Dirk Eijsbertse

Persoonsgegevens

VoornaamDirk (Dick)
InitialenD.
AchternaamEijsbertse
GeslachtMan
Leeftijd18
BeroepAntiquair
Geboren17 mei 1926 in 's Gravenhage.
Overleden11 juli 2014.

Reden arrestatieVerzetsactivitieiten
Gearresteerd in's Gravenhage
Gearresteerd op14 mei 1944

Oranjehotel

Datum in Oranjehotel18 mei 1944
Oranjehotel verlaten25 mei 1944
Cel(len)598 ?  |  Een cel adopteren? Bekijk de mogelijkheden
VervolgVrijlating (vermoedelijk op aandringen van de Duitse moeder van een vriendin).
BijzonderhedenDe datum van arrestatie is niet geheel zeker (14 mei 1944 volgens de familie, 18 mei volgens het NIOD).

 
Bron(nen):
Formulier ingevuld door familie.
NIOD

Ingezonden verhalen over Dirk Eijsbertse

Ingestuurd door Maria Odilia van Schaik op 08 januari 2024

Drie weken in het Oranjehotel


Vanaf 1933 waren de toen 11-jarige Jan van den Ende en de 7-jarige Dirk Eijsbertse, die beiden in
de Haagse Bezuidenhoutse buurt woonden, dikke vrienden. Dirk kwam in Mei 1944 als 18-jarige
in het Oranjehotel terecht door een samenloop van omstandigheden.


Mei 1940. Met oorverdovend lawaai vlogen Duitse vliegtuigen over het Haagse gebied. Er
sprongen parachutisten uit. Ook vielen er doden. Jan en Dirk haastten zich per fiets naar
Ypenburg. Ze zagen te midden van de ravage een Duitse soldaat op de grond liggen. Morsdood.
Naast hem lag een pistool. Dirk besloot het pistool mee te nemen en verstopte deze thuis in een
bakelieten radiokast die hij voor een paar dubbeltjes op de kop getikt had.


Vanaf 1943 tijdens de Duitse bezetting bestond het leven uit bombardementen en
gaarkeukens.Toen Dirk op een avond vergat zijn zolderraam te verduisteren, werd er hard op de
deur gebonsd. Eenheden van de Duitse Sicherheitsdienst stormden de trap op. “Was ist
das?”schreeuwden ze wijzend naar een landkaart waar op Dirk met speldenknoppen nederlagen
van de Duitsers in Rusland had aangegeven. “Ich markiere die siege der große Deutsche Armee”
zei Dirk. Gelukkig lieten ze bij vertrek de radiokast, waarin het pistool verborgen zat, onaangeroerd
staan.


Dirk besloot het pistool aan Jan, die in een verzetsgroep zat, in bewaring te geven. Jan vroeg aan
Dirk om hem te vergezellen bij gevaarlijke missies om pamfletten met verzetsliteratuur te
verspreiden. Zo’n jonge blonde jongen als Dirk zou weinig argwaan bij de Duitsers wekken. Op
weg naar het Zuiden - met hun rugzak vol met illegale pamfletten - werd het stel aangehouden
door een Duitse patrouille. “Wohin geht es”? vroegen ze de jongens. Dirk had goed Duits geleerd
op de HBS aan de Nieuwe Duinweg in Scheveningen (sinds begin 1942 gesloten door de
Duitsers) en antwoordde “Wir sind wanderbürschen. Wir lieben das wandern im freie natur.” Dirk
zag er zo onschuldig uit dat de Duitsers hen lachend doorlieten.


Dirk was verliefd op Suzanne, die een Duitse moeder had. Op 13 Mei 1944 zaten Dirk, Suzanne
en haar moeder op het balkon van hun huis dat niet ver van de Pander fabriek lag. Het schemerde
al. Er liepen twee jonge mannen. “Loopt daar niet jouw vriend Jan van den Ende?” vroeg
Suzanne. Dirk, die begreep dat Jan met een zekere bedoeling in de buurt van de Pander fabriek
liep, antwoordde: “Wel nee, je vergist je”. Jan had hen op het balkon gezien en - wetende dat
Suzanne’s moeder Duits was - vreesde door haar verraden te worden. Hij vond het plan om de
Pander fabriek op te blazen te gevaarlijk. De Pander fabriek, die ‘schneekufen/landingsgestellen
op skis’ fabriceerde voor de Duitsers voor hun offensief in Rusland, werd toch in brand gestoken
in de vroege uren van 14 Mei door een andere verzetsgroep uit Rijswijk.


Op 18 mei werd Dirk bij zijn huis aan de Schenkkade 231 opgewacht door de Sicherheitsdienst.
Hij werd in een donkerblauwe auto geduwd en naar het Oranjehotel gereden. Hij belandde in een
kleine cel, waar zich twee oudere mannen bevonden die op harde bedden boven elkaar lagen.
Dirk ging op een strozak op de grond liggen. Een van de mannen - een onderwijzer uit Friesland -
was zo over zijn toeren dat hij iedere twee minuten op de zinken WC emmer zat of er boven hing.
s’Morgens vroeg moest Dirk - als jongste van de drie gevangenen - de zware emmer met
uitwerpselen door de brede gang slepen naar de binnenplaats. Wee je gebeente als je midden in
de gang op de loper liep of morstte. Op de binnenplaats stonden Joodse gevangenen die de
emmers leeg moesten kieperen in een goot.


De volgende ochtend werd Dirk verhoord door de Sicherheitsdienst. Hij zag de bril en andere
persoonlijke eigendommen van Jan op tafel liggen. Dirk herkende het pistool en begreep dat Jan
ook gepakt was. Hij bekende dat hij Jan kende maar hield vol dat hij niets wist over de sabotage
bij de Panderfabriek.


Familie en vrienden beijverden zich voor zijn vrijlating. Omdat er niet genoeg bewijs tegen hem
was dat hij ook maar iets met de aanslag op de Pander fabriek te maken had, werd hij na drie
weken vrij gelaten. Een zus van zijn vader, die uniformen moest stomen voor de officieren die bij
het Oranjehotel werkte, heeft volgens Dirk ook een goed woordje voor haar neef gedaan.
Na zijn bevrijding besloot Dirk naar Groningen te gaan. Hij dook onder bij een boer in Warffum. Hij
vreesde dat hij Jan nooit meer terug zou zien. Maar na de bevrijding stond Jan - uitgemergeld -
ineens op de stoep bij Dirk aan de Schenkkade 231, een huis dat op wonderbaarlijke wijze het
bombardement van 3 Maart 1945 overleefd had. Jan’s ouderlijk huis was helaas totaal vernield.

Ingestuurd door Maria Odilia van Schaik op 22 april 2024

Three weeks in the Oranjehotel Jail.

In May 1944 a twist of fate led Dirk Eijsbertse to find himself in the Oranjehotel Jail.

In 1933, then seven-year-old Dirk Eijsbertse and eleven-year-old Jan van den Ende, forged a close friendship while living in Bezuidenhout, The Hague.

By May 1940, their beautiful neighboorhood was besieged by German planes, roaring overhead with thunderous noise. Paratroopers descenden from planes, some meeting their demise in the heat of action.

One day, spurred on by the chaos, friends Jan and Dirk quickly pedalled their bikes to Ypenburg airfield. Amidst the turmoil, they came across a lifeless German soldier sprawled on the ground, a pistol beside him. Seizing the opportunity, Dirk decided to bring the weapon home, concealing it within a bakelite radio cabinet, acquired for a few pennies.

From 1943 onwards, during the German occupation of the Netherlands, life was difficult, consisting of bombings and soup kitchens.

When one night Dirk forgot to darken his attic window, someone knocked on the door. A unit of the German Sicherheitsdienst swiftly ascended the stairs, demanding,”Was ist das”? (‘What is that?’) while pointing to a map adorned by Dirk with pins marking the German army’s losses in Russia. Thinking on his feet, Dirk responded: “Ich markiere die siege der großen Deutschen Armee” (‘I am marking the victories of the German army’). Fortunately, the Germans departed, leaving the radio cupboard housing the concealed pistol, untouched.

Following this close call, Dirk decided to entrust the pistol to Jan, who by then was actively involved in a resistance group.

Despite the risks, Jan repeatedly urged Dirk to join him on perilous missions, distributing leaflets containing resistance stories. The hope was that Dirk’s youth and fair hair would deter German suspicions during these covert operations.

One day, Dirk and Jan, each carrying a backpack filled with illegal leaflets, found themselves halted by a German patrol. “Wohin geht es?” (‘Where are you heading?’) the patrol demanded to know. Drawing upon his fluency in German, acquired at the Secondary School at De Nieuwe Duinweg (‘the New Dune street’) in Scheveningen, Dirk responded with confidence: “Wir sind wanderbürschen. Wir lieben das wandern im freie natur” (‘We are scouts and we love bushwalking’). Dirk’s innocent demeanour amused the Germans, and they allowed the duo to pass. This school, like many schools in the Netherlands, was closed by the Germans from 1942, causing students to finish their secondary schooling after liberation in 1945.

Meanwhile, Dirk was in love with Suzanne, whose mother happened to be German. On the 13th of May 1944, Dirk, Suzanne, and her mother sat on the balcony of their house, located not far from the Pander factory.

As dusk settled, several men walked past in the street below . “Isn’t that your friend Jan van den Ende?” Suzanne inquired. Dirk, aware that Jan was strolling towards the Pander factory with a specific intention - responded: “No, you are mistaken”.

Observing them on the balcony, Jan, aware of Suzanne’s German heritage, feared potential betrayal. Jan’s resistance group was planning to set fire to the Pander factory. This factory, which once made high quality timber furniture, now produced special landing gear on skis (‘schneekufen’) for the German offensive in Rusland. Jan decided against proceeding with it. The factory, however, met its fiery end a day later (on May 14), torched by a different resistance group from the small town of Rijswijk.

On May18, not far from his house at Schenkkade 231, the German Sicherheitsdienst lay in wait for Dirk. Unaware of the impending ambush, he approached his front door and the Germans pounced on him.

Pushing him into a dark blue car, they drove him to the Orange hotel jail. Locked up in a small cell, Dirk found himself with two older men stretched out on bunk beds, while he was relegated to a straw bag on the ground.

One of his cellmates, a teacher from Friesland, exhibited such anxiety that he alternated by sitting on a zinc waste bucket or hovering above it, every two minutes. In the early morning Dirk, being the youngest among them, had the grim task of dragging the heavy bucket, with its foul-smelling contents, across the wide hall to an outdoor courtyard. Beware if he dared to walk on the middle of the carpet runner or spilled something. In the courtyard Jewish prisoners had to empty the buckets in a drain.

The following morning, Dirk faced interrogation by the Sicherheitsdienst. Placed on the table in front of him were a pair of glasses and other possessions belonging to Jan. Recognising the pistol, Dirk immediately understood that Jan had also been apprehended. Though he admitted knowing Jan, Dirk managed to convince his interrogators that he was unaware of the sabotage at the Pander factory.

Family and friends rallied to secure Dirk’s release, and as there was insufficient evidence tying him to the Pander factory attack, he was eventually released after three weeks of confinement. Dirk’s aunt, who laundered uniforms for the officers at the jail, spoke in favour of her nephew. Suzanne’s mother, possibly at the insistence of her daughter, may have also advocated for his freedom.

Following his release from prison, Dirk made the decision to head north to the Dutch province of Groningen. Seeking refuge on a farm in the village of Warffum, he feared that he might never see Jan alive again. However, after liberation, Jan, emaciated, unexpectetly appeared on the ‘stoep’ at Dirk’s home on Schenkkade 231.

Miraculously, Dirk’s house survived the bombing of March 3, 1945, just two months before the liberation from the Germans on May 5,1945. Sadly, Jan’s parental home had been destroyed.

This account was written and translated by Dirk Eijsbertse’s widow, Maria Odilia (Marijke) Eijsbertse - van Schaik, based on his notes, for Dirk’s three daughters, grandchildren and great-grandchildren in Australia.

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Account / aanmelden

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Account / aanmelden

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Account / aanmelden

Een andere gevangene zoeken