Persoonsgegevens
Voornaam | Tim |
Initialen | W.M. |
Achternaam | Kolff |
Geslacht | Man |
Beroep | Burgemeester van Deil |
Geboren | 6 februari 1882 in Deil. |
Overleden | 25 januari 1944 in Sonneburg (gevangenis). |
Plaats graf | Begraafplaats te Slonsk |
Reden arrestatie | Spionage |
Gearresteerd op | 8 augustus 1942 |
Oranjehotel
Datum in Oranjehotel | 25 augustus 1942 |
Oranjehotel verlaten | 6 november 1942 |
Cel(len) | 573 | Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden |
Vonnis | Ter dood veroordeeld, echter gratie gekregen. |
Vervolg | Amersfoort Vught Haaren Utrecht Sonnenburg |
Bijzonderheden | 2e OD-proces (Roëll) |
Ingezonden verhalen over Willem Marinus Kolff
Nacht und Nebel gevangene
In het jaar 1914 werd Mr.W.M. (Tim) Kolff burgemeester van de gemeente Deil.
In de jaren '30 onderkende hij het gevaar van het opkomend fascisme en heeft hij zich ingezet voor vluchtelingen die in Duitsland hun leven niet meer zeker waren. De Deilse burgemeester was een van de eerste leiders van het verzet in het rivierengebied. Kolff had enorm veel contacten in Nederland die van nut bleken te zijn binnen de latere Ordedienst waarin hij als ondercommandant fungeerde.
De Ordedienst was een illegale organisatie, binnen de gelederen van de OD was de heersende opvatting dat er op het moment van de bevrijding van Nederland een gezagsvacuüm zou ontstaan. Aangezien de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking het herstel van de onafhankelijkheid voor ogen had diende er op dat moment gezorgd te worden voor de handhaving van orde en de rust. Op het zelfde moment diende ook aan de geallieerde legers de helpende hand te worden geboden. De leiding van de OD zag voor haar organisatie hierin een taak weggelegd.
De nadruk werd gelegd op de voorbereiding van de eventuele taken die bij het vertrek van de vijand zou ontstaan. Het uitwisselen van gegevens en inlichtingen met de Nederlandse regering in Londen nam een centrale plaats in bij de leiding van de OD. Op 5 augustus 1943, werd door de minister van Oorlog Jonkheer Ir. Otto Cornelis Adriaan van Lidth de Jeude (1881-1952) bepaald dat alleen het Bureau Inlichtingen (BI) de geheime berichtenwisseling met bezet Nederland mocht verzorgen. Vanaf die tijd kreeg de OD een zeer nauwe band met BI in Londen. Het gros van de leden van de OD bestond uit oud-militairen, beroepsmilitairen, dienstplichtige militairen en geestverwante burgers. Veel beroepsmilitairen waren afkomstig uit het voormalige Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Hoewel zich een groot aantal militairen bij de OD had aangesloten, was de OD niet een op militaire leest geschoeide en geen van bovenaf strak geleide organisatie. De negentien Gewestelijke commandanten hadden grote bevoegdheden en waren vaak op zichzelf aangewezen. In zekere zin was de OD een schemerwereld. Soms kende men elkaar, soms bleef de identiteit verborgen. Dit verklaart dat de Sicherheitspolizei (SD) weliswaar verschillende reeksen van arrestaties kon uitvoeren, maar er niet in slaagde deze wijdvertakte organisatie uit te schakelen.
Burgemeester Kolff hield zich bezig met het verlenen van hulp aan onderduikers, geallieerde militairen, of joden. Hij had contacten bij andere verzetsgroepen voor het wegsmokkelen van mensen naar Engeland. Hij reisde door heel Nederland om blanco persoonsbewijzen te bemachtigen. Kolff was één van de initiatiefnemers van de groep Luctor et Emergo, die inlichtingen uit bezet gebied via België naar Engeland doorspeelde. Op 8 augustus 1942 werd Kolff gearresteerd en meegevoerd naar het bureau van de Sicherheitsdienst (SD)in de Euterpestraat te Amsterdam. Later is hij op transport gegaan naar het Oranjehotel te Scheveningen en verbleef achtereenvolgens in het PDA Amersfoort, concentratiekamp Vught en de gevangenis in Haaren (NB).
In Haaren begon op 15 maart 1943 het tweede Ordedienst proces in de voormalige recreatiezaal van het seminarie. Hierbij waren, onder andere door ziekte, niet alle aangeklaagden aanwezig. Na de openingszitting, waarbij de aanklacht werd voorgelezen, werden de aangeklaagden in kleinere groepen of individueel afzonderlijk gehoord. Tijdens het proces was er aan Duitse kant twijfel of het wel zinvol was om zo veel doodvonnissen uit te spreken. Harster en de Rechtsberater van de Wehrmachtsbefehlhaber (WBN) kwamen tot de conclusie dat het de voorkeur verdiende dat alleen de hoofdverdachten de doodstraf zouden krijgen en dat de overige zouden worden abgetrennt. De rechters werden over deze beslissing geïnformeerd. Zonder opgaaf van reden werd het proces met één groep van 28 personen voortgezet en werd de rest abgetrennt. De meesten van deze laatste groep werden in september 1943 naar concentratiekampen & tuchthuizen afgevoerd, terwijl enkelen wegens ernstige ziekte en gebrek aan bewijs in vrijheid werden gesteld. Een verklaring voor het feit dat verschillende aangeklaagden niet ter dood veroordeeld werden hangt samen met het Keitel-Erlaβ, een decreet van generaal Keitel. Het Keitel-Erlaβ, wat in het jaar 1942 was afgekondigd, om het verzet in de bezette landen de kop in te drukken betekende dat gevangenen zonder vorm van proces naar concentratiekampen in Duitsland werden gestuurd. In het kamp waren ze politieke & NN-gevangene. Ze verdwenen letterlijk in ‘Nacht und Nebel’ mochten o.a. geen brieven naar huis sturen.
Nadat de doodstraf op 15 april 1943 tegen 28 personen was geëist, kwam op 27 april 1943 de uitspraak. Er werden 21 doodvonnissen uitgesproken. In de motivering van de doodvonnissen werd evenals dat bij het Eerste Ordedienst-proces gebeurd was, door de krijgsraad teruggegrepen op de verschillende grotere en kleinere illegale organisaties die in 1940 waren ontstaan. De OD werd als de grootste en gevaarlijkste beschouwd. Het verweer dat de OD alleen na het vertrek van de Duitsers in actie zou komen, werd afgewezen, omdat het volgens de rechters wel degelijk een ondergrondse organisatie betrof.
Kolff zijn laatste verblijf was in de Wehrmachtgefängnis aan de Gansstraat in Utrecht. Hier begon hij medio mei 1943 aan een dagboek, of beter gezegd: hij schreef zijn memoires als gevangene. Kolff verhaalde onder meer van zijn verblijf in achtereenvolgens de Scheveningse Cellenbarakken, de kampen Amersfoort en Vught en (van half maart tot eind april 1943) de Polizeigefängnis Haaren. ’In Scheveningen was honger de grote vijand; in Amersfoort waren mishandelingen aan de orde van de dag; Vught was Scheveningen en Amersfoort bij elkaar en dan erger. Haaren was de hemel: uitstekend eten, schone cel met dito beddengoed en een vaste wastafel, goede medische verzorging, prachtige douchegelegenheid ⎼ en geen treiterende en schreeuwende bewakers. ‘Het was een verlossing dat iemand weer gewoon tegen je sprak,’ schreef Kolff, ‘en het duurde een dag of wat voor ik er aan gewend was.’
Eind oktober 1943 ging Kolff op transport naar Sonnenburg in de buurt van Frankfurt/Oder in Duitsland. De 'Nacht und Nebel'-gevangene moest geruisloos verdwijnen. De gevangenen in Sonnenburg moesten dwangarbeid verrichten in een nabij gelegen wapenfabriek. Er heersten besmettelijke ziekten, de gevangenen kregen te weinig te eten en raakten uitgeput.
Geplaatst door Stichting WO2 Sporen JvZ op 12 januari 2017
Verhaal insturen
U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.
Account / aanmelden
Foto insturen
U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.
Account / aanmelden
Wijzigingen doorgeven
U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.
Account / aanmelden