Jacob de Jong

Persoonsgegevens

VoornaamJoop
InitialenJ.
Achternaamde Jong
GeslachtMan
Leeftijd45
BeroepBakker
WoonplaatsScheveningen
Geboren16 april 1897 in Gouda.
Overleden17 juli 1996 in Den Haag.

Reden arrestatieJehovah's getuige
Gearresteerd inDen Haag, Daguerrestraat

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel23 juli 1942
Oranjehotel verlaten18 september 1942
Cel(len)330  |  Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden
VervolgAmersfoort, Vught, Sachsenhausen, Buchenwald, Heinkel, Dachau

 
Bron(nen):
NIOD
NRK ABC-kaarten
Arolsen

Ingezonden verhalen over Jacob de Jong

Ingestuurd door Oranjehotel. op 05 november 2024

Verslag over Jacob de Jong uit Den Haag, ingestuurd door Meinard Tydeman op 23-10-2024. Gebaseerd op een video interview uit 1995 en zijn eigen notities uit 1971 en 1992.


Joop was Nederlands Hervormd grootgebracht maar 3 brochures van de Internationale Bijbelonderzoekers - zoals Jehovah’s Getuigen toen heetten - spraken hem zó aan dat hij er niet van kon slapen. Het boek ‘Het Goddelijk Plan der Eeuwen’ had hij geleend en schreef hij helemaal met pen en inkt over omdat hij het moest teruggeven.


Joop werd in 1931 als Jehovah’s Getuige gedoopt en hij bezocht de vergaderingen van de Bijbelonderzoekers achter de fietswinkel van Theo van Leeuwen in Gouda. Er waren ook groepen Getuigen in Eindhoven en Heemstede. Joop werd een volle-tijd-prediker en verhuisde om die reden naar een ‘pioniershuis’ in Leersum waar inmiddels enkele Duitse predikers woonden zoals Siegfried Geissler en Hans Thomas. Joop nam bij dit werk een tas met heel wat Bijbel verklarende lectuur mee en verspreidde wel eens op één dag 18 boeken. In die dagen werd ook gewerkt met een koffergrammofoon en getuigenisplaten. Toen een huisbewoner een keer spottend zei: “Ga weg met dat gekras!” bekeek Joop de plaat ’s avonds nog eens goed en hij moest toegeven dat de plaat wit zag van de krassen. Er werd ook een tweedehands Franse taxi van het merk Mathis aangekocht voor dit werk. Voor verder gelegen gebieden konden hiermee 8 predikers worden vervoerd. Herman en Alie Tollenaar uit Oldenzaal kwamen de groep pioniers versterken.


In 1934 werd door Getuigen uit 49 landen wereldwijd een telegram verstuurd naar Hitler waarin stond dat hij de vervolging van de Duitse Getuigen moest staken omdat Jehovah anders hem en zijn partij zou vernietigen! De tekst luidde: “Uw mishandeling van Jehovah’s Getuigen schokt alle goede mensen op aarde en onteert Gods naam. Onthoud u van verdere vervolging van Jehovah’s Getuigen, want anders zal God u en uw nationale partij vernietigen.” Toen de groep pioniers uit Leersum dit telegram bij het postkantoor in Zeist aanboden, weigerde men dit in eerste instantie aan te nemen omdat men bang was een dergelijke boodschap te versturen.


Toen ook in Nederland de verbodsbepalingen op het werk van de Getuigen van kracht werden, ging Joop door met zijn werk, onder andere door pakketjes te maken van miljoenen strooibiljetten waarop te lezen stond hoe Hitler aan zijn eind zou komen. Joop gebruikte deze strooibiljetten zelf door ze tussen de benen van passagiers in de tram te gooien op het moment dat de tram wegreed.


Gewoonlijk werden deze strooibiljetten door verschillende verkondigers, op verschillende plaatsen maar op hetzelfde tijdstip, in een korte tijd van ongeveer 10 minuten, overal op straat verspreid. Zo gebeurde het dat Joop een keer zo’n biljet aangeboden kreeg. Hij deed net alsof dit iets nieuws voor hem was en hij nam het aan om geen argwaan te wekken. Een keer werd Joop aangehouden omdat zijn fietslicht het niet deed. Zijn zakken zaten vol van zulke verboden strooibiljetten maar gelukkig werd hij niet gefouilleerd. Joop droeg ook wel een zogenaamd boekenvest onder zijn overjas om voor geïnteresseerde personen toch lectuur te kunnen bezorgen. Toen ook dat te gevaarlijk werd, konden bestellingen worden opgenomen die later op een niet afgesproken tijdstip werden bezorgd. Bij zijn verboden activiteiten, zoals lectuurtransporten, moest Joop alle moeite doen om uit handen van de politie te blijven. Een keer verschool hij zich tussen de daken van huizen, een andere keer in een oude fietsenstalling. Tijdens een huiszoeking verstopte hij zich in een toilet en ontsnapte ternauwernood aan de Gestapo. Bij geloofsbroeder Lets in de Keizerstraat kreeg hij een tip dat een huiszoeking op handen was en kon hij op tijd vluchten. Hij kwam daardoor om half 4 ’s morgens op straat te staan en heeft toen in een pand aan de Wieringsestraat een gat in de vloer gezaagd zodat hij in die schuilplaats een tijdje onder de grond ‘veilig’ was.


Uiteindelijk is Joop gearresteerd toen hij in de Daguerrestraat bij geloofszuster Talens haar zoon kwam ophalen om te gaan prediken. Waar zuster Talens en haar kinderen bij stonden werd Joop mishandeld en beroofd. Onder bedreiging van een vuurwapen werd Joop in een overvalwagen weggevoerd. Eerst werd Joop opgesloten in een arrestatiecel waarvan het onderste deel van de deur was verwijderd zodat zijn voeten en benen steeds in zicht bleven. Hij heeft toen 6 ‘koninkrijksliederen’ (religieuze hymnen) gezongen ten aanhoren van zo’n 30 politieagenten die in zijn directe omgeving hun werk deden. Van daar is Joop, bewaakt door 2 Duitse soldaten, per auto naar de gevangenis in Scheveningen overgebracht.


Joop werd naar een cel gebracht waar hij alleen was en voortdurend uit het hoge raam keek. Hij weigerde iets van het voedsel te gebruiken dat in het luikje van de celdeur werd geplaatst. Zo bleef hij op een krukje zitten, nog steeds met zijn kenmerkende bolhoed op.
Enige tijd later werd hij overgeplaatst naar een cel waar een joodse man gevangen werd gehouden. Nu kon Joop weer met iemand over de Bijbel praten. Hij vroeg de man om aan de bewakers om een Bijbel te vragen, maar in plaats daarvan kreeg hij van hen nazi propaganda materiaal.
Na 6 weken honger te hebben geleden werd Joop uit zijn cel gehaald om door Engelsmann en Vervaart ondervraagd te worden. Zo hard als ze konden sloegen ze hem links en rechts in zijn gezicht. Ze stelden vragen, lieten hem foto’s zien en vroegen om namen. Er werd hem een formulier voorgelegd dat hij moest lezen en dan ondertekenen. Dat beviel hem niet en daarom keerde hij het om zodat Engelsmann het zélf kon lezen. Opnieuw werd Joop geslagen zodat hij het bewustzijn verloor. Toen hij weer bijkwam en bemerkte dat hij tussen het meubilair op de grond lag, begon het slaan opnieuw. Hij moest opstaan, weer vragen beantwoorden en werd weer in zijn gezicht geslagen. Iemand sloeg hem met een boksbeugel op de borst. Daarna werd hij op de gang gebracht met zijn neus tegen de muur. Eenmaal terug in zijn cel werd gezegd dat hij opnieuw verhoord zou worden. Steeds als de deurknop dan bewoog, vreesde Joop het ergste. Gelukkig heeft zo’n afranseling niet weer plaatsgevonden.


Toen Joop op transport ging naar Durchgangslager Amersfoort moest hij zich met andere gevangenen van de gevangenis in Scheveningen, ’s morgens vroeg opstellen in de gang. De NSB-bewakers waren nog gemener dan de Duitse. Ze spuugden en sloegen hem in zijn gezicht. Eenmaal in Amersfoort herkende hij de buurt waar ze te voet doorheen liepen omdat hij daar niet lang geleden had gepredikt. Die herinnering sterkte hem. Bij een ander transport per trein, werden de gordijnen gesloten.


Leven in het concentratiekamp was hard. Uren appèl staan zonder te eten. Er klonk een bevel. Eén voor één moest men zich in een barak geheel ontkleden en weer op zijn plaats terugkeren. Dan uren spiernaakt appèl staan zonder een woord met elkaar te mogen spreken. Als schoeisel kreeg Joop houten klompen en als kleding een soldatenbroek waar het bloed nog aan zat. Opnieuw klonk een bevel. Om beurten werd het haar afgeknipt met een schaar en scheergerei. Joop moest zich bij die behandeling goed schrap zetten in de bank want het haar werd er eigenlijk meer afgetrókken. De scheerkwast werd niet koud, zo ging die van het ene hoofd naar het andere. Een paar dagen later had iedereen schurft. Een medegevangene raadde Joop later aan om elke dag een paar druppels ochtendurine op zijn huid te doen, wat inderdaad hielp. Tijdens een verhoor zei een officier hem dat er al 40 Getuigen van Jehovah gevangen genomen waren waarop Joop niet reageerde. Toen Joop zei dat hij niets meer zou zeggen, hield men op met vragen te stellen en te martelen. Op zulke momenten moest Joop vaak denken aan de martelingen die Jezus had moeten ondergaan.


In Amersfoort moest Joop beukennootjes zoeken voor de varkens. Soms kon hij een deel het kamp insmokkelen voor de broeders die extra voedsel nodig hadden. Eén keer werd hij hier bijna bij betrapt tijdens het fouilleren. Dat had hem zijn leven kunnen kosten. In weer en wind moest Joop beukennootjes zoeken voor de varkens. Eerst op z’n knieën, toen die stuk gingen, op z’n ellebogen, toen die stuk gingen, languit gestrekt over de grond, … in de regen. Toen een Duitse officier hem daarmee bezig zag, zei hij dat Joop kon ophouden. Hij kwam langzaam omhoog en bracht de beukennootjes naar de varkensschuur.


Op een nacht in februari moest iedereen in kamp Vught ontluisd worden. Er werd bevel gegeven dat iedereen zich moest ontkleden om in een kuip met ontsmettingsmiddel te worden ondergedompeld. Kleding werd apart ontsmet. Alles ging gepaard met razen, vloeken, tieren en klappen uitdelen. Barakken werden dichtgeplakt en bespoten. Buiten in de kou moest iedereen handenwrijvend op zijn kleding wachten. Dag in dag uit moest Joop aardappels schillen of bomen zagen. Eén keer zakte hij van kou en ellende in elkaar maar een straal water bracht hem weer bij kennis en zo strompelde hij maar weer verder. Elke dag bezweken zo sommigen van de kou, anderen van de ellende of van de martelingen. Half dood werden ze dan in een kruiwagen aan de poort gezet om anderen vrees aan te jagen. Ook daar raakte je aan gewend want je zag immers niets anders dan dood, kou, sneeuw, honger, ziekte, regen, martelingen en nog eens dood, dood, en nog eens dood.


’s Morgens kreeg je niets te eten en ’s middags een prakje, maar dat was heel weinig. ’s Avonds moest men appèl staan en als er maar één ontbrak, begon het tellen opnieuw waardoor je uren lang moest blijven staan. In geval iemand echt ontbrak, moest men blijven staan tot midden in de nacht. Werd de vluchteling gepakt, dan moesten alle gevangenen toekijken hoe hij aan de galg werd opgehangen.


In Vught gebeurde het ook dat een deel van Joop’s been kapot vroor. Men goot er jodium overheen maar dat maakte het alleen maar erger. Nu kon hij helemaal niet meer lopen. Hij werd op een karretje naar de ziekenbarak gebracht maar daar joeg men hem weg, terug naar zijn eigen barak. In die periode heeft Heinz Sonnenschein hem veel geholpen. Omdat iedereen met appèl aanwezig moest zijn, legde Heinz hem in een kruiwagen en bracht hem zo naar de appèlplaats, waarna Heinz vlug naar zijn eigen plek rende. Na het appèl haalde Heinz Joop weer op en bracht hem terug naar zijn barak. Daar bleef Joop dan alleen achter in zijn ellende tot het volgende appèl. Dan weer de kruiwagen in met de nek op de rand over de hobbelige weg naar het appèl om daar in die kruiwagen te wachten totdat het appèl weer afgelopen was, en zo ging de tijd heel langzaam voorbij …


Elke dag werden de doden uit de barakken naar buiten gegooid. 8, 10 soms wel 20 lijken lagen er opgestapeld als een hoop vuil … maar het waren mensen … Alhoewel men er gewend aan raakte, bleef het iets afschuwelijks. Drie en een half jaar bracht Joop door in kampen zoals Amersfoort, Vught, Sachsenhausen, Heinkel, Buchenwald en Dachau. Tijdens de mars naar Heinkel moesten 2 geloofsbroeders hem sjouwen vanwege zijn open been. Uit naastenliefde hebben ze Joop niet aan de kant gezet want dat zou onherroepelijk zijn dood zijn geweest. De Getuigen kwamen terecht in een grote hal van de Heinkel fabrieken waar een groot gat in het dak zat. Daar konden ze overnachten in eenpersoonsbedden of -bakken van 4 hoog. In elk bed moesten 4 personen slapen. Zo lagen ze daar met 4 voeten en 2 hoofden aan elke kant van het bed. Joop herinnerde zich broeder Spierenburgh, -Leenheer en -Arthur Winkler. Het lukte hen zelfs om tussen de stapelbedden vergaderingen te houden en de Wachttoren te bespreken. Als bewakers in de buurt kwamen, vlogen ze als mussen uit elkaar voordat er stokslagen kwamen, want stokken hadden ze altijd bij zich.


Met het eten waren er te weinig borden zodat je moest wachten totdat er een bord van een gevangene vrijkwam. Dan rende je, zonder het af te wassen, naar het eten … Duitse soep. In de nacht kreeg je geen rust vanwege de bombardementen. Als de alarmfluit ging, werd je als beesten met stokken uit bed gejaagd, het bos in, totdat de bel weer ging en je weer terug werd gejaagd naar de barakken, onder het schreeuwen en gillen vanwege de stokslagen. Een uur later ging dan de gewone bel die weer een nieuwe dag vol martelingen aankondigde. Hoe moest je als kampgevangene deze dag weer doorkomen? De afschuwelijke manier waarop met mensen werd omgegaan in de kampen … het is niet te geloven … het is niet te begrijpen … en er staan altijd 6 houten galgen klaar … de doden zijn ontelbaar …


Na de bevrijding repatrieerde Joop per vrachtauto en geïmproviseerde onderkomens naar Nederland en kwam uiteindelijk in Eindhoven aan. In een grote hal werd hij opgevangen door geloofsbroeders die overnachting voor hem regelden bij familie Brouwer. Joop bracht ook een paar weken door in Den Haag bij familie Bolle, waarna hij opnieuw een toewijzing als volle-tijd-prediker aanvaardde die hem onder andere op de Wadden eilanden bracht - soms onder zeer primitieve omstandigheden - en in Achlum, Friesland. Joop overleed op 99 jarige leeftijd op 17 juli 1996, maar veel Getuigen die Joop hebben gekend herinneren hem nog steeds als een toonbeeld van ijver en volharding in dienst voor zijn God Jehovah.

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken