Persoonsgegevens
Voornaam | Johannes Baptist Dominicus |
Initialen | J.B.D. |
Achternaam | Steinfort |
Geslacht | Man |
Leeftijd | 28 |
Woonplaats | 's Gravenhage |
Geboren | 24 augustus 1914 in 's Gravenhage. |
Reden arrestatie | Niet geweldadig religieus verzet |
Oranjehotel
Datum in Oranjehotel | 4 september 1942 |
Oranjehotel verlaten | 6 oktober 1942 |
Cel(len) | 569 | Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden |
Vervolg | Amersfoort Sachsenhausen |
Bijzonderheden | Jehova Getuige; gerepatrieerd |
Ingezonden verhalen over Johannes Baptist Dominicus Steinfort
Verslag Johannes Steinfort - Oranjehotel Scheveningen 1942.
Naam: Johannes Baptist Dominicus Steinfort.
Geboren op 24 augustus 1914 in Den Haag.
Eerste keer gearresteerd in 1941 in Groningen, de tweede keer in augustus 1942 in Kampen.
Gevangenissen: Groningen, Arnhem, Scheveningen, Berlijn (Alexanderplatz), Brandenburg (Zuchthaus).
Kampen: Amersfoort, Ravensbrück en Sachsenhausen.
Bronnen: Holocaust Memorial Museum interview van 1 februari 1991, Wachttorengenootschap interview in Emmen op 21 juni 1995, idem op 23 juni 1996, Nationaal Monument Kamp Amersfoort op 18 juni 1996.
Jan werkte als edelmetaalsmid bij Kemp & Begeer & Vos in de zilversmederij in Den Haag. Later liet hij zich overhalen door zijn vader om in verscheidene Scheveningse hotels te gaan werken zoals het Palace Hotel en het Kurhaus, vanwege de betere verdiensten .
Dat hield op toen bij het uitbreken van de oorlog die hotels in beslag werden genomen. Inmiddels was Jan een Getuige van Jehovah geworden en droeg bij onder leiding van Henk Haak, enige verantwoordelijkheid voor een kleine groep Getuigen.
Al gauw werd Jan samen met Henk Haak gearresteerd en gevangen gezet in Scheveningen.
Toen de nazi-ideologie vanaf 1933 in opkomst was, voelde Jan daar een zekere vrees voor. Jan hoorde over de Jodenvervolging in Duitsland en dat de Getuigen van Jehovah als een van de eerste groepen werden gearresteerd en geïnterneerd.
In Den Haag organiseerde het Nationaalsocialisme zich meer en meer. De NSB was in opmars, bruinhemden marcheerden door de straten en Mussert liet zijn stem horen. Door wat Jan van de Getuigen leerde verdiepte hij zich niet in het Nationaalsocialisme en al helemaal niet in het Communisme.
Vóór de verbodsbepalingen die tijdens de bezetting golden, had de groep van Jan optochten georganiseerd waar borden werden rondgedragen met teksten als ‘Wie zal de wereld regeren?’ ‘Hitler, Stalin of Mussolini?’ Jan liep dan voorop gevolgd door zo’n 12 á 13 verkondigers door de straten van Scheveningen. Omdat Jan een uitgesproken Joods uiterlijk had, riepen voorbijgangers dan ‘de Joden niet! De Joden niet!’ Doel van zo’n optocht was om erop te wijzen dat Jehovah en Jezus de werkelijke machthebbers waren.
Ondanks de verbodsbepalingen van de Duitse overheid ging Jan door met het openbare predikingswerk. Toen hij in de Laan van Meerdervoort per ongeluk had aangebeld bij een Gestapoagent, liet de man hem in de vestibule binnen en zei hij op barse toon dat Jan nu in het hol van de leeuw was terecht gekomen. Jan pareerde de opmerking met een verwijzing naar de profeet Daniël, daarmee verwijzend naar zijn wonderbaarlijke ontsnapping uit de leeuwenkuil.
De agent reageerde verbaasd op Jans optimisme. Toen Jan hem vroeg of hij gelovig was antwoordde hij dat hij katholiek was. Jan vroeg verder of hij een opdracht van de Paus zou opvolgen, wat hij beaamde. Zo legde Jan uit dat hij Gods gebod om te prediken eerder opvolgde dan het verbod van Hitlers regering. Onder bedreigingen en verwensingen schopte de agent Jan de deur uit met de opmerking dat hij hem de eerstvolgende keer zou arresteren.
Ook in zijn werkkring kwam Jan onder druk te staan. Zijn werkgever kreeg in de gaten dat Jan nooit ‘Heil Hitler’ zou zeggen en dat hij militaire dienst afzwoer. Collega’s van Jan gingen compromissen aan om hun baan te kunnen behouden.
In 1941 kreeg Jan een soort burgerdiensttaak als bewaker van een schuilkelder onder andere op het Oranjeplein. De Getuigen maakten in die tijd ook gebruik van stickers waarop een Bijbeltekst of een spotprent stond die bijvoorbeeld de Duitse bezetting aan de kaak stelde.
Onder de dekking van het nachtelijk duister (na spertijd!) beplakten Getuigen dan openbare gebouwen, brugleuningen, lantaarnpalen en dergelijke, maar nooit op particuliere huizen. Na bedtijd ging Jan tijdens zijn wacht bij de schuilkelder in de hele omgeving rond met een stapel stickers en beplakte hij kerkdeuren, tramhuisjes, ramen enz.
De volgende morgen kwam de politie om 6.00 uur ter plekke en vroeg Jan of hij iemand bezig had gezien met die plakplaatjes, maar Jan had niets gezien. Hij had de hele nacht in de schuilkelder gezeten.
In 1942 werd Jan voor de tweede maal gearresteerd toen hij in de Noordoostpolder werkte bij landaanwinning. Hij verbleef die weken in Kampen en moest daar greppels graven. Gestapoagent Engelsmann en zijn maat kwamen Jan op zijn werk arresteren. Met zijn vieze kleren nog aan moest hij mee met de loop van een revolver in zijn rug.
De marechaussee bracht Jan van daar per trein over naar het befaamde Oranjehotel, de politiegevangenis in Scheveningen aan de van Alkemadelaan. Daar trof Jan onder de gevangenen broeder Henk Haak aan. Jan moest bij binnenkomst met zijn gezicht naar de muur gekeerd in een rij gevangenen staan. Bij de minste beweging werd je hard tegen de muur gegooid. Er werd geslagen en geschopt.
Tijdens de verhoren in Scheveningen wilde men van Jan namen en adressen van andere Getuigen te weten komen. Men bleek op de hoogte te zijn van Jans taak in het organiseren van activiteiten voor de Getuigen. Jan kreeg ook de gelegenheid om een formulier te ondertekenen waardoor hij zijn geloof zou afzweren en medewerking zou beloven aan de SS om andere Getuigen aan te geven.
Jan verklaarde dat hij alleen alles over zichzelf zou vertellen maar niet over anderen. Hierop volgde een pakslaag.
In de cel waar Jan terechtkwam trof hij een katholieke jongeman uit Brabant aan die wegens zwarthandel was gearresteerd. Nadat Jan zich had voorgesteld vertelde de jongeman dat er in de aangrenzende cel ook ‘iemand van de Bijbel’ zat. Hij beloofde om ’s avonds, als de ganglopers vertrokken waren, contact te leggen met de naburige cel via een gaatje in de muur, onder de tafel. Groot was de verassing toen Jan vernam dat het Arthur Winkler betrof die toentertijd eindverantwoordelijke was voor het werk van de Getuigen in Nederland.
Arthur schreef op dat moment in opdracht van de SS een brochure over de leer van Jehovah’s Getuigen. Op basis van het Bijbelse beginsel dat een woord of getuigenis slechts formeel geldig is op basis van het getuigenis van minstens twee getuigen, had Arthur God gebeden of er op een of andere manier iemand van de Getuigen contact met hem zou kunnen opnemen om zijn script te lezen en te controleren. Zo gebeurde het - dankzij de Brabantse jongeman - dat Jan al de doorslagen van Arthurs’ verslag kon lezen en controleren.
Ondanks dat het streng verboden was gebruikte Arthur zijn faciliteiten zoals een schrijfmachine, boeken en tijdschriften, om kleine briefjes met Bijbelteksten te verspreiden. Eén van de ganglopers betrapte een Joodse gevangene ermee toen hij zo’n briefje van Arthur snel in z’n kiebelton wilde weggooien. Het briefje werd onderschept, Arthur werd uit z’n cel gehaald en zó mishandeld dat z’n gebit werd stuk geslagen. Al z’n schrijfgerei werd weggehaald en Engelsmann kondigde aan dat Arthur die vrijdagochtend zou worden geëxecuteerd.
De donderdagavond ervoor hebben Jan en Arthur veel met elkaar gesproken en samen gebeden. Jan kreeg bij die gelegenheid nog wat geld van Arthur, een boodschap voor zijn vrouw en een bericht voor het Wachttorengenootschap.
De volgende morgen vroeg om 5.00 uur hoorde Jan de naburige celdeur open en dichtgaan. Arthur werd opgehaald. Die middag om 17.00 uur ging die deur van de naburige cel weer open en dicht. Jan vermoedde dat een nieuwe gevangene was binnengebracht en hij nam zich voor in de avond weer contact te maken met deze nieuwe gevangene.
Toen hij die avond het steentje onder de tafel voorzichtig verwijderde zag hij tot zijn verbazing weer Arthur Winkler, nog steeds met een kapot gebit en een gezwollen gezicht. Arthur had gewacht op de voltrekking van zijn executie toen er een bericht doorkwam dat het woonhuis van Engelsmann in Düsseldorf door een bombardement was getroffen waarna hij spoorslag vertrok. Zo kwam het dat Arthurs executie op het laatste moment werd afgelast.
Jan bleef in de Scheveningse gevangenis tot 6 oktober 1942 en werd van daar per trein op transport gesteld naar doorgangskamp Amersfoort.
Verhaal insturen
U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.
Account / aanmelden
Foto insturen
U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.
Account / aanmelden
Wijzigingen doorgeven
U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.
Account / aanmelden