. Ik pikte een kussensloop uit de linnenkast en ging op zoek naar een stevig scherp mes. Dat hadden wij niet. In de scheerdoos van mijn vader vond ik een oud gilettemesje. Gauw weer terug naar het paard. Stel je voor dat andere hongerlijders mij vóór zouden zijn om het dier aan stukken te snijden. Tot mijn vreugde zag ik dat niemand op de plaats des onheils aanwezig was. Alleen het kanon was weggehaald en ik kon aan de slag. Ik kroop half in de buik. Met mijn mesje begon ik stukjes vlees weg te snijden die ik in de sloop deed. Het werk vlotte niet. Met het kleine scheermesje tussen mijn vingers kon ik nauwelijks door het taaie vlees komen. Ik gaf het na een poosje maar op. Onder het bloed kwam ik bij moeders thuis die mij gillend ontving. Toen wij de volgende dag weer vrede hadden gesloten, bakten wij de stukjes vlees in de lijnolie op het fornuis. Het resultaat was niet te vreten; nog taaier dan een gebakken schoenzool. We hebben het vlees niet weggegooid maar in een pan met water gedaan en het een hele dag laten trekken. Alleen de bouillon hebben we voorzichtig in kleine porties gedronken. De soepkom hebben we later de “gifbeker” genoemd.

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken