Roelof Albertus Jan Ernest Gritters

In 1942 werd Gritters lid van de NSB en ging hij in Duitsland voor de Nederlandsche Oost Compagnie werken. In de zomer van 1943 werd hij echter gearresteerd en kwam hij in de Strafgevangenis Scheveningen terecht, vanwege verdenking van - wat later zou blijken - verduistering van goud, geld en andere goederen. In december 1943 kwam Gritters voor in Utrecht en werd hij tot één jaar tuchthuis veroordeeld. Deze straf zat hij in Duitsland uit. Hierna kwam Gritters terug naar Amsterdam waar hij tot augustus 1944 verbleef. 

Op 25 september 1944t trad Gritters als tolk bij de Canadese Field Security in dienst. Op 13 mei 1945 kwam hij met deze groep terug in Nederland (in Rotterdam). In deze periode kreeg de Field Security de leiding over de Scheveningse gevangenis - dat nu een bewarings- en verblijfskwamp voor collaborateurs was geworden - en Gritters werd als toezichthouder aangesteld. In deze periode vonden er in de gevangenis veel misstanden plaats en op 13 juli werd Gritters ontslagen. Bij terugkomst in Amsterdam werd hij gearresteerd en als politiek delinquent vanwege zijn lidmaatschap bij de NSB in een kamp opgesloten. 

Op 31 januari 1946 werd Gritters in Den Haag veroordeeld wegens verduistering in dienstbetrekkeing en werd hij tot twee jaar rijkswerkinrichting in Veenhuizen veroordeeld. Wegens goed gedrag is hij op 19 maart 1947 vrijgelaten. Niet lang daarna werd Gritters echter opnieuw verhoord en op 7 oktober 1947 moest hij voor het tribunaal van Amsterdam terecht staan. Toch was zijn verklaring geloofwaardig genoeg en werd hij vrijgelaten.

Bron: Koos Groen, Fout en niet goed. De vervolging van collaboratie en verraad na de Tweede Wereldoorlog, 2010.