Johannes Hermanus Spierenburgh

Persoonsgegevens

VoornaamJohannes
InitialenJ. H.
AchternaamSpierenburgh
GeslachtMan
Leeftijd44
WoonplaatsDen Haag
Geboren10 december 1897 in Rijswijk.

Reden arrestatieJehovah's getuige
Gearresteerd inDen Haag

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel8 september 1942
Oranjehotel verlaten6 november 1942
Cel(len)500  |  Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden
VervolgVught, Buchenwald, Sachsenhausen, Heinkelwerke, Klinker, Mauthausen

 
Bron(nen):
NIOD
Egodocument

Ingezonden verhalen over Johannes Hermanus Spierenburgh

Ingestuurd door Verhaal ingestuurd door Meinard Tydeman. Ingekort door Oranjehotel. op 16 oktober 2024

Verslag van Johannes Hermanus Spierenburgh uit Den Haag, gebaseerd op een egodocument van hem, waarvan het slotstuk helaas ontbreekt. (Ingekort)

Johannes werd geboren op 10 december 1897.

Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog hernieuwde hij eerdere contacten met de Jehovah’s Getuigen ondanks het gevaar dat daarmee verbonden was vanwege de verbodsbepalingen die inmiddels tegen het werk van de Getuigen waren afgekondigd. Johannes bezocht regelmatig een Bijbelstudie op een geheim en steeds wisselend adres. Daar leerde hij de studieleider Henk Haak kennen. Als iemand aanbelde nadat de afgesproken aanvangstijd was verstreken, werd en niet meer opengedaan, maar deed men alsof eer niemand thuis was. Op zo’n bijeenkomst werd alles gedaan om geen aandacht te trekken en na afloop ging ieder afzonderlijk om beurten naar huis.

De vrouw van Johannes werd heimelijk bij een geloofszuster in een badkuip formeel gedoopt. Johannes zelf werd op een zondagochtend in zee bij Scheveningen door Henk Haak gedoopt. Er was door de Getuigen een strandtent neergezet en ondanks de kou en de vele Duitse soldaten die er liepen, hield Frits Hartstang een Bijbellezing en werden enkele nieuwe geloofsgenoten gedoopt.

Bij de van-huis-tot-huis prediking liepen de Getuigen gevaar om door NSB’ers aan de Gestapo te worden verraden. Als nazigezinde huisbewoners hiermee dreigden, maakten de Getuigen dat zij uit de buurt kwamen. Bij dat werk lette Johannes erop of mensen NSB speldjes op hun revers droegen of dat er een uniform of pet van een Duitse politie- of legerorganisatie aan de kapstok hing.

Op een zondagochtend werkte Johannes bijvoorbeeld van huis tot huis en trof hij een gereformeerde vrouw wiens echtgenoot een politieagent bleek te zijn. Hij kwam Johannes achterna en informeerde naar zijn bezigheden. Omdat Johannes toen geen Wachttorenlectuur bij zich had en de man op dat moment buiten dienst was, werd hij niet gearresteerd. Maar toen zijn vriend en geloofsbroeder Jan Griep tijdens het prediken werd gearresteerd en later bleek dat hij het concentratiekamp niet had overleefd, had Johannes daar veel verdriet van.

In dagbladen verscheen het verbod op de organisatie van Jehovah’s Getuigen en het publiek liet al snel merken dat ze hiervan op de hoogte waren. Sommigen dreigden zelfs met aangifte bij de politie. In zijn werkkring ondervond Johannes echter geen problemen ondanks dat zijn directeur op de hoogte was van zijn activiteiten. Degenen die op het geheime bijkantoor van het Wachttorengenootschap werkten ‘doken onder’ terwijl ze doorgingen met het leiding geven aan het werk van de Getuigen in Nederland en het distribueren van Bijbelse lectuur.

Johannes werd aangesteld als ‘studieleider’ wat inhield dat zijn baan vaker in het gedrang kwam door zijn activiteiten als Getuige. Hij was elke avond bezet en moest vaak voor anderen invallen. Toch moest hij ook zijn werkkring veilig stellen want ingeval van werkeloosheid kon iemand eerder naar Duitsland worden gestuurd voor de ‘Arbeitsdienst’.

Bij het prediken ging ieder op zichzelf door met het bezoeken van mensen die interesse hadden getoond. Onderling werd afgesproken op welke tijd men weer thuis zou komen zodat niemand ongerust hoefde te zijn, maar ondanks dat hoorde men toch van arrestaties. Dat maakte Johannes niet angstig alhoewel hij begreep dat ook voor hem ooit de tijd zou komen van gevangenschap en verdrukking. Zo herinnerde hij zich een geloofszuster die bij belangstellenden lectuur ging brengen. Het bleek een valstrik te zijn. Ze werd gearresteerd en belandde in een concentratiekamp.

In die dagen werd ten behoeve van geïnteresseerden ook gewerkt met behulp van een grammofoon en getuigenisplaten. Het nadeel was dat je snel in de gaten liep met zo’n typerende koffergrammofoon op straat. Als zulke geïnteresseerden op de hoogte werden gebracht van de eventuele gevaren die aan dit werk waren verbonden, hoefde je meestal niet meer terug te komen.

Door de verduistering in die tijd, konden de Getuigen onder de dekmantel van de duisternis vaak strooiacties houden, waarbij ze duizenden pamfletjes op de straten en kruispunten uitstrooiden met de bedoeling iedereen op de hoogte te brengen van hun ‘Koninkrijksboodschap’. Bij zo’n actie kreeg men specifieke instructies zodat men niet gauw in problemen zou raken.

Zo strooide Johannes deze pamfletjes ook in de Van Alkemadelaan in Scheveningen waar Duitse militairen gelegerd waren in een kazerne. Fietsend door een aan hem toegewezen stadsdeel van de bebouwde kom van Den Haag strooide hij de biljetjes in de wind die ze verder verspreidde, terwijl andere Getuigen dat tegelijkertijd deden in andere stadsdelen. Zijn hart klopte in zijn keel toen hij de briefjes bij de Duitse Wehrmacht voor de deur verspreidde. Onder leiding van Henk Haak heeft Johannes heel wat van zulke acties meegemaakt, waarbij Henk iedereen wel maande tot voorzichtigheid.

Bij een zogenaamde ‘plakactie’ werden dergelijke briefjes met Bijbelteksten overal aangeplakt. Bij gebrek aan een sponsje gebruikte men mondvocht, dus eenmaal thuisgekomen kleefde je lippen aan elkaar en was je keel zo droog dat je verging van de dorst. Johannes vond het allemaal reusachtig. De volgende dag op zijn werk aangekomen vroeg zijn directeur dan: “Zijn jullie weer bezig geweest?” Volgens Johannes hadden zulke acties zelfs tot gevolg dat de Getuigen in de kampen represaillemaatregelen ondervonden.

Johannes woonde in de Lulofstraat nr. 50 in een rustige buurt. Daarom werd hem gevraagd of daar ook bijeenkomsten gehouden mochten worden. Als er dan soms wel veertig of vijftig aanwezigen waren, beleefden ze gelukkige ogenblikken in die donkeren tijden. Zijn grote woonkamer is meerdere malen voor dat doel gebruikt. Die kamer bevond zich boven een werkplaats die ’s avonds verlaten was, zodat niemand daar ooit iets van heeft gemerkt.

Johannes heeft zelfs enige tijd een onderduikplaats kunnen bieden aan de Duitse Getuige Andreas Schöpfer. Toen het daar voor hem te gevaarlijk werd is hij weer vertrokken naar Zoetermeer.

Onder degenen die in die dagen werden gearresteerd waren familie Bolle, Henk Haak, Jan Steinfort, Delia Rademakers, Tim Boone, Berrie van den Eijkhoff, Jan de Visser, zuster M. Krieg, broeder Stijnen en Jan Griep. Ook Joannes werd op een gegeven moment gearresteerd. Bij Henk Haak was veel lectuur en administratie in beslag genomen. Wellicht is daarbij ook het adres van Johannes bekend geworden. Zijn arrestatie verliep als volgt.

Op 8 september 1942 was Johannes vanwege een bedrijfsongeval onderweg naar de controlerend geneesheer met een gewond been toen hij hoorde dat twee geloofszusters, waaronder Sjaan (Corstiaantje) Pronk, gearresteerd waren. Er was verhoogde activiteit van de politie jegens Jehovah’s Getuigen te bemerken.

Eenmaal thuis had Johannes juist met zijn vrouw een kop koffie gedronken toen er werd aangebeld. Voor de deur stond een autootje dat Johannes meteen herkende als van de politie en hij wist gelijk hoe laat het was. Voordat zijn vrouw had opengedaan kon Johannes nog net twee koffers met Wachttorenlectuur verstoppen.

Eén van de twee Nederlandse agenten in burger (De Waard) liet zijn politiepenning zien en zei dat ‘in naam der Wet’ huiszoeking moest worden gedaan. Terwijl dat gebeurde bewaakte de ander (Meindert van Dijk) Johannes en zijn vrouw alsof ze misdadigers waren.

Johannes ging ervan uit alle veiligheidsmaatregelen die Henk Haak hem had gegeven, in acht te hebben genomen. De koffers met lectuur waren verstopt, de koffergrammofoon was gecamoufleerd met dansplaten en de getuigenisplaten “Doop” en “Armageddon” waren verstopt in de dubbele bodem van de radiokast. Zelfs al hun koperwerk had hij in de Laakhaven gegooid zodat het niet bij inbeslagname gebruikt zou kunnen worden voor de oorlogsindustrie.

Maar vlak voordat Johannes was thuisgekomen had zijn vrouw een zak met Wachttorenlectuur aangenomen van broeder Wakka die hierover zei: “Bij jullie is het veiliger dan bij mij.” De zak was voorlopig in de kolenkast geplaatst en werd helaas gevonden. Beide agenten hoopten hiermee een wit voetje te kunnen halen bij hun superieur Engelsmann.

Toen Johannes’ jongste zoon van zestien thuiskwam mochten hij en Johannes’ vrouw niet van hun stoel opstaan. Johannes verwelkomde zijn zoon met de cynische woorden: “Mag ik je voorstellen … de politie voor een huiszoeking.” Overigens was de oudste zoon van Johannes ondergedoken omdat hij had geweigerd in Duitsland te gaan werken. Later werd ook hij gearresteerd en in kamp Amersfoort ingesloten.

Johannes, zijn vrouw en jongste zoon moesten meekomen naar het politiebureau. Johannes’ vrouw vroeg wat er met het eten, dat juist klaarstond op het fornuis, gedaan moest worden. Ze kreeg te horen dat ze maar voor even van huis zouden zijn, maar toen het gebraden vlees later werd terug gevonden, stonden de haren erop en hing er in de keuken een vieze stank. Dat ‘even’ had drie jaar geduurd waarbij de familie nog blij mocht zijn het er levend vanaf te hebben gebracht.

De Waard en Van Dijk stapten voorin en Johannes, zijn vrouw en zijn zoon moesten zich op de achterbank van het kleine autootje proppen. Van Dijk nam de zak met lectuur op schoot. Aangekomen bij de gevangenis aan de van Alkemadelaan, hoek Pompstationsweg in Scheveningen, kreeg Johannes al direct een schop van Engelsmann die hem haast tegen de grond smakte. Omdat zijn vrouw hier meteen op reageerde kreeg zij voor straf gevangenschap in de isoleercel, geen lectuur te lezen en niet gelucht worden.

In het ‘vooronderzoekkamertje’ zag Johannes veel Wachttorenlectuur en Bijbels van andere Getuigen liggen. Agent De Waard overhandigde Engelsmann de zojuist buitgemaakte zak lectuur en sprak met hem in het Duits. Engelsmann inspecteerde de in houd van de zak en nam de brochure “De vijfde kolonne. De Rooms Katholieke Hiërarchie en zijn bondgenoten” in de hand en sloeg bladzijde vijf open waar stond: “Adolf Hitler, een ongekookte aanvoerder van schorriemorrie met neurotische trekken.” Engelsmann vroeg bij herhaling of het waar was wat daar stond totdat Johannes zei dat dat inderdaad het geval was.

Nu lieten de boeven hun ware gezicht zien en sloegen en trapten Johannes zó erg dat het bloed uit zijn neus liep. Zijn vrouw en zijn zoon uitten hun woede hierover en werden toen met het gezicht naar de muur geplaatst. Johannes dankte Jehovah in stilte dat het hierbij bleef en hij niet hoefde mee te maken dat zijn zoon in zijn bijzijn net zo’n behandeling kreeg.

Alle drie Spierenburghs slaagden erin niets los te laten. Thuis hadden zij al eerder onderling afgesproken nooit iets los te laten, wat er ook zou gebeuren. Engelsmann liet de vrouw van Johannes nog wel weten dat hij heel goed wist dat Johannes studieleider was. Nu werd hen alles afgenomen, ze werden weggevoerd en gescheiden gevangen gehouden. Ze dachten elkaar pas na Armageddon (einde van de wereld) terug te zullen zien.

Vreemd genoeg was het pas later in de Duitse kampen, dat Johannes van de Getuigen die soms al tien jaar gevangenzaten, hoorde dat er vóór Armageddon nog een groot werk gedaan zou moeten worden. Ondanks dat zij al zó lang van de buitenwereld waren afgesloten, hadden zij een nauwkeuriger Bijbelkennis, dan velen die in vrijheid waren.

Johannes werd als laatste weggevoerd en zag nog net hoe De Waard Engelsmann de hand drukte. Johannes werd alleen in een cel ingesloten. Alhoewel hij hier op had gerekend, maakte het geluid van rammelende sleutels, schuivende grendels, luikjes en celdeuren, dat hij zich eenzaam ging voelen. Na een paar uur werd hij bij een spion en een oplichter in een cel geplaatst terwijl het voor hen al gauw duidelijk was dat Johannes een Bibelforscher was.

De dagen kropen voorbij en bij gebrek aan een arts en goede verpleging, werd het zieke, zwerende en etterende been van Johannes slechter. Zijn celgenoten waren er niet gerust op en vreesden besmetting. Ze vroegen aan de gevangeniskapper of die er iets aan kon doen en een verpleger (NSB’er) probeerde eerst een zalf en later een soort kunstkalk maar het hielp allemaal niets. Toen het steeds erger werd en het op bloedvergiftiging ging lijken, zocht Johannes hulp bij een Duitse arts. Die schreef bedrust voor en gaf Johannes een flesje vitaminen.

Van nu af aan mocht Johannes op de kribbe van de cel liggen in plaats van op een strozak op de grond. De cel was benauwend en te klein voor vier man en het stonk er bovendien. Johannes werd in die tijd twee maal door Engelsmann verhoord. Hij moest een formulier ondertekenen waarin hij moest erkennen dat de Getuigen een dwaalleer verkondigden, dat hij zou beloven de Duitse wetten te eerbiedigen, na zou laten om met prediken door te gaan, en andere Getuigen zou aangeven bij de politie. Ondanks zijn gewonde been werd Johannes geslagen en mishandeld omdat hij weigerde dit te ondertekenen.

Bij die verhoren werd Johannes vervoerd naar het Binnenhof waar hij Jan Steinfort ontmoette die inmiddels ook was gearresteerd. Op het Binnenhof werd Johannes naar de kelders gebracht, waar een aantal kleine hokjes zo groot als een toilet, dienden als tijdelijke cellen. Voor en na het verhoor moest hij daarin urenlang wachten.

In de zeven maanden die Johannes in Scheveningen gevangenzat, heeft hij veel verschillende soorten gevangenen meegemaakt: Joden, werkweigeraars, joden begunstigers, joden inbrekers (plunderaars van leegstaande joodse huizen), politiekers, smokkelaars, souteneurs, distributiezwendelaars (zwarthandelaars), clandestiene slachters, verzetsstrijders enz.

Tegen de kerstdagen in 1942 werd een groot transport ondernomen van gevangenen van Scheveningen naar doorgangskamp Amersfoort. Johannes dacht dat hij hiermee met zijn zieke been zijn ondergang tegemoet ging, maar door een persoonsverwisseling met zijn zoon, klopten de papieren die hij tijdens zijn transport bij zich moest dragen niet, zodat hij weer in zijn cel werd teruggegooid. Op dat moment zag hij aan de overkant nog net geloofsbroeder Jaap van Dien die blijkbaar ook was gearresteerd. Later is Van Dien omgekomen op een van de getorpedeerde schepen bij de Lübecker bocht.

Door deze vergissing met papieren ging Johannes dus niet met de anderen op transport naar Buchenwald maar werd zijn zoon afgeroepen om daar deel te nemen aan een zwaar commando in een steengroeve. Hij bleek echter te jong te zijn voor dit zware werk.

Na een periode van zeven maanden gevangenschap in Scheveningen waarvan hij zes maanden ziek was geweest, kwam Johannes met dertig gevangenen die twee aan twee aan de ketting liepen, terecht in kamp Vught. Eén van de kettinggangers zei hem dat hij daar zou sterven, zó ziek en zwak zag hij er blijkbaar uit. Maar veel medegevangenen hielpen hem en ook burgers in de personentrein staken de gevangenen tijdens het transport van alles toe. De Hollandse bewakers zagen dat door de vingers.

In Vught aangekomen ontmoette Johannes Heinz Sonnenschein die hem had herkend omdat hij zijn zoon Jan en Amersfoort had ontmoet. Heinz vertelde Johannes dat zijn zoon Jan op tarnsport naar Duitsland was gesteld. Zowel Heinz als andere geloofsbroeders hebben Johannes geholpen om weer op krachten te komen. Hij zag zo wit als een doek. Sommige broeders werkten in de keuken en konden zo wat extra eten ‘organiseren’. Eindelijk had Johannes weer contact met zijn geloofsbroeders, iets dat hij zeven maanden in Scheveningen had gemist.
 

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken