Hilda Johanna Hendrika Scheltema-Schönfeld

Persoonsgegevens

VoornaamHilda
InitialenH.J.H.
AchternaamScheltema-Schönfeld
GeslachtVrouw
Leeftijd53
BeroepTandarts
WoonplaatsLeiden
Geboren11 september 1891 in Finsterwolde (N.O. Groningen).
Overleden12 mei 1991.

Reden arrestatieOnderduikers en illegale pers in kelder.
Gearresteerd inLeiden
Gearresteerd op15 februari 1945

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel15 februari 1945
Oranjehotel verlaten7 mei 1945
Cel(len)368  |  Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden
VervolgVrijheid
BijzonderhedenDe Rijnsburgerweg 16 was haar woonadres, waar Joodse onderduikers waren opgenomen, alsook piloten, plus de illegale pers*.
Als tandarts bezoekt zij 's avonds Joodse onderduikers in Leiden om tandzorg te verlenen.
* Dit is wat zij zelf heeft verteld in ong. 1965. Later heeft er een interview plaats gevonden waarin ze dit alles heeft verteld.

 
Bron(nen):
Oorlogsbronnen.nl
Gedenkboek Oranjehotel

Ingezonden verhalen over Hilda Johanna Hendrika Scheltema-Schönfeld

Ingestuurd door Liesbeth Schreuder op 16 april 2023

Mijn Oma, Hilda Scheltema-Schönfeld (1891 – 1991) werd op 15 februari 1945 opgepakt in haar woonplaats Leiden, samen met haar oudste dochter Thaleit. Na een paar dagen verhoor in het politiebureau op de Zonneveldstraat werden ze naar de gevangenis in Scheveningen getransporteerd. Daar zat Hilda tot 6 mei 1945 gevangen in cel 368.
Haar dochter Anneke beschrijft haar thuiskomst op de Rijnsburgerweg in een brief van 7 mei: “Hèt grote is gebeurd, gisteren om kwart over 5 hard gebons op de deur en daar stond Mam, en Thaleit kwam uit de auto vliegen. Natuurlijk waren ze eerst erg van streek (…) Thaleit ziet er slecht uit, bleek, maar ontzaglijk flink, praat er liever niet te veel over en eet nog haast niet. Vannacht sliepen we allemaal bij elkaar (…) Mam kreeg erge angstdromen, telkens, zo zielig.” Anneke beschrijft in een brief van 9 mei 1945 Hilda’s verhaal over de vrijlating. De vrouwelijke gevangenen werden één voor één vrijgelaten en `s middags in oranje versierde ponywagens door de stad Den Haag gereden. De rit ging naar het Rode Kruis, waar zij bouillon, erwtensoep en brood kregen – wat ze onmiddellijk weer uitspuugden. Het latere verhaal van mijn Oma over die bevrijding – opgetekend toen zij al 91 jaar was - was een stuk dramatischer: “Tot eindelijk die celdeur openging en dan ‘Kommen Sie mit’, zo’n Duitser en dan waren er rode lopers en daar waren stenen in die gevangenisgang. (…) ik had al die mensen horen kermen, ik dacht dat iedereen werd doodgeschoten, (…), ik wist niet dat het vrede was, ik dacht dat Den Haag werd aangevallen, als je daar alleen in zo’n donker hok zit, ik was er nooit uit geweest in al die maanden nooit daglicht gezien en dan kom je buiten op een meidag (…)ik vergeet nooit meer dat duinlandschap dat je opeens ziet als je uitgetrapt wordt, ik werd door het poortje getrapt…”
Hilda is na de bevrijding naar Denemarken gestuurd om te herstellen van schurft, luizen en hongeroedeem. De foto komt uit een Deense krant van november 1945, waarin zij geïnterviewd werd over haar oorlogservaringen. Zij vertelde binnen de familie weinig over haar gevangenschap, ook met haar oudste dochter kon zij er niet over spreken. Totdat zij op 91-jarige leeftijd een keer uitgebreid geïnterviewd* werd over haar illegale verzetswerk en haar tijd in de gevangenis. Veel stond haar nog helder voor de geest, al zal niet alles precies zo gebeurd zijn als zij het vertelt. Hieronder een citaat uit dat interview (een beetje geredigeerd):
“Je kreeg door een luikje altijd een homp brood gesmeten met een kom water, verder had je een of ander blik waarin je je behoeften moest doen, zo’n blikken vuilnisemmer. Ik zat daar en het ergste van alles is die lange nagels, dat was iets vreselijks (…) en die nagels gebruiken om krasjes op de muur te zetten welke dag je had (…) en dan kwamen die grijze muizen en toen op een dag ging de deur open en toen werd een vrouw bij me binnen getrapt (…) en ’s nachts begon ze te kermen van de pijn (…) en te braken (…). En toen werden er mensen gefusilleerd en toen zei die mevrouw, ze heette Mevrouw Waterman: ‘mijn man zit ook hier, zou het mijn man zijn?’ (…) En na een paar dagen overleed ze, maar daarvoor heb ik steeds met mijn voet tegen de deur geschopt en geroepen ‘Help, help’ en toen kwam er zo’n grijze muis, wij noemden dat grijze muizen, die meisjes die altijd zwanger waren, die het brood rondbrengen en die zei: ‘als u nog harder schreeuwt gaat u morgen naar Duitsland’ en dat lijk bleef een paar dagen in mijn cel liggen. En het ergste in zo’n cel zijn de luizen natuurlijk he, je zat onder de luizen, je kon je niet wassen dus je hield zo’n gordel van luizen op je lichaam en luizen in je haar”.
Het overlijden van de vrouw in haar cel (aan een darmafsluiting), was haar meest traumatische ervaring. Hilda heeft dadelijk geprobeerd de arts van het Oranjehotel aan te klagen. Of dat gelukt is, weet ik niet.
Liesbeth Schreuder – kleindochter.
*Interview 8-12-1982 door Hetty Harteveld in het kader van doctoraal werkcollege ”het verzet in Leiden”.

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken