Jacobus Veenstra

Persoonsgegevens

VoornaamJacobus
AchternaamVeenstra
GeslachtMan
Leeftijd20
Beroeppersoneelsfunctionaris
WoonplaatsAssen
Geboren26 juni 1920 in Amsterdam.
Overleden3 oktober 2013 in Assen.

Reden arrestatieEngelandvaarder

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel26 mei 1941
Oranjehotel verlaten6 december 1941
VervolgRheinbach, Siegburg, Sachsenhausen
Bijzonderheden21 april 1945 "doodsmars" vanuit Sachsenhausen, 29 april bevrijd en in een groep naar Schwerin gelopen, op 9 mei met een vriend per fiets op weg gegaan naar Nederland, waar hij op 15 mei aankwam bij zijn zus in Ede.

 

Ingezonden verhalen over Jacobus Veenstra

Ingestuurd door Heleen Veenstra op 22 juni 2020

Dit is het hoofdstuk Scheveningen uit het boek Over-leven?, dat Koos Veenstra geschreven heeft na zijn pensionering in 1991.
Uit zijn voorwoord: “Geschiedschrijving pretendeert dit verslag beslist niet te zijn, slechts het simpel vastleggen van wat een gewone jongeman in die jaren kon overkomen”.


Scheveningen

Op maandag 26 mei werden we door een klein poortje in de muur aan de Van Alkemadelaan ingeleverd in de Cellenbarakken, in die tijd bij de Nederlanders beter bekend als het "Oranje Hotel". Onderweg hadden we heel summier nog enkele afspraken kunnen maken. Sven en ik zouden verklaren dat we elkaar op een bepaald feestje hadden ontmoet en ik zou ook op mij nemen voor de buitenboordmotor te hebben gezorgd. Eenmaal binnen de gevangenismuren verdwenen we uit elkaars gezicht.
Ik kwam in een cel alleen (cel 34), zeer sober gemeubileerd met een houten brits met strozak, een klein neerklapbaar tafelblad aan de wand en een krukje om op te zitten plus in de hoek een tonnetje dat als toilet fungeerde. Door een gaatje in de muur kon ik een paar woorden wisselen met mijn buurman te ener zijde en ik weet nog hoe geïmponeerd ik was door het feit dat hij al zes weken gevangen zat. De cel aan de andere kant werd ingenomen door prof. Cleveringa uit Leiden, die in een moedige rede op de universiteit geprotesteerd had tegen het ontslag van zijn joodse collega's. Hem waren enkele gunsten verleend zoals eten uit de stad laten komen en veel boeken in de cel om te kunnen studeren. Bij mooi weer deed hij dat ook wel buiten en een enkele maal heb ik bij het "luchten" een stapel boeken voor hem gedragen.
Want elke dag werden we een poosje gelucht. Dan zette je het tonnetje buiten de cel op de gang en dan werd er op een binnenplaats in een kring achter elkaar rondgelopen. Het eten was toen, hoewel eenvoudig, toch nog redelijk goed.
Zo regen zich de dagen in grote eentonigheid aaneen. In onze vleugel (een lange gang met aan weerszijden cellen) ging iedere avond iemand op z'n kruk voor de deur staan en dan riep hij door het rooster boven de deur: "Welterusten allemaal! " en als de hele gang dat had herhaald riep hij: "Oranje boven allemaal!" en ten slotte: "Leve de koningin allemaal!" Van dit ritueel zo vlak voor het slapen gaan ging, op mij althans, steeds een bemoedigende werking uit.
Wat mij gedurende die eerste tijd het meeste bezig hield was uiteraard het komende verhoor. Gelet op de verhalen die (ook buiten de gevangenis al) over de Duitse verhoormethoden de ronde deden, was ik daar echt bang voor. Omdat ik hoe dan ook geen andere namen wilde noemen.
Die eerste tijd heb ik een paar maal inwoning gehad. Eerst kwam een zekere Louis Thijssen mij gezelschap houden. Hij was hoofdredacteur van de Residentiebode, toentertijd een katholiek dagblad in Den Haag. Hij had deelgenomen aan een bezoek van Nederlandse journalisten aan het Roergebied. Een bezoek, dat door de Duitsers was georganiseerd om aan te tonen dat, in Tegenstelling tot de alom circulerende geruchten, de geallieerde bombardementen toen praktisch nog geen schade hadden aangericht. In zijn blad verscheen nu een artikel waarin met die geruchtenstroom danig de draak werd gestoken door de meest verschrikkelijke verhalen op te hangen over wat ze ginds allemaal hadden aangetroffen. Zo zou b.v. Keulen één grote puinhoop zijn waarop mensen in lompen gehuld de journalisten al van verre tegemoet kwamen, roepend om brood. De bedoelingen van dit artikel pakten echter averechts uit, want bij zijn terugkeer uit Duitsland werd Thijssen thuis als een held (eindelijk één die de waarheid durfde te schrijven) ingehaald. Zijn woning was één bloemenzee. De Duitsers waren er zo verlegen mee, dat ze hem maar vastnamen. Hij kwam mij voor als een aardige man, die prachtig uit de klassieken kon reciteren, maar bij prof. De Jong lees ik, dat Thijssen lid van de N.S.B. was en dat de Residentiebode hoe langer hoe meer een pro-Duitse krant werd. Na een week hebben ze Thijssen maar weer laten aan.
Op 22 juni viel Hitler de Sovjet-Unie binnen en dat betekende het oppakken van de hele communistische top in Nederland. Ze werden over diverse cellen verdeeld en ook ik kreeg weer gezelschap. Ditmaal was het Henri Pieck, de tweelingbroer van Anton, met wie ik de cel moest delen. Net als zijn broer ook een begaafd tekenaar en een charmante persoonlijkheid. Door de roosters in de deuren hoorde je die dag allerlei opmerkingen, zo van "Heb jij er ook een communistje bij gekregen? " en "Zorg er wel voor dat 'ie vanavond ook ''Leve de Koningin" roept." Van Henri Pieck werd al gauw bij de Duitsers bekend dat hij zo goed kon tekenen en daarom liet men tekenmateriaal aanrukken en werd hij ook al na ongeveer een week weer bij mij weggehaald en alleen in een cel gezet. Zo wist hij met het portretteren van het Duitse gevangenispersoneel zijn lot wat dragelijker te maken.
Intussen zat ik al ruim vier weken vast en het moet ongeveer om die tijd zijn geweest dat ik voor verhoor uit de cel werd gehaald. Zoals gezegd was ik bang. De rechercheur die onze zaak behandelde gedroeg zich echter vrij correct en gaf vanaf het eerste moment duidelijk aan dat hij op wilde schieten, want hij stikte in het werk. Dit leek mij gunstig dat bleek het ook te zijn. Ik kon mijn verhalen vertellen zoals ik mij had voorgenomen en alles werd braaf genoteerd. Pas tegen het eind van de sessie vroeg de man, lezend in het bij de arrestatie opgemaakte proces-verbaal, wat die opmerking betekende over een tussenpersoon, wiens naam ik niet noemen wilde. Ik schrok en zei hem, dat ik daar niets van begreep, maar dat de man, die mij toen had ondervraagd een voor mij heel moeilijk te verstaan soort Duits sprak. En omdat ook mijn Duits niet veel voorstelde moest hier wel sprake zijn van een misverstand. Mijn ondervrager haalde zijn schouders op en verdween in grote haast. Ik heb hem niet meer teruggezien en ook op de rechtszitting is dit punt niet meer ter sprake geweest.
Die rechtszitting vond plaats op een mooie zomerdag in augustus in een villa in Scheveningen, waar het Marinegericht zetelde. Met ons vieren werden we er tijdig heen gebracht en tijdens het wachten op het begin konden we vrijuit met elkaar spreken en nog een paar afspraken maken. Ook waren er enkele familieleden aanwezig, die de zitting konden bijwonen. Het was een zeer officieel gebeuren, met alles er op en er aan. Ad en Tineke hadden nog een advocaat laten opdraven, maar ik heb daar geen moment behoefte aan gehad. We werden weer vrij uitvoerig ondervraagd en hoewel duidelijk was dat lang al onze verhalen niet werden geloofd, werd daar verder toch niet al te moeilijk over gedaan. Ik b.v. moest verklaren hoe ik aan de buitenboordmotor was gekomen. Gekocht op De Kaag. Van wie? Van een jongen die Jan heet, maar die ik verder ook niet ken. Zo ging dat zo ongeveer.
Mijn verhaal over de verloofde in Londen werd niet geaccepteerd omdat ik beschouwd werd als militair specialist vanwege het militair rijbewijs (sic!) dat bij mijn papieren was aangetroffen. Alleen van Tineke werd aangenomen dat ze alleen maar het land had willen verlaten. Zij werd wegens "Verbotenes Ausreiseversuch" veroordeeld tot 6 maanden gevangenis. Ons drie mannen werd "Feindbegünstigung" ten laste gelegd en wij kregen 2 jaar en 4 maanden tuchthuis opgelegd.
Ik wist dat tuchthuis t.o.v. gevangenis in de Duitse rechtspraak een meer eerloze straf betekende en toen we nog het z.g. laatste woord kregen, heb ik de rechter gezegd dat ik m{j kon voorstellen dat een Duitser voor het delict "Feindbegünstigung" een eerloze straf krijgt opgelegd, maar dat dit in ons geval toch wel een beetje anders lag. Na enig nadenken kwam als antwoord: "Daar hebt u gelijk in, maar er staat nu eenmaal niks anders voor.“
Zo was ik van arrestant tot veroordeelde geworden en dat werd al spoedig manifestdoor een overplaatsing van de Cellenbarakken naar de Strafgevangenis ernaast (cel 54 en de laatste week 62). Hier waren de cellen wat groter en daarom werden deze cellen door vier man bewoond. Eén op de brits en de drie anderen op een strozak op de grond.
In de maanden dat ik in de Strafgevangenis heb gezeten heb ik vogels van diverse pluimage als celgenoten gehad. Niet alleen z.g. politieke gevangenen, maar ook mensen die voor gewone criminele activiteiten, zoals diefstal, zwarte handel e.d. zaten. Nu mijn veroordeling achter de rug was kreeg ik de rust en de interesse voor het observeren van de mensen om me heen en de omstandigheden waarin we verkeerden.
In vergelijking met de cellenbarakkenperiode waren de dagen nu veel makkelijker door te komen. Er moest nu overdag ook gewerkt worden en dat deden we op een grote zaal of soms ook wel in de cel. Het werk bestond uit vouwen, lijmen en gommen van giro-enveloppen. Bij dit werk en voor vele andere diensten binnen de gevangenis was het normale Nederlandse gevangenispersoneel ingeschakeld. Alleen het zuivere bewakingswerk, dus ook het openen en sluiten van de cellen, werd door Duits personeel gedaan. In de cellenbarakken, dus tijdens het vooronderzoek, kwam je eigenlijk nooit met Nederlands personeel in aanraking.
In Scheveningen heb ik diverse malen bezoek mogen ontvangen. Van familie, maar ook van enkele vrienden. Door één van hen, Ponk Bendien, werd mij bij het afscheid, terwijl er twee bewakers met hun neus bovenop stonden, een vol pakje cigaretten (Consi) in de hand gedrukt. Ik was zo verbouwereerd, dat ik het heel rustig doodleuk in m'n zak stak zonder dat het door de bewakers werd opgemerkt. Dat werd een feest bij terugkeer bij mijn celgenoten!
Ook mijn beste vriend Ed (bij onze arrestatie ontkomen en ook nog joods) heeft mij opgezocht. Ik waardeerde zijn brutaliteit zeer, maar vond het eigenlijk maar doodeng.
Met het oog op het aanstaande vertrek naar Duitsland heb ik gebruik gemaakt van de gelegenheid in de gevangenis de tandarts te bezoeken. Mijn gebit is daar zo goed in orde gebracht, dat ik er tijdens mijn hele gevangenschap nooit last mee heb gehad.
's Zondags konden we de kerkdienst bezoeken. Die werd gehouden in een amfitheatersgewijs ingerichte zaal met rijen eenpersoons hokjes, van voren afgesloten met gaas en van achteren met een deurtje. Gemeenschap kon zodoende uitsluitend spiritueel worden beleefd. Voor mij en vele anderen betekende zo'n, kerkdienst veel. Gevangenispredikant was toen Ds G. Bos. Er waren toen nog al wat mensen, die er problemen mee hadden om tijdens de verhoren te liegen. Als een echte pastor speelde Ds Bos daar op in door als tekst voor een preek, die ik mij nog goed herinner, te kiezen: prediker 7:16. Daar staat: "wees niet te zeer rechtvaardig en gedraag u niet al te wijs; waarom zoudt gij uzelf tot verbijstering brengen? " Velen konden er na die preek weer veel beter tegen. Recentelijk las ik, dat er in Den Haag pas een straat naar deze Ds Bos is genoemd. Een wel wat late hommage aan een bijzonder mens!
De Duitse bewakers in Scheveningen waren over het algemeen vrij rustig, Er waren een paar rotzakken bij, maar aan meer dan verbaal geweld heb ik daar niet blootgestaan.

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken